Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het spiegeltje (1921)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het spiegeltje
Afbeelding van Het spiegeltjeToon afbeelding van titelpagina van Het spiegeltje

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.40 MB)

Scans (12.51 MB)

XML (0.59 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het spiegeltje

(1921)–Ina Boudier-Bakker–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

Hoofdstuk VIII

NAAR GEWOONTE BRACHT DE HEELE FAMILIE Maandag het logétje naar de tram. Con had niet, als bij het komen, verlangd met Jan alleen te zijn. Hij voelde ook onbewust wat hij nog niet begréép toen hij Jan nakeek, die terwijl de tram wegreed, nog verlegen met den hoed stond te zwaaien. Dit zoo vurig verlangd dagenlang samen zijn had de verhouding met Jan volslagen uitgeput. Het verlangen eens alles àf te spelen, waar zij anders altijd in bleven steken, was bevredigd. 't Had geen nieuw verlangen gewekt, slechts leegten gelaten. Het was een harde ondervinding voor zijn trouwe ziel, die er iets schandelijks in vond een vriend te laten schieten. En toen Lize hem aanzag, zooals hij met een doodernstig gezicht plichtmatig stond te wuiven, tot de tram om de bocht verdwenen was, - dan met een uitdrukking, half ontgoocheling half verlichting zich omkeerde en zwijgend naast haar voortliep, begreep ze dat hij een groote teleurstelling verbeet.

Ze trok zijn arm door den hare, en terwijl ze zoo samen voortliepen de dorpsstraat door, dacht ze:

‘Hij moet meteen een pretje hebben.’

Ze keerde zich om naar de drie anderen:

‘Zeg jongens, een heel eind hollen langs 't strand? dan tracteer ik jullie terug bij Andrejewitch.’

't Gaf een krijgsgegil - in een lange rij renden zij naar beneden - baggerden tegen den fellen noodwester in door 't mulle vloedzand. Tot op een ‘keert!’ van Lize, ze omzwaaiden, met den wind in hun rug terugvlogen...

[pagina 67]
[p. 67]

Daar boven bij Andrejewitch was het een inval van frissche gezichten, gejoel en gelach.

‘IJs en taartjes,’ bestelde Lize zorgeloos, en ze lachte baldadig om haar eigen verkwisting. Ze zat er, de kinderen om haar heen, met groote stralende oogen, verlost van alle zorg: Koens boosheid over, Con gered, en dat nare jongetje weg - en voor Kootje zouden ze frambozenkoekjes meenemen, dat vond hij zoo zalig.

Con ook genoot. Het was niet jammer, dat Jan weg was - wel goed eigenlijk - en ze waren allemaal zoo aardig tegen hem... en hij lachte mee met de anderen om moeders grappen... om haar toomlooze dwaasheid... Ze waren dòl op haar - die moeder toch!

‘Een fijne middag!’ verzuchtte Fré.

‘Nòu!’ kwam zelfs Niek met een soort enthousiasme.

 

Wilde zij - wilde zij niet - Marianne wist het niet; het was alsof iets haar terugtrok met ijzeren hand. Dien heelen dag bleef zij thuis.., tobde... Dan, het denken moe, zat zij voor de piano, zong... een paar gedempte tonen - liet weer los. Ze wilde, wilde hem niet missen - en toch kon zij niet besluiten.

Na het eten eindelijk, ging zij naar de Martinsen. Ze vond er alleen Koen met de kinderen, klaar om naar het strand te gaan. Lize was naar Haarlem.

‘Ga je mee met ons?’ vroeg hij.

Ze knikte; na den langen eenzaam doorgetobden dag was het haar een verlossing met hen allen te zijn.

De kinderen in 't begin zwermden om haar heen. Maar een loomheid was in haar leden en ongemerkt liepen al gauw Koen en zij samen achteraan.

De zee was kalm, de lucht hoog boven hun hoofden. Zij liepen tusschen de stoelen door, waar nu vele badgasten zaten in den zeldzaam warmen avond.

‘Kijk, daar gaat Marianne Roske,’ zei iemand.

Zij ving het op, dacht of Koen het zou gehoord hebben. Dan ergerde hij zich, dat wist ze, hij hield niet van vrouwen die aan den weg timmerden. Maar tegelijk, door die evengeprikkeldheid heen, wist zij zich in een voldoening daar naast hem gaan, rank en frisch....

Fré stond met heftige gebaren hen te wenken, naar een kwal, een bizonder mooie, diep paars, geheel ongeschonden.

‘Kan je 't opeten?’ vroeg Jeannetje, en ze verborg verlegen haar gezichtje tegen Koens mouw toen ze allemaal

[pagina 68]
[p. 68]

oplachten. Hij hield haar bij zich en ze bleef beduusd naast hem loopen, terwijl hij verder vertelde van kwallen en andere zeedieren, Fré aan zijn arm hing, Niek vlak voor zijn voeten achteruit liep om geen woord te verliezen. Con meedraafde aan den kant, geen oog van Koens gezicht af. En Marianne, terwijl zij daar stil voortliep en hoorde de kinderstemmen als van kwetterende jonge vogels tegen die eene milde, diepe vaderlijke stem in, voelde in een wonderlijke berustiging voor het eerst den nevel in zich opklaren.... Ja dit - een eigen gezin, kinderen - kinderen die om je dringen in genegen aanhankelijkheid. Met Gerard zou zij dit hebben. Wat haar deed aarzelen, haar terughield in de vrees dat zij hem niet genoeg lief had, zij wist het nu, het was een dwaling. Zoo'n hemelbestormende, al het andere te-niet-doende liefde, dàt was het niet. Maar bestond dat! Zijzelf had die liefde gezongen in honderd verklankingen... maar het bleef een dichterlijke illusie. Het leven, het werkelijke leven eischte en gaf ook wat anders. Vanavond voor 't eerst wist zij haar gevoel voor Gerard warm en diep - al was zij niet verliefd.... en het dreef haar, het drong haar, naar wat zij wist tòch haar eenige bestemming. Met hèm, Gerard, keerde zij uit het roezige wijde wereldleven terug in den ouden levenskring, die opeens haar weer vastgegrepen had en teruggetrokken.

Zij ademde diep op als in een bevrijding, keerde haar gelaat naar Koen.

‘Wat is het?’ glimlachte hij - ‘je ziet er uit, of je ineens tot een besluit gekomen bent.’

Ze kreeg een schok, alsof ze onwillekeurig terugtrok. Maar meteen in begeerigen angst herwon ze.

‘Dat ben ik ook,’ zei ze.

Hij liep een poos zwijgend naast haar voort.

‘Ze ziet er lief uit,’ dacht hij. ‘Zij is hier zoo jong en vroolijk. Toch Gerard?’

 

Dienzelfden avond schreef Marianne aan Gerard, in weloverwogen, rustig neergezette woorden - zonder teederheid, dit voelde ze in even-aarzeling, toen ze na hem overgelezen te hebben den brief sloot. En den volgenden avond, zoodra hij zich vrij kon maken, kwam hij - stralend.

‘O kind - lieveling,’ zei hij, haar aan zich klemmend, en steeds opnieuw verrukt haar aanziend...

‘Ben je... gelukkig?’ vroeg ze en haar oogen groot en vochtig zagen hem aan.

[pagina 69]
[p. 69]

Hij klemde haar vaster, in een ontroering die hem belette te spreken - hij kuste haar - haar wangen, haar haren - haar mond... en zij borg haar hoofd aan zijn borst, in een verlichting die tegelijk in zijn wrangheid haar weenen deed.

 

Dien avond kwam zij nog laat binnen bij Lize en Koen.

‘Ik kom jullie even vertellen,’ zei ze - haar adem ging kort - ‘ik ben geëngageerd met Gerard.’

Lize sprong op.

‘O - eindelijk toch.’ Ze sloeg haar armen om Marianne's hals, kuste haar - begon toen te lachen:

‘Nu wordt Gus je schoonmoeder!’

Marianne glimlachte werktuigelijk mee...

Ze was zich bewust, dat ze wachtte... en ze hoorde Lize's stem, die doorpraatte - vroeg - veraf.

Toen zag zij Koen opstaan en naar haar toekomen. Hij nam haar hand en zij voelde die liggen als een gevangen angstige vogel in zijn warmen sterken greep.

‘Daar ben ik blij om,’ zei hij - ‘ik hoop dat het voor jullie beider geluk zal zijn.’

Haar hand trok in de zijne - ze had een vreemd leeg gevoel in haar hoofd - een doffe gewaarwording alsof zij iets verloor dat haar eigendom was geweest...

Zonder te weten maakte ze een beweging van weggaan...

‘Blijf je niet?’ vroeg Lize.

‘Neen - ik kwam dit maar even zeggen.’

Ze steunde zich tegen de tafel - ze zag doodsbleek.

‘Ik ben nog nooit zoo moe geweest,’ zei ze.

Dien nacht sliep ze droomenloos en zwaar.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken