Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Vrouw Jacob (1935)

Informatie terzijde

Titelpagina van Vrouw Jacob
Afbeelding van Vrouw JacobToon afbeelding van titelpagina van Vrouw Jacob

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.87 MB)

ebook (3.26 MB)

XML (1.28 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

historische roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Vrouw Jacob

(1935)–Ina Boudier-Bakker–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

II

Op het slot Quesnoy in Henegouwen drong het krijgsgeweld van wild bewogen jaren door, en werd er heftig en fel meebeleefd. Voor de dikbevroren ruiten stonden de kinderen, Jacoba en Jean de Tourraine, en zagen in het barre, wijd en zijd ondergesneeuwde land het leger uittrekken: Willem van Holland met Jan van Bourgondië naar Maastricht, waar de Luikenaars zijn broeder Jan van Beieren hielden ingesloten.

[pagina 15]
[p. 15]

Het kind, het fijne, kleine gezicht gespannen en bewogen, hoorde hoe de ridderschap uit vele landen meetoog - zelfs uit Engeland en uit Savooie, bij dezen tocht van den adel tegen het gehate burgerdom. Het duurde meer dan een jaar eer de geliefde vader weerkwam; en met hem schrikwekkende verhalen over de wijze, waarop de Elect de weerspannige Luikenaars had bestraft. De naam Jan zonder Genade bleef sinds die dagen hangen als een nimbus om zijn ruwe verschijning.

Het kind verwerkte het alles, hartstochtelijk en fel, gelijk zij alles deed. Temidden van den zeer hoofschen staat op Quesnoy, dronk zij alles van het ridderleven gretig in. Haar groote krijgshaftige vader was haar afgod; en bleek en onbelangrijk waren de dagen van zijn afwezigheid. Nu was hij eindelijk weer daar, en met hem dat gansche leven van krijg en roem, dat haar heftige kinderhart opvoerde tot spanningen van geluk. En de Elect, bij zijn eerste bezoek op Quesnoy na den Luikschen tocht, zag de doordringende, bruine oogen van een mager, rank kind op zich gevestigd; met een glimlach over zijn ruwe harde trekken boog hij zich hoofsch over haar handje: ‘Belle Cousine.’

Later in den avond stond Jacoba tusschen de beide mannen, zat nòg later genesteld op vaders knie, en hoorde begeerig toe. Achter haar onschuldig blond kinderhoofd waren de zwart en plat gebrande dorpen; de muren, de straten van Luik, rood van het bloed der edelste geslachten - was de gevloekte burgertrots eindelijk door een ongenadig uitmoorden, door intrekking van alle privilegiën gefnuikt.

Het kind overwoog, dat het geweldig was en vreeselijk, maar rechtvaardig. Trots en vrijheidszin van laaggeborenen tegen den adel, die alléén rechten hebben mòcht, verdiende gestraft! En zij keek lang en peilend Jan zonder Genade aan, en las met een lichten huiver van genot en vrees, de ontzettende hardheid tegen wie hem weerstond, in zijn koude oogen.

Zij wist als klein kind veel van wat in de wereld omging. Zij wist dat Louis d'Orléans, dien zij zich met verwonderlijk scherp geheugen herinnerde uit Compiègne, was gedood door haar oom Jan zonder Vrees. Dat sindsdien de Bourgondiër meester was van den koning van Frankrijk en van Parijs, en er regeerde in 's konings naam. Zij leerde in dat jaar door de gesprekken van haar Bourgondische moeder, de Armagnacs verfoeien, en

[pagina 16]
[p. 16]

al wat de Bourgingnons deden goed en natuurlijk vinden.

Op het slot Quesnoy, temidden van oud-ridderlijk Henegouwen, leefde Jacoba haar kinderjaren; door allen, edelen en dienaren verafgood als toekomstige vorstin. Een gelukkig kind met haar speelnooten, dochters uit de oud-adelijke geslachten, en haar besten kameraad Jean van Touraine. Een niet te breken wilskracht had zij geërfd van vader en moeder beiden, maar zijn dringende behoefte aan warmte en liefde. Een blij, ongeloofelijk behendig, vreesloos kind, licht en vlug als een vogel, dat als hoogste vreugd voor op het paard bij den vader uitreed.

Aan den weg zag het volk, nederig gebogen, grauw en holoogig, op naar de glanzende pracht van het hertogelijk kind. Dat, het paard liefkoozende, en bezorgd omziende naar een geliefden hond, met de groote oogen onverschillig uitstaarde over wat daar in het stof gebukt kroop aan den weg, tegen bouwvallige stulpen, langs verwoeste velden - als van geen enkel belang in haar leven.

De zachte, hoofsche jongen, de Fransche prinselijke gemaal, liet zich goedmoedig door haar overheerschen - samen speelden en jaagden zij, spraken ook veel en lazen samen in oude kronieken de lange winteravonden op Quesnoy. In de lessen, die zij ontvingen van den abt, was zij verreweg de vlugste; in een vurige belangstelling maakte haar wakkere geest zich meester van al wat met de geschiedenis van haar land, de aanzienlijke geslachten hun verhouding tot het eigen vorstenhuis, verband hield.

Vroeg reeds ook sprak Willem met het opgroeiende kind over wat in toorn en blijdschap, in zorg en trots zijn hart beroerde. Meer dan de moeder, wier trotsche koude natuur Jacoba op een afstand hield, trok de levendige, hartstochtelijke vader, de grootste ridder van zijn tijd, het kind tot zich, dat zoo sterk innerlijk op hem geleek. Hem gaf zij haar uitbundige liefkoozingen, ontving van hem de even uitbundige vertroeteling waaraan zij behoefte had. Haar moeder, de schoone trotsche vrouw, die haar een schroomvalligen eerbied inboezemde, deed haar op haar hoede zijn voor elk vergrijp tegen de zeer ingewikkelde hoofsche etiquette aan het Henegouwsche hof; met haar eindelooze verwikkelingen en eischen, en de strenge betrachting daarvan. En een misprijzende blik uit die donkere oogen, deed haar zich dagen lang beschaamd

[pagina 17]
[p. 17]

en dorpersch voelen, niet getroost door den goedhartig beschermenden lach van den luchtig levenden vader.

Lachen ook kon hertog Willem om de wilde onbesuisdheid, waarop Jacoba omsprong met haar jongen gemaal, die dit alles goedig duldde. Hij lachte, als hij het kind, twaalf jaar oud, zag springen op het wildste paard, en baldadig een arm slaand om den hals van Jean, naast hem voortjagen, alles onder den voet rennend op een levensgevaarlijke manier. Hij lachte als hij zag, hoe zij slim berekenend door een welgekozen woord haar harden wil bij hem wist door te drijven. Om dat alles lachte hij, maar diep in zijn hart wilde den laatsten tijd de zorg om de toekomst niet weg.

Om Frankrijk zorgde hij, naarmate de jaren vergingen, meer en meer. Jan zonder Vrees had Frankrijk moeten verlaten en verbleef in Vlaanderen sinds het vorig jaar. Maar rusteloos bleef zijn wroeten en werken, zijn stoken en stuwen om een leger te bemachtigen, waarmee hij Frankrijk kon binnenvallen, Parijs bezetten, en het al maken tot een orgie van bloed en wraak.

Telkens grimmiger en verbitterder verscheen zijn kleine scheeve figuur, een baarlijke duivel, op Quesnoy. De scherpe oogen straalden met een helschen gloed, want er gebeurde, wat nog nooit was gebeurd: zijn Vlaamsche steden met hun voortreffelijke benden, weigerden hem bij te staan in zijn Fransche plannen.

Hij was te verstandig en te helderziend om te doen wat zijn omgeving hem inblies: te handelen met Gent als Jan zonder Genade deed met Luik. Hij deed het niet, want hij zag verbitterd en machteloos der steden wijs en voorzichtig beleid. Zij beriepen zich slechts op hun rechten, welke zij hem voor iedere oorlogsbede zijnerzijds hadden afgedwongen - en hij wist, dat hij slechts verzoeken kon, en dan nòg slechts ingewilligd kreeg tegen nieuwe privilegies.

Jan zonder Vrees, helder en onbarmhartig ook tegenover zichzelf, erkende den kenterenden tijd. Gelijk hij gezeten had te Compiègne op Jacoba's verlovingsfeest en geweten: de periode der kruistochten was voorbij - zoo wist hij ook vóór anderen, met slechts enkele rijpe en wijd overzienende geesten: de onbeperkte macht kreeg de ridderschap nooit terug. En hij wist ook, dat hij feitelijk alleen was aangewezen op de hulp van Margaretha en

[pagina 18]
[p. 18]

zijn zwager van Holland, sedert zij doortastend en verstandig het vorig jaar een soort vrede had tot stand gebracht te Péronne, waarbij tevens Jacoba's huwelijk was gesloten. Zij ook alleen wist van zijn stoken bij den Engelschen koning, en hoe hij, zelf Franschman, heimelijk den havik had gehaald in het eigen nest.

Margaretha gebruikte al haar invloed om den broeder te steunen. Frankrijk had haar scherpe aandacht zoo goed als die van Willem. En soms kon zij langen tijd stil zitten en uitstaren over het Henegouwsche land, alsof vandaar ieder oogenblik een tijding tot haar komen kon.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken