Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het revier (1978)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het revier
Afbeelding van Het revierToon afbeelding van titelpagina van Het revier

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.48 MB)

ebook (2.95 MB)

XML (0.14 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

non-fictie/autobiografie-memoires


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het revier

(1978)–Taecke J. Botke–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 19]
[p. 19]

De diamantaire

Er gingen meer gevangenen in een goederenwagen dan een van hen ooit voor mogelijk had gehouden. Van liggen was geen sprake; zelfs het hurken ging bezwaarlijk. Een onvrijwillig tegen elkaar leunen was de enige houding die ons overbleef. Het eerste uur is het nog mogelijk zich daarin te schikken. Dan revolteren lichaamsdelen; een been houdt de stand niet meer vol, een voet wordt pijnlijk. Je probeert onopvallend de houding te wijzigen, maar elke poging loopt uit op verstoring van een gedwongen orde.

Het wordt warm in de wagon waarvan de deuren gegrendeld zijn. Het landschap waar we doorheen rijden is niet te zien. Soms staat de trein een tijdlang stil op een station. Er wordt Duits gesproken; kennelijk ligt Nederland nu achter ons.

Geen der gevangenen ziet de toekomst somber in; alleen het ogenblik is onverdraaglijk. Wie had het ooit voor mogelijk gehouden, vooraanstaanden, hoogmogenden, intellectuelen en politici op deze wijze te vervoeren? Hier kon niets anders dan een administratieve vergissing in het spel zijn. Ook de Duitsers zouden, mits geïnformeerd, doordrongen raken van het gewicht en de betekenis dezer gevangenen. Het Internationale Rode Kruis zou stappen ondernemen en weldra zou een einde bereid zijn aan deze tragische vergissing.

[pagina 20]
[p. 20]

Het denken der weldenkenden was nog niet geënt op werkelijkheid. Het bleef omheind door de zachte vooroordelen van het humanistisch geloof. Maar hoe betrekkelijk de menselijkheid der mensen is, hoe weinig er voor nodig is om hen gelijk de beesten te maken, leerde deze reis. Ziekgewordenen begonnen hun rechten te eisen; van de gezonden was er niemand die eraan dacht hen deze rechten in te ruimen. Daar was geen plaats voor: niet in de wagon, niet in de gedachten. De stank van zweet, urine en faecaliën vulde de ruimte. De kledingstukken kleefden aan de lichamen met eigen afvalstoffen. Politicus en intellectueel boetten hun laatste waardigheid in. Ze werden - zonder eigen toedoen - gelijk de varkens. Geen humor redde meer de situaties; geen angst zelfs kroop omhoog. Voor angst is verbeelding nodig, verplaatsing in een toekomst. Maar het moment was zo vernederend, zo zwaar ook dat geen man er aan ontkomen kon. Het trok hem mee omlaag in de werkelijkheid van stront en zweet, van pijn en moeheid.

 

Toen de trein tenslotte tot staan kwam - naar later bleek niet ver van Berlijn - en de deuren opengingen, werden we opgewacht door een haag van ss'ers; elk van hen had een bloedhond aan de lijn. Je schrijft nu zo'n woord onnadenkend neer: bloedhond. Bijna vergetend welke diersoort dat woord aanduidt. Een hoge zwarte hond wiens wezen herleid schijnt tot maar één functie: verscheuren. Met moeite houden de ss'ers de lijn strak. De honden springen op, bezield door één verlangen: het haveloze, stinkende transport van mannen, dat de goederenwagons verlaat, aan te vallen. Er de tanden in te zetten, het te verscheuren, aan repen. Voor de meesten is de aanblik dezer dieren voldoende om met inspanning der laatste krachten door te lopen. Maar er zijn er die dat niet meer opbrengen; even strompelend zakken ze in elkaar en blijven liggen. Een magistraat, vervuild en ontzind,

[pagina 21]
[p. 21]

heeft even weinig waardigheid meer als een anoniem kadaver. Hij is - letterlijk - voor de honden gegooid. Al komen die er hier niet aan te pas. Een schop van een ss'er voldoet. Of om hem tot weer opstaan aan te manen. Of ter vaststelling van een onbeweeglijkheid. Dan klinkt het: ‘Abtransportieren!’.

Niets dringt nog door tot de politici, de intellectuelen en de hoogmogenden. Strompelend, begeleid door de honden, treedt het transport aan voor de gang naar het kamp. Zich afvragend, waarom? Waarom deze ss, waarom die bloedhonden? Voor hen? Dit moet een vergissing zijn. Wensdromen blijven inzicht in de weg staan; uit zelfbehoud geloven wij in de vergissing.

De entree tot het kamp is vooralsnog gebarricadeerd. Wat er precies aan de hand is, valt moeilijk vast te stellen. Voorlopig is het een papieren kwestie. Die van het kamp willen weten wat dit transport behelst, waar het ondergebracht dient, in welke categorie het behoort. Tenslotte worden we naar een afgesloten ruimte verwezen, een soort ontvangzaal. Een kale barak met houten wanden en een door balken geschraagd dak. Een paar vensters van waaruit geen uitzicht mogelijk is. Het transport is binnen. Merkwaardig hoe verfomfaaide kleding, een bezweet besmeurd en afgemat gelaat en een ongeschoren baard volstaan om van individuen met zelfrespect anonieme misdadigers te maken. Geen mof moet het moeilijk vallen, ten aanzien van zo'n kudde een meerderwaardigheidsbesef op te brengen. Waarschijnlijk is dat tevens de bedoeling van die wijze van transporteren.

 

Eén figuur zorgde voor het tegen-accent in deze trieste ondergang van Neerlands beter-gevoeden. In het midden van de barak troonde op een ietwat uitbundig gesmede, in de ‘belle époque’ ontworpen, tuinstoel een heer. Hij was gekleed in een zeer licht, voor zomers dragen bestemd, kostuum, en droeg een uit zeer fijn

[pagina 22]
[p. 22]

stro gevlochten hoed op het grijze, verzorgde haar. Hij bezat een eveneens in delicaat grijs uitgevoerde snor en een blik, die het midden hield tussen verwondering en verachting gleed over de binnengekomen menigte.

Hij maakte ons, in het wat corpulente Frans dat Belgen spreken, duidelijk dat zijn aanwezigheid hier op een vergissing berustte. Zulke woorden vonden meteen toegang tot ons hart. Allicht, dit was dus de barak der vergissingen. En wij geloofden woord voor woord in wat de grijze heer - een joods diamantair - ons vertelde. Politici en notabelen beaamden: ook al was dit dan een vergissing, men was te ver gegaan. Zonder twijfel was het Rode Kruis al aan het werk - vandaar de verwijzing naar deze vergissingenbarak - maar daarbij kon het niet blijven. Genoegdoening zou moeten volgen. De bloem der natie was meedogenloos geschonden. Nog wel niet vertrapt, maar het scheelde weinig. Alle normen waren overtreden. Het was de hoogste tijd dat de, overigens nu wel gereed staande, trein uit Genève allen weer naar huis en haard, naar vrouw en vaderland zou brengen.

Het kwam anders.

Commando's klonken. De gevangenen werden op een hoop gedreven en daarna binnengeloodst in ‘Waschräume’. De reiniging werd gevolgd door een door Kapo's verrichte ontharing. Niet alleen het hoofdhaar; de begroeiing van oksels verdween, de schaamharen werden verwijderd. Daarna zette een merkwaardig onderzoek in. Mond en anus werden geïnspecteerd: of zich daarin wellicht kostbaarheden verborgen hielden.

Nu is het laatste waar men bij de aanblik van een aantal Hollandse mannen aan denkt: kostbaarheden. Omhoog gekomen langs de steile sporten van een rechtzinnige ladder, heeft de man in Holland geen aandacht voor het sieraad. Hij draagt een trouwring, doch meer tot staving van zijn eerbaarheid dan als sieraad. Een dasspeld ware al te veel, en ringen worden - zeker

[pagina 23]
[p. 23]

boven de Moerdijk - beschouwd als vulgaire tekenen van welstand en lichtzinnigheid.

De Belgische diamantair onderscheidde zich weldadig van die Hollandse scrupules. De ring aan zijn doorvoede vingers wilde een ring zijn: een manifestatie van fonkelende welvaart. De Kapo's gristen de goede man zijn ring van de vinger met de anonieme hebzucht die het collectieve plebs kenmerkt. Daarna geboden zij hem voorover te huigen, zodat zijn kolossale bilpartij zich als een bleke massa omhoog welfde. In deze rollade ving toen het gouddelven aan.

Er was iets in de blik der Hollandse heren dat kon worden uitgelegd als: ‘zo komt hoogmoed voor de val’ of hoe de vaderlandse spreekwoorden die deze instelling betreffen mogen luiden. De goede Belg scheen verpletterd door wat hem wedervoer. Misschien drong stilaan de werkelijkheid door: geen vergissing. Deel van een opzet die - eenmaal aangevangen - uitloopt op de moord die ‘Endlösung’ heet.

Wij verloren hem uit het oog, toen we eindelijk de ‘reine Seite’ bereikten; onthaard en ontzind traden we naar buiten. Ook voor ons waren met de haren de illusies verdwenen. Wij waren hier: op onze plaats. En zouden er voorlopig blijven.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken