Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het beloofde land (1903)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het beloofde land
Afbeelding van Het beloofde landToon afbeelding van titelpagina van Het beloofde land

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.99 MB)

ebook (2.99 MB)

XML (0.31 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het beloofde land

(1903)–Ina Boudier-Bakker–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige
[pagina 345]
[p. 345]

XXV.

Eli lag nu in zware rust; hij wist de weldadige warmte van een vuur om zich - en Adams zorg - en voor 't oogenblik niets meer.

Langzamerhand verwonderde hij zich over iets - hoe kwam Adam bij hem...?

‘Hoe wist je...?’ vroeg hij zwak.

Adam legde zijn hand op Eli's hand.

‘Ik wist het - 't werd me gezegd, Eli... ik zat hier in 't vuur te kijken, en dacht aan je - en opeens zag ik den weg, ik zag den wagen en 't paard stilstaan in de sneeuw en jou erin liggen...

‘Toen ging ik aan de deur, en wou uitzien - maar ik kon niks zien door de sneeuw - en ik wist dat je 'r zijn moest - want

[pagina 346]
[p. 346]

't was me gezegd - en toen liep ik den kant naar Boge en vond je... je was vlak bij...’

Eli luisterde zwak; er was nòg iets, dat hem verwonderde.

‘Je droeg me,’ zei hij met een glimlach.

‘Ik droeg je - ik droèg je - ik weet niet hoe - ik weèt de dingen niet meer - 't gebeurt...’

‘Ja - en alles is in orde, Adam, - ik heb - en nou zal - en...’

Hij werd bewusteloos - een langen tijd lag hij, en mompelde onverstaanbare woorden...

Eéns deed hij zijn oogen wijd open.

‘Hester,’ zei hij... 't Volgend oogenblik ijlde hij weer.

Adam zat bij hem, en legde versche sneeuw op zijn hoofd... en onderwijl dacht hij aan Hester, en zag uit, of er niemand langs kwam, om 't haar te gaan zeggen.

Niemand kwam - de uren gingen.

Eli ijlde niet meer, hij lag stil.

Het sneeuwde ook niet meer; helder en wit lagen de velden.

[pagina 347]
[p. 347]

Toen kwam van verre iemand aan; het was een herdersjongen.

Adam riep hem.

‘Loop hard naar Hester Ross, Jozef, en zeg haar, dat Eli Bag hier is - hij is ziek.’

De jongen zette het op een draf.

En Adam zat weer naast Eli - en wachtte.

Soms kwam Eli even tot bewustzijn; in een van die oogenblikken zei Adam:

‘Ik heb om Hester gestuurd.’

Eli knikte; de dolle koorts sloopte hem snel.

In zijn heldere oogenblikken was hij zich bewust, dat hij op iets wachtte... iets goeds - en hij ging weer over de wijde velden, in den koelen, blauwen herfstdag... Dan weer zag hij Adam zitten, klein, grauw.

Hij dacht éven, dat dit nòg eens zoo geweest was...

En wàt moest er komen - waar wachtte hij op..?

Hij gleed weer weg.

 

Lang - héél lang.

Tot hij ééns zich bewust was, dat er iets

[pagina 348]
[p. 348]

bij hem was - iets liefs - goeds - waarvan hij de aanwezigheid voelde, zonder 't besef te hebben om op te zien...

Een stem, die fluisterde, - een hand op zijn machtelooze hand.

Het was er al làng...

Hij was weg, kwam weer bij - maar altijd blééf dat.

Eens was 't een stem, luider, dringender!

‘Lieveling - Eli...’

Hij zàg...

Dàt was het - Hèster!

Er brandde een lamp achter hem; 't was schemerachtig, gedempt licht - 't moest avond zijn.

‘Hester,’ fluisterde hij.

Zij schoof haar arm onder hem, en kuste hem.

Hij glimlachte.

‘Zie je wel - 't is goed dat 'k gegaan ben, - nou zou 'k te ziek zijn...’

Ze snikte het uit, en klemde hem aan zich in haar sterke jonge armen, en kuste zijn gelaat, haar nooit zoo dierbaar als nu in zijn hulpeloosheid, - en ze herhaalde in zichzelf wanhopig weer hetzelfde:

[pagina 349]
[p. 349]

‘Ik kàn 'm niet missen - ik kàn niet...’

Hij lag haar verwonderd aan te zien; ‘ze hoefde niet om hem te huilen, hij was nu niet ongelukkig meer...’

‘Ik hèb 't geld - 't is alles in orde...’ Haar hoofd lag naast 't zijne; hij voelde haar tranen langs zijn wang.

Hij begreep 't niet - hij wilde wel een grap zeggen, om haar gerust te stellen - maar hij wist niets...

En hij gleed weer weg.

Hester en Adam wachtten samen.

Eéns hief de oude man 't hoofd op; in zijn vreemd, stil gezicht zagen strak de oogen.

‘Het beste voor Eli - gaat nu gebeuren, Hester.’

Hester sprong op; bevend, haar handen op haar borst gedrukt, zag zij van Eli naar Adam.

‘Adam!’ hijgde ze; haar gezicht was wit en verwrongen.

Adam Feke zag haar aan; een wonderlijke rust scheen over hem gekomen.

‘Weet je, wat hij eens zei - van 't beloofde land, toen hij hier kwam? - dit is 't voor

[pagina 350]
[p. 350]

hèm - dit, 't éénige - voor hèm....’

Maar zijn stem brak, zijn oogen werden dof; het gezicht in zijn handen verborgen, weende hij stil over Eli Bag.

Iemand kwam binnen, en vulde het vertrek met frissche sneeuwlucht.

't Was Maarten.

Maar Hester zag hem niet.

Met strakke, wijde oogen zat ze gebogen over Eli.

En kon zèlfs niet weenen.

Tot middernacht zaten zij drieën en wachtten.

Toen kwam Eli tot bewustzijn.

Met iets van den ouden stralenden glans in zijn oogen, zag hij Hester aan.

‘Heerlijk, dat je hier bent - ik heb me zoo gehaast om thuis te komen, - ik heb aan Fels gedacht - jij...’

Zij zag hem veranderen; plotseling zag ze wreed-helder: het beste, dat gebeuren ging.

Adam zat onbewegelijk; zijn gezicht was gespannen, alsof hij aandachtig naar iets luisterde.

Toen kwam in Hester een begrip, van wat ze nu doen moèst.

[pagina 351]
[p. 351]

Eli lag te wachten, - hij verlangde van haar woorden van hoop, van blijde verwachting, - alles waarvan zij wist, dat het nooit komen zou.

En in haar wanhoop kòn zij het zeggen:

‘Ik heb er ook zooveel aan gedacht, toen je weg was, - nu gebeurt 't, Eli! nu zijn we zonder zorgen, - ik verlang er zoo naar om daar samen te zijn...’

Ze brak af.

Hij zag haar aan - en glimlachte, een helderen glimlach, als van een kind.

Zwak, ontoerekenbaar als een kind was hij door 't leven gegaan, - en onwetend was over hem gebeurd het Wonder: voor ééns en altijd te hebben gewonnen het Hoogste, het Reinste - dat nooit kon vergaan - een absolute liefde.

En hij glimlachte...

De wijde, wijde velden - en het blauwe, rustige licht...

Hij lichtte zijn stervende handen op - en trok haar gelaat neer op 't zijne.

En ging zoo heen.


Vorige

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken