Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het spiegeltje (1921)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het spiegeltje
Afbeelding van Het spiegeltjeToon afbeelding van titelpagina van Het spiegeltje

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.40 MB)

Scans (12.51 MB)

XML (0.59 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het spiegeltje

(1921)–Ina Boudier-Bakker–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

Hoofdstuk XIII

NICO WAS BETER VERKLAARD, WEL ERG mager, bleek en schriel, maar hij liep op wat wankele beenen alweer vrij rond in huis. En daar was dan tegelijk het eindelijk verschiet:

De andere kinderen weer thuis!

Termolen bleef nog komen, zoo 't heette voor Nico, maar inderdaad lette hij scherp op Lize; zàg hij, hoe doelloos verloren ze rondliep als eene die haar weg kwijt is, en hoe slap en lusteloos haar kleine handen in haar schoot hingen. Het was haar niet eens bewust dat de scheiding van de kinderen haar langzamerhand ziek maakte, want toen hij haar over hun thuiskomst sprak, zag hij meer een onwillekeurig

[pagina 101]
[p. 101]

terugtrekken dan verlangen in haar gezicht. Ze wist - nog onzeker en zwak in haar droefheid, en altijd levend bij 't oogenblik - alleen maar, dat ze nu dezen vriend dien zij als een immer geduldigen steun naast zich gevoeld had zoovele weken, weer verliezen moest; dat nu weer het oude groote drukke leven op haar aan ging stormen, - terwijl zij tevens zich voelde ontglippen Nieks verknochte aanhankelijkheid, nu hij haar niet meer uitsluitend noodig had.

Ook Koen vond haar deze dagen zóó bleek en teer, als hij haar ledig en zonder deelname in iets, zag zitten staren, dat hij soms opeens haar naar zich toe trok:

‘Je bent toch niet ziek, voel je je niet goed?’ Ze schudde neen, gaf hem stil met bevende lippen een kus. Ze wist... ze wist het zelf niet...

Dan liet hij haar - te diep verslonden ook in eigen smart, dan dat hij zich kon verdiepen in wat in haar omging. Hij deed zijn werk met gedwongen aandacht, maar nauwelijks ervan los, worstelde hij zwijgend en gesloten voor een ieder met zijn leed.

 

Toch, het begon weer te leven in Lize. Hoe groot haar verdriet om Kootje geweest was, het kòn geen meester blijven van haar lichte, allen druk ontvluchtende ziel. En den dag vóór de kinderen zouden thuis komen brak openlijk het geluk in haar door, ging zij 's morgens na een lange beraadslaging met Niek al vroeg uit. Ze moesten allemaal een verrassing vinden, dàdelijk wat prettigs.

Het was bij twaalven toen ze eindelijk thuis kwam. In de gang ontmoette ze Koen; hij stond stil, keek haar verstomd aan, zooals zij hem daar verscheen, beladen met pakjes, haar oogen helder en tintelend in het nog bleek gezicht.

Toen rees voor 't eerst sinds weken de oude ergernis in hem, geheel verdwenen in den gezamenlijk doorgeleden smart-tijd.

‘Kon ze nù alweer uitgaan en haarkoopziekte botvieren! Ze zag er heelemaal opgefleurd van uit.

't Ging toch alles wel heel gemakkelijk bij haar, en dat voor een moèder! Terwijl hij zelf niet wist nog, hoe hij de dagen doorkwam met die leegte - zijn Kootje, dat er niet meer wàs. De meid had er meer leed van dan zij...!’

Zij zag zijn somber gezicht, met een flikkering van verontwaardiging in de oogen, - en ze voelde wat hij dacht.

‘Ik wou - voor allemaal - een welkom-thuisje hebben,’ zei ze onzeker.

[pagina 102]
[p. 102]

Het klonk als een verontschuldiging voor een strafbaar feit.

Hij gaf geen antwoord, liep haar voorbij het kantoor in.

Ze beet op haar lippen, en op de trap al vloeiden de vlugge tranen over haar gezicht.

‘Ze kon niet helpen, dat ze 't zoo prettig gevonden had voor allemaal wat uit te zoeken - ze had zoo lang in huis gezeten en geen mensch gezien - en nu dacht Koen, dat zij niet meer om Kootje gaf...’

 

En eindelijk, daar kwámen ze! Wat vreemd, onwennig toch na het làng verlangen, onwillekeurig geremd hun luidruchtigheid door de gedachte aan... wat gebeurd was. Ze hadden zich altijd voorgesteld, dat ze 't huis zouden instormen! Nu kwamen ze zoo kalm binnen, want vader stond aan de deur. Hij tilde Jeannetje op, omhelsde hen alle drie met een ernst in zijn gezicht, die hen schuw maakte. Maar verder in de gang... daar zagen ze moeder! Ze holden elkaar tegemoet, en een oogenblik had zij ze allen tegelijk in haar armen, als een buit! - En zóó, één kluitje, trokken ze gezamenlijk naar boven op de voorkamer, Jeannetje op moeders schoot - brak meteen hun gebabbel los over àl wat ze beleefd hadden. Niek stond er in het eerst wat vreemd bij, zoo uit de eenzaamheid van weken plotseling weer in het oude drukke leven, maar al gauw trok Fré hem mee, Con hen achterna - en ineens was het heele huis, zoo lang leeg en stil, vòl van kinderstemmen, gejoel en gedraaf van rappe kleine voeten. Juno, dolblij, holde blaffend mee met zijn lieveling Fré, maar Bontje, schuw voor 't zoo lang ontbeerd lawaai, blies van schrik - vluchtte dan na een oogenblik beraad achter de dichte gordijntjes in Jeannetjes poppeledikantje.

Van de slaapkamertjes klonken kreten van verrassing: op alle bedden had wat gelegen! Fré vond een flaconnetje met zilveren dopje, gevuld met die heel lekkere odeur van moeder. Con een plaat boven zijn bed, die al zoo lang een wensch was geweest - Jeannetje drie beeldige zakdoekjes: groen, lila, rose, met bloemetjes-randjes. - En Fré gaf nóg een gil. Want toen ze 't deurtje opentrok van haar kabinetje, zat daar Loekie, die schat, in een beeldige nieuwe blauwe jurk, in plaats van haar oude versleten samaar.

‘Daar heb ik moeder aan zien naaien,’ knikte Niek.

Ze keek hem opmerkzaam aan. Haar vlug gevoel had onmiddellijk ontdekt, dat hij in dezen tijd zich aan moeder gehecht had. En het deed haar opnieuw denken aan wat

[pagina 103]
[p. 103]

gebeurd was. Met Loekie in haar arm geklemd, liet ze zich op den grond glijden met haar rug tegen het bed - en dit was zoo iets bekends, Fré daar te zien zitten, dat de jongen meteen terugvond de even-vervreemde vertrouwelijkheid. En terwijl de anderen weggedwaald waren, konden zij opeens weer praten samen.

‘Ben jij... d'r bij geweest?’ fluisterde Fré.

‘Neen - ze hadden de deur gesloten - 't was 's middags. Ik hoorde moeder zoo huilen - en de dokter kwam - en ik lag al dien tijd maar alleen zeg - later kwam vader bij me zitten...’

‘Heb jij... Kootje nog gezien - toen...’

‘Neen - hij lag op de kinderkamer...’

‘Daàr??’

Ze fluisterden onwillekeurig, in even huiverende nieuwsgierigheid naar 't èrge... Fré met wijde oogen, keek Nico aan. 't Leek of zij een verhaal hoorde uit een boek. - En dat het allemaal hièr gebeurd was...

‘Ik ben toch zoo blij, dat ik thuis ben,’ zei ze - ‘en Con ook. 't Was afschuwelijk bij Gus - alleen Gerard was zoo aardig... Die...’

Maar hij luisterde zonder aandacht, naar zijn aard geheel ingenomen door eigen ervaringen. En Fré, hoewel hieraan gewend, ondervond dit nu als een teleurstelling. ‘Alsof Niek niet zóó had verlangd als zij...’

 

Een oogenblik bleven Lize en Koen alleen - luisterden ze beiden naar het kinderlawaai, dat de vreemde stilte verjoeg - de stilte die er was blijven hangen na Kootjes dood.

Koen stond naar buiten te staren. Hij had wel gezien de verruiming waarmee ze luisterde naar de kinderen - de hunkering, waarmee ze slechts het gunstig oogenblik afwachtte, om weg te sluipen naar hen...

Hij had zich die thuiskomst zoo heel anders gedacht. Hij had zich voorgesteld, dat zij beiden - beneden in de tuinkamer, niet hier op de voorkamer, waaraan hij zooals zij wist, een hekel had - met de kinderen bij elkaar zouden zitten; wel pratend en vragend en vertellend van weerskanten, maar met een ernst van herdenken, en een groot gevoel van troost om dat eindelijk samenzijn weer - een inniger, stiller verkeer ook dan vroeger.

Nu - wat was er geweest dan een babbelen en lachen, een weg hollen zoo gauw mogelijk - en gillen van plezier om cadeautjes... Of het een féést was!

[pagina 104]
[p. 104]

En hij dacht in zijn bittere gekwetstheid:

Dit ellendig verdriet, het verlies van een kind, had hen beiden niet dichter tot elkaar gebracht, zooals hij zelfs in die droeve weken gedacht had. Van het eerste oogenblik af, dat hij haar weer gezien had met de kinderen, wist hij: het had haar integendeel verder van hem verwijderd. Hij kon nu eenmaal niet begrijpen een smart, die troost zocht en vond in luidruchtigheid. Ook hierin stond hij weer alleen - in het eenige dat zij dan toch gemeen moesten hebben! Kootje, diè was van hèm geweest, en dien had hij moeten missen.

Een schuchter vingertje schoof zich in zijn afhangende hand. Hij keek om, vond Jeannetje naast zich, schuchter bedelend...

Hij pakte het kind op, en terwijl een zware zucht in zijn borst golfde, kuste hij het, innig tegen zich aan, met oogen die niets zagen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken