Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het spiegeltje (1921)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het spiegeltje
Afbeelding van Het spiegeltjeToon afbeelding van titelpagina van Het spiegeltje

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.40 MB)

Scans (12.51 MB)

XML (0.59 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het spiegeltje

(1921)–Ina Boudier-Bakker–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

Hoofdstuk VII

ZONNIG EN HELDER STOND ER DE MORGEN in het Martinsen-huis na al de stormen van den Zaterdag. Marianne, nooit heel matineus, kwam pas tegen de koffie; ze vond Gerard spelend met de jongens - Fré die dol op hem was, hangend aan zijn arm. Toen hij Marianne zag, maakte hij met een sprong zich vrij uit het kluwen kinderen, kwam haar snel tegemoet.

Marianne zag wat bleek; terwijl zij kalm vriendelijk praatte met Gerard, overschouwden haar oogen snel het tooneel: alles gewoon - Lies zonder een wolkje weer, Con rondloopend met Jan of geen onheil zijn Zondag bedreigd had - Koen blij, die straf niet te hoeven handhaven.... het was dwaas je ooit iets van anderen aan te trekken - zelf waren ze 't vergeten, terwijl je nog tobde erover... Hè, eigenlijk vervelend, om den heelen dag met de kinderen te moeten optrekken - ze wou nu vanmiddag eens alleen met

[pagina 64]
[p. 64]

Gerard gaan wandelen, niet altijd die familie-vreugd erbij!

Aan de koffie helderde haar stemming op. Gerard naast haar praatte geanimeerd en los vroolijk - eenmaal zag ze Koens oogen gaan van haar naar Gerard - waarom hadden ze hen tweeën zoo naast elkaar gezet, of 't niet anders kòn, dacht ze onmiddellijk geprikkeld; màar haar wrevel vervloeide en ze kon weer denken met die haarzelf verwonderende dankbaarheid, hoe Gerards zorg en aandacht haar toch lief waren, en zij ze nemen kon als iets dat haar nu voortaan toebehooren ging... En zij knikte tegen Con, die blij terugknikte, zich veilig geborgen wetend als in geen dagen; hij merkte wel, vader keek met opzet zijn kant niet uit, toen hij geen ham kreeg op zijn boterham. Gek, net toen alles zoo vreeselijk naar leek, was het ineens allemaal goed gekomen. Alleen - heel jammer dat Jan morgen weg ging vond hij het niet meer...

 

Marianne en Gerard waren langzaam het strand afgeloopen - nu zaten zij tegen het duin aan, dat hier eenzaam en stil van menschen was. En hij ging voort te praten, dat hij maar eerst nog een poos assistent bleef, nog niet dadelijk zich wilde vestigen - tenzij er zich iets goeds mocht voordoen op een mooi dorp... hij bleef ook liever nù nog een poos in Amsterdam...

Zij zat stil te staren in de zilte zeelucht - ze wist wat hij nu verder zeggen ging, en ze voelde zich niet blozen, haar hart niet sneller kloppen - niet méér dan bij Schüler - of dien ander... en toch wist zij, dat zij dit gewild, het gedréven had.

‘Ik weet wel,’ begon hij eindelijk weer, haperend en minder zeker nu zij zoo stil bleef - en hij dacht met een pijn van niet begrijpen aan den vorigen avond, toen zij zoo warm was geweest, hij in haar oogen eindelijk had meenen te zien, wat hem thans weer plotseling even onbereikbaar leek als weken te voren... Gisteravond was zij een meisje geweest, belangstellend en levend in dingen die hij meevoelen kon - nu was zij weer Marianne Roske, die zoo ver buiten hun aller levenskring stond, ook al schéén zij zich voor een poos te voegen...

‘Ik weet wel,’ begon hij weer, ‘wat ik je ga vragen is misschien nog onverwacht voor je - ik begrijp ook wel wat een verandering, wat een omkeer 't in je leven geven moet - maar ik heb ook geen leven meer als ik 't je niet eindelijk gezegd heb. Ik hou al zoo lang van je - ik kan die onzekerheid niet meer verdragen...’

[pagina 65]
[p. 65]

Nog altijd zei ze niets; ze was iets bleeker geworden. - In een geprikkeldheid hoorde ze na zijn woorden: ‘...wat een omkeer 't in je leven geven moet...’ Moét? - hij dacht zich geen oogenblik de mogelijkheid, dat zij zou willen blijven zingen... Verlangde ze dat dan? Neen - misschien - maar hij had 't moeten begrijpen - de fijnheid om het te zèggen tenminste... Haar heele leven van de laatste jaren trok aan haar geest voorbij - jaren van schittering, succes... Alleen die laatste slappe tijd vol onbevredigdheid... Ach, hoe kon ze zoo onredelijk zijn - die immers had haar gedreven - ze wìlde toch... ze wìlde toch ruilen dat alles tegen het andere. Ze wist, vroeger had ze vast gedacht: voor een vrouw die werkelijk iets beteekende als kunstenares bestond het spooksel oud-worden niet. In den laatsten tijd had ze die beveiliging niet meer gevoeld - al wàs ze heel jong voor haar acht-en-twintig jaren. Toch, nu 't voor haar stond... aarzelde ze... en ze voelde die aarzeling zelf als een wanhoop - ze voelde zich ontzinken wat zij gisteravond stellig en rustig-veilig had meenen te weten. Ze had in zijn armen kunnen vallen en smeeken: ‘maak dat ik je weer liefheb - want wat moet ik nu -’

Ze wendde haar gezicht naar hem toe, zag hem voor 't eerst vol aan.

‘O Gerard,’ zei ze, en haar stem brak - ‘ik weet wel, ik heb 't gewild - werkelijk - en nu...’

Hij was bleek geworden.

‘En nu?’ vroeg hij gesmoord, en greep haar hand.

Ze snikte haast in een wanhoop om zichzelf en hem.

‘Ik weet niet - laàt me nog - laat ik het nog rustig heelemaal indenken - morgen - morgen zal ik je zeggen...’

Hij had geen moed meer voor een weerwoord, zoo diep sneed de teleurstelling in hem om zijn illusie, waaraan toch te halsstarriger zich zijn hoop klampte.

‘Kom,’ zei ze opstaand.

Langzaam, zwijgend liepen ze terug, naar boven. Ze dachten beiden aan den vorigen avond.

......................

‘Blijf je heusch niet eten?’ vroeg Lize, toen Gerard afscheid kwam nemen.

‘Neen, ik kan werkelijk niet.’ Hij deed zelfs geen moeite om zijn ellendige stemming te verbergen.

‘Heb je hem bedankt?’ vroeg Lize scherp, toen hij weg was.

‘Neen,’ zei Marianne even kort.

[pagina 66]
[p. 66]

Ze had 't uit kunnen snikken van radeloosheid en verzet: omdat zij allen het de natuurlijkste zaak van de wereld vonden dat zij Gerard nam...

Maar aan tafel, schertste en lachte ze opgewonden met de kinderen, met Rick, die flirtte op zijn behaagzieke manier als een meisje... Hij sloeg een gloeienden toast op Marianne vol dwaze grappen, met fijn woordenspel tevens haar eerend. Koen, vroolijk, meegesleept door Rick's handige welbespraaktheid, hief zijn glas, hartelijk - de kinderen zaten te luisteren, vonden 't een prachtige middag. En Marianne lachte, làchte met brandende wangen tot de tranen in haar oogen stonden.

‘Ik word negen-en-twintig,’ dacht zij.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken