Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Vrouw Jacob (1935)

Informatie terzijde

Titelpagina van Vrouw Jacob
Afbeelding van Vrouw JacobToon afbeelding van titelpagina van Vrouw Jacob

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.87 MB)

ebook (3.26 MB)

XML (1.28 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

historische roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Vrouw Jacob

(1935)–Ina Boudier-Bakker–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

X

Philips van Bourgondië kwam bij zijn schoonbroeder Bedford te Parijs.

‘In naam van mijn neef van Brabant, zwager, verlang ik thans, dat gij aan de verhouding van Glocester en Jaqueline een eind maakt.’

‘Ge weet, dat we de kwestie aan Humphrey hebben voorgelegd, en dat hij nog niet besluiten kon tot dat scheidsgerecht ons volmacht te geven.’

‘Dat wil zeggen: zijn vrouw wil dat niet,’ behield de Bourgondiër zijn kalmte, maar zijn vriendelijkheid verijsde.

‘Wij moeten een weinig geduld hebben,’ zeide Bedford.

[pagina 270]
[p. 270]

‘Het is alles voor mijn broeder geen aangename zaak. En laten we eerlijk zijn: was uw neef van Brabant een echtgenoot voor de schoone Jaque?

‘Het gaat hier niet om persoonlijke dingen,’ zei de Bourgondiër, en de huicheltrek lengde zijn bleeken kop. ‘Voor de eer van Brabant voel ik mij verplicht op te komen. Hij is mijn neef, en door uw broeder in zijn vrouw beleedigd.’

De ridderlijke Bedford zweeg. Hij dacht aan den uitersten wil van zijn koninklijken broeder, maar zijn goed hart was tegelijk zeer ongenegen Humphrey nog meer te krenken.’

‘Men kan hem tijd laten,’ zei hij.

‘Neen,’ wierp de Bourgondiër koud tegen. Te goed had hij alles doorzien en doordacht. Als de inval van Humphrey mocht gelukken, en hij was daar niet gerust op nu hij den Beier niet opgewassen daartegen wist - dan had Jacoba en daarmee Engeland voorgoed vasten voet in de Nederlanden. Dan werd, waar hij met zooveel voorzichtigheid en volharding op aan stuurde, het bezit van Holland en Zeeland, hem uit de hand geslagen. Blééf nog de groote mogelijkheid, dat er nakomelingen kwamen, die - men moest Jacoba niet onderschatten! - als het haar gelukte haar huwelijk geldig te doen verklaren, wettige erfgenamen zouden zijn. Dàn was Holland en Zeeland aan Engeland! Dàt nooit! Aan den blaaskaak, dien hij haatte, die hem als een knecht had behandeld! Hij wilde bondgenoot zijn van Engeland, omdat zijn belang in Frankrijk dat meebracht, maar verder ging zijn Engelsche sympathie niet!

‘Neen,’ herhaalde hij. ‘En ik zeg u, ik ben niet genegen langer te wachten, en die vlek op de Brabantsch-Bourgondische eer te dulden. Gij vergeet hoop ik niet het verdrag te Amiens?’

‘Ik vergeet nooit een eerezaak,’ zei de Engelschman hoog.

‘Gelukkig. Want ik ben van plan, als gij weigeren blijft en daarmee het verdrag schendt, mijn troepen weldra uit Frankrijk terug te roepen.’

Bedford ontstelde diep onder zijn koel beheerscht uiterlijk.

Zij kònden den Bourgondiër niet verliezen!

‘Er is bovendien dit,’ ging deze vlot voort, ‘mijn oom, de korting van Savooye, bidt mij onophoudelijk de Engelsche zijde te verlaten, en met Karel vrede te sluiten. Er zijn vele redenen, die mij daartoe kunnen nopen.’

[pagina 271]
[p. 271]

‘Vervloekt het uur,’ dacht Bedford, ‘dat Engeland zich in de Fransche kwestie heeft gestoken. Het heeft bloed en geld verslonden. Het zal eer en geluk verslinden.’

‘Wij zullen een bode aan mijn broeder zenden, om hem te bewegen zich aan ons scheidsgerecht te onderwerpen. Wacht tenminste zwager, tot gij daarvan uitsluitsel hebt.’

En tot zijn vrouw, de prinses van Bourgondië zei hij: ‘Ik bid u liefste, zie toch uw broeder over te halen, dat hij onze zijde niet verlaat.’

Maar in den brief, dien Humphrey ontving schreef Bedford: ‘Stem tenminste toe in het scheidsgerecht, broeder! Doe mij hier niet, aan het verderf prijsgegeven, roemloos sterven als de Bourgondiër zijn macht terugtrekt. Bewaar mij voor den smadelijken dood in dit van God vervloekte land.’

Humphrey zat met den brief bij Jacoba. Hij was bewogen, want hij had Bedford lief. Maar Jacoba werd in het minst niet bewogen door de broederlijke verzuchting. Gespitst in politiek, geveinsd als zij kon zijn waar het ging om bezit van haar landen, gaf zij den uitweg aan: Bedford hàd thans den wil van Philips gedaan en geschreven - daarmede kon deze eenigen tijd tevreden zijn. Tijd gewonnen, veel gewonnen. Zoolang geen weigerend antwoord was gekomen van Humphrey, kon Philips gehouden door het verdrag van Amiens, zijn bedreiging niet volvoeren.

En Humphrey schreef:

‘Ik zou om niets ter wereld, lieve broeder, uw verderf willen; eerder mijn eigen. Sta echter toe, dat ik mij beraad - weldra antwoord ik u.’

Bedford kende den broeder, hij begreep dat het antwoord niet spoedig komen zou; maar hij had voorloopig Philips tevreden gesteld. Echter bezwoer hij Winchester te zorgen, dat Humphrey niets ondernam. Want zoodra iets daarvan uitlekte, zou de Bourgondiër zijn bedreiging volvoeren, en aan den kant van Savooye zich scharen.

Maar eindelijk, toen Humphrey's antwoord uitbleef, bedreigde dit laatste hem als al te gevaarlijk. Hij drong thans krachtig bij Humphrey op antwoord aan.

‘Doe gij het,’ zei Jacoba strak, voelend Glocester's aarzeling. ‘Ik teeken niet. Ik heb over mijn leven zelfstandig beschikt als

[pagina 272]
[p. 272]

vrouw; ik zou geen grooter dwaasheid kennen, dan de beslissing over lijf en eer te aanvaarden van deze mannen.’

Van alle hoven in Europa zagen oogen naar de wonderlijke jonge vrouw, die alle wetten tusschen mannen en vrouwen met voeten trad, vrijheid van eigen leven opeischte, en alle inmenging van mannen, haar meesters van nature, door God en de Heilige Kerk over haar gesteld, weigerde en verachtte. Die haar wettigen echtgenoot had verlaten, de zee overstak, en zich een nieuwen koos. Opnieuw droeg de faam den naam van Dame Jaque over alle feesten, drinkgelagen, tournooien, waar slechts mannen regeerden. Ging zij over de tong in ruwen scherts, vuile grappen; laster en kwaadaardige toespelingen van vrouwen. Maar óók wekte zij de levendige verbeelding; dichtten verhalers en minnestreelen haar roem; zongen haar moed, haar ongeluk, haar avontuur, haar schoonheid.

Dikwijls kwam een vreemde minstreel, een vreemd ridder naar Hartford Castle en vroeg gehoor. En geknield, zag zijn bevangen oog naar een wonderbare, jonge verschijning - vrouw of krijgsgodin - in haar barbaarsche praal, van juweelen overstroomd. Een klare stem sprak zonder moeite de vreemde taal, en helder bruine oogen in frisch blauw-wit - oogen gewend scherp in de verte te turen - ontmoetten de zijne. En hij behield van den handkus de herinnering aan zijn lippen; een geur van hars, leder en zon.

 

Maar Jacoba, gevangen vogel ook hier thans, had niet meer de kracht op den duur Humphrey's aandringen te weerstaan, dat ook zij zou onderteekenen. Want een oneindig smartelijke pijn brak in haar voor 't oogenblik allen tegenweer: het helder inzicht, dat hij bij dit alles slechts aan zichzelf dacht, en haar gevoel van eigenwaarde wel wilde opofferen waar hem dit voordeel bracht. Maar geen woord van verwijt wilde haar van de lippen. In een trotsche terughouding, die zij hem nog nooit had getoond, gaf zij plotseling toe en onderteekende. En trok zich onmiddellijk terug, met bevel niet gestoord te worden.

Marie van Nagel kreeg den ganschen storm te verduren. Al wat in deze maand van egoïst aandringen, en langzaam verminderend verzet, haar liefde had bezeerd, woedde en weende zij uit. Want op eenmaal overviel haar het verschrikkelijk gevoel, dat

[pagina 273]
[p. 273]

zij niet meer verdringen kòn: ook in dezen bovenal geliefde, had zij geen steun gehuwd. Wie wist, wat haar dit onderteekenen, deze erkenning van mannelijke voogdij over haàr leven, haar gekost had! Zij had het gedaan, omdat zij niet langer verdroeg, dat Humphrey elken dag nieuwe wonden sloeg in haar geloof aan zijn liefde.

In Marie's armen schreide zij haar wanhopige, overvloedige tranen.

‘Gelooft ge nog, dat hij mij werkelijk liefheeft?’ smeekte zij als een kind om troost.

En Marie, haat en woede tegen den Engelschman in haar hart, en niets letterlijk van hem geloovend, zei barmhartig:

‘Natuurlijk. Zeker heeft hij u lief. Een man is anders dan een vrouw.’

Daaraan greep Jacoba zich vast. Zij bette haar oogen, en ging naar buiten in den hof. Het was Maart, een zachte lentedag. Zij dacht aan Quesnoy, zij rook de lucht - een heimwee greep haar.

Op eenmaal voelde zij haar kleed vastgeklemd. Quirinus hurkte aan haar voeten.

‘Meesteres,’ zijn stem sidderde - ‘waarom blijven we hier in het vreemde land - wanneer gaan we terug?’

Zij ging plotseling zitten op de steenen bank tusschen het lage gewas, of alle kracht haar begaf. Zij schreide opnieuw of zij haar heele ziel moest uitweenen. Naast haar hurkte roerloos de dwerg, zijn hand geklauwd in haar kleed; de oogen broedend in haat, keek hij op naar de vensters van Humphrey's vertrekken.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken