Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het revier (1978)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het revier
Afbeelding van Het revierToon afbeelding van titelpagina van Het revier

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.48 MB)

ebook (2.95 MB)

XML (0.14 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

non-fictie/autobiografie-memoires


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het revier

(1978)–Taecke J. Botke–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 38]
[p. 38]

Naar het Mutterlager

De ‘Sturmmann’, een voormalige kantoorbediende, die de bedrijvigheid in de verschillende kamphospitaaltjes coördineerde had zichzelf onmisbaar en onvervangbaar gemaakt. Dit behoedde hem voor het Oostfront, een uitkomst die hem zeer verheugde. Elke maand verscheen hij om de stand van zaken op te nemen. Hij informeerde dan naar wat er ontbrak aan medicamenten en instrumenten. Dit bleef een louter formele informatie, want wat er ook ontbrak, het werd nooit aangevuld. Maar naar het scheen drongen de rapporten toch door naar het ‘Mutterlager’. De rapporten, en de ‘Schwerkranken’...

 

Die ‘Schwerkranken’ bestonden goeddeels uit tuberculoselijders in het eindstadium. Elke maand nam de ‘Sturmmann’ er een aantal van mee naar het ‘Mutterlager’; daar zouden ze een passender en zorgvuldiger behandeling vinden. Geen van ons geloofde daarin; maar niemand durfde eraan te denken wat die ‘passender’ behandeling betekenen zou.

De vorige maand was de ‘Sturmmann’ niet op komen dagen; zijn werkzaamheden hadden een te ruime omvang aangenomen. Dientengevolge was het quantum ‘Schwerkranken’ buitensporig aangegroeid. Ze waren bovendien in een dusdanig verzwakte en ellendige toestand dat overbrenging onmogelijk leek. De

[pagina 39]
[p. 39]

‘Sturmmann’ kwam zelf ook tot die ontdekking. Zich beroepende op zijn orders, gaf hij nochtans bevel tot transport. Nu waren er, uiteraard, voor halfdode ‘Häftlinge’ geen ambulances ter beschikking. Ze werden met de trein naar Stettin gebracht, stapten daar over en moesten dan verder lopen naar het kamp Ravensbrück.

 

Het transport was op de volgende ochtend bepaald. De ‘Sturmmann’ had zijn orders gegeven; de ‘Lagerälteste’ droeg de verantwoordelijkheid voor de uitvoering ervan. Onder de zwaarzieken was een Rijksduitser; voor deze patiënt mocht een draagbaar getimmerd worden. De anderen, de Russen en de Polen, moesten maar zien het station te voet te bereiken.

Elke zieke die in het revier werd opgenomen moest zijn kleren - de zebrajas en -broek, zijn schoenen, pet en sokken - inleveren. Hij kreeg daarvoor in ruil een nachthemd. Zijn lorren werden gebundeld en met het gevangenisnummer erop weggeborgen in de ‘Schreibstube’. Voor de op transport te stellen ‘Schwerkranke’ gingen we de klerenbundels halen. Maar al bij de eerste, die we deze kleren trachtten aan te trekken, ontdekten we de hopeloosheid van ons pogen. De broek zakte meteen omlaag; er was geen houvast meer op de tot op het bot vermagerde heupen. De muts viel meteen over de ogen en de tot skelet vermagerde voeten raakten schier verloren in de veel en veel te groot geworden schoenen. Aangekleed hadden de mannen meer weg van macabere vogelverschrikkers dan van mensen. Jammerlijker aanblik, dan deze uitgemergelde Russen boden, had geen van ons ooit ervaren. De gele huid spande zich om kantige knoken, koortsachtig gloeiende ogen lagen diep in de zwarte kassen. De gekerfde halzen rekten omhoog uit de vale zebra-kraag. Uit de handen was het leven al geweken, wat zij beroerden scheen al aangeraakt door de dood. 's Avonds probeerden we de lorren enigszins op

[pagina 40]
[p. 40]

maat te knippen en vast te naaien. Van touw maakten we bretels, in de hoop dat de broeken op die wijze zouden blijven hangen. 's Ochtends om vier uur waren we in de weer om het vervoer voor te bereiden. De zieken zelf waren te zwak om enige aandacht voor het komende gebeuren op te brengen, wat hun te wachten stond ging geheel aan hen voorbij. Gewillig lieten ze ons begaan toen we probeerden, hen in hun vroegere kledingstukken te helpen. Met touwen werden die tenslotte aaneengebonden, en toen alles min of meer scheen te houden, wachtten we op het appel.

 

Toen dat kwam, kon alleen een gezamenlijk zwoegen de tien halfdoden op een rij krijgen. Als er één min of meer overeind stond, viel de ander weer om. De ‘Lagerälteste’ liet nog een paar mannen komen; ieder van ons stelde zich achter een zieke op en hield deze, hem onder de oksels vasthoudend, staande. Toen de commandant verscheen stond tenminste de hele troep in de houding. Alleen de Duitser werd op een draagbaar vervoerd. Van zwaar hout hadden we die in elkaar moeten timmeren, met het gevolg dat twee man niet dan met moeite het ding konden dragen. Eén moest er steeds afgewisseld worden. Zodoende waren er drie man bij het transport van die Rijksmof betrokken, elk van ons kreeg twee doodzieken voor zijn rekening. Eer de stoet zich in beweging zette werd het dagrantsoen verstrekt: een stuk brood met kwark. De kwark rolde er bij de zieken meteen af, de sneeuw in, en allicht onvindbaar. Toch kropen er nog een paar huilend in de sneeuw rond om hun ‘Käse’ te zoeken.

Aan elke arm had ik een Rus; het lopen was meer een dragen dan een uit eigen beweging voortgaan. Na een paar passen trouwens vielen ze al uitgeput neer. We probeerden ze verder over de sneeuw te slepen. Maar door deze manoeuvre raakten riemen en touwen los, zodat de een zijn broek verloor, de ander zijn schoe-

[pagina 41]
[p. 41]

nen, muts of hemd. Na enige tijd sleepten we goeddeels ontklede, ontvleesde lichamen door de sneeuw. Het enige dat zij tot op het laatste ogenblik in hun dorre vingers vastklemden was het brood.

Begeleid door tierende s s'ers sleepte de trieste stoet zich langzaam voort in de richting van het station. In de straat waar wij doorkwamen ging een raam open. Een vrouw keek naar buiten, zag de voortgesleepte lijken en begon te gillen. De s s'ers, bang voor een rel, begonnen te schelden en losten enkele schoten. Het raam sloeg dicht. ‘Wir haben es nicht gewusst’...

 

Zo kwamen we bij het station aan. De trein stond al klaar; enkele wagons bleken gereserveerd voor ziekenvervoer. Aan alle andere reizigers was bevel gegeven in hun compartimenten te blijven. Wie uit het raam keek kon een kogel verwachten.

Een voor een, als waren het zakken brandhout, zetten wij de geraamten naast elkaar. Wie er al dood was en wie nog leefde, viel niet meer uit te maken. Of het dode of nog levende handen waren die de homp brood omklemden?

De deuren sloegen dicht. De trein zette zich in beweging.

 

Later, toen de ‘Sturmmann’ een keer aan het praten sloeg, hoorden we het vervolg van dit transport. In Stettin al bleken er drie overleden. Zonder de hulp der andere gevangenen stonden de ss'ers hulpeloos. Die wisten niet, wat aan te vangen met de krachteloze geraamten. De stationschef werd erbij gehaald. Met het reglement in de hand toonde die aan dat het strikt verboden was lijken te vervoeren met een personentrein. Dientengevolge moest het sterven der drie geloochend worden. De dood werd ontkend, als zieken werden de kadavers naar de andere trein overgebracht.

Twee ss'ers namen een lijk tussen hen in, spraken het toe als

[pagina 42]
[p. 42]

betrof het een zieke, en sleepten het zo verder. Dit schouwspel echter van halfnaakte geraamten met vooroverhangende hoofden en over de grond slepende benen maakte op het publiek in het station zo'n gruwelijke indruk dat dit - op die koude morgen in Stettin - zelfs een dreigende houding tegen de ss'ers begon aan te nemen.

Verontwaardigd en verontrust drongen de reizigers op. De ss'ers bleef niets anders over dan het lijk te laten vallen en de wijk te nemen naar de stationschef. Die liet ‘Polizei’ en ‘Bahnwache’ aanrukken en het station schoonvegen. Doden en halfdoden konden toen ingezameld worden. Om hun tocht te beginnen naar het ‘Mutterlager’, naar de vernietiging.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken