Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Vrouw Jacob (1935)

Informatie terzijde

Titelpagina van Vrouw Jacob
Afbeelding van Vrouw JacobToon afbeelding van titelpagina van Vrouw Jacob

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.87 MB)

ebook (3.26 MB)

XML (1.28 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

historische roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Vrouw Jacob

(1935)–Ina Boudier-Bakker–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

XII

Het was in den avond van een heeten Julidag, dat hertog Jan van Beieren peinzend ging door den slottuin te 's Hage.

Drukkend was de lucht geweest - in de schemering nu begon een stil neersuizelende regen te vallen. De hertog ging langzaam en ongehinderd - onder de dichte blaren der kastanjes bereikten de druppels hem niet; hij ging langzaam, als dikwijls de laatste weken, hier in den avond op en neer, en dacht aan vele dingen. Nooit meer had hij sinds zijn bezoek aan Lidwina het gevoel van zich af kunnen zetten, dat het spel van zijn leven uit was. De onrust om Engeland was wel gestild door de toegezegde hulp van den Bourgondiër. Maar zijn gedachten werden getrokken naar Jacoba. Dezen avond zag hij haar, zooals zij zich te Woudrichem van hem had afgekeerd. Het was wonderlijk, nog nooit had hij zóó duidelijk haar gezien: vermagerd, het jonge gelaat geteekend door leed, maar vol onbuigbaren trots. Hij zag haar weer, hoe zij den harden slag aan al haar verwachtingen vorstelijk droeg, en zijn bloed voelde een oogenblik haar bloed, zooals toen Van den Berghe bij hem kwam met het verachtelijk voorstel van haar gemaal.

Hij dacht ook nù niet, dat hij anders had moeten handelen; hij kon alleen niet haar gelaat uit zijn geest bannen. Het was nog het kleine gezicht met de sterke, oplettende oogen van het geliefkoosde kind, waaraan Willem's gansche hart hing, toen deze even oud was als hij thans.

De regen begon dichter en zwaarder te vallen. Hij bezon zich plotseling, dat hij in gindsch prieel, waar hij placht te zitten, zijn gebedenboek had laten liggen. Hij vond het tezelfder plaatse nog - een fraai, in kalfsleer gebonden boek, ingelegd met robijnen en smaragden. De bladzijde lag open, waar hij gelezen had; hij hield zijn groote krijgsmansvingers tusschen de snede, en droeg het mee naar binnen.

Boven wachtte Elisabeth in de eetzaal. Hij zette zich, plotseling

[pagina 279]
[p. 279]

hongerig; begeerig ook naar haar gezelschap en afleidenden praat. Hij greep een stuk gebraden reebout en begon gulzig te eten.

Buiten kletterde de regen thans in gestadigen roffel op de zware kastanjeblaren. In een drafje liep de tuinmansjongen, die zijn hark en schop in den hof vergeten had, den weg langs, schoot het achterhek in. Het was daar reeds donker. Onverhoeds liep hem een man bijna tegen het lijf; een windvlaag rukte hem den hoed af; hij greep dien, liep snel door.... maar achter hem stond de knaap verwonderd. Dat was de heer Van Vliet, hij kende hem goed - maar die was toch naar Engeland gegaan, zeiden ze....

 

In de groote zaal liep de hertog onrustig heen en weer. Hij had goed gegeten, veel gegeten - misschien kwam het daarvan, dat hij zich benauwd voelde. Hij had blijkbaar ook daar in den hof te lang in de vocht gezeten; vreemde rillingen liepen over zijn rug en beenen; en op eenmaal brak het zweet hem uit over zijn heele lichaam.

‘Neen, dit was geen gevatte kou - dit was iets anders, nog nooit had hij zich zóó wonderlijk gevoeld - zoo.... ziek!

‘Elisabeth!’ wilde hij instinctmatig roepen. Toen stond hij stil, dacht plotseling: ‘vergif.’

Koortsig helder zag hij zich dien avond te voren in den tuin loopen, en denken aan Jacoba. Was dat een waarschuwing geweest? Hij was altijd op sluipmoord van Hoeksche zijde verdacht geweest, maar nooit had hij voorzorgsmaatregelen willen nemen. Hij was niet bang. Hadden zij hem vergiftigd?.... Hij sloeg op een bel - een dienaar stond binnen.

De Beier wilde spreken, maar op eenmaal kon hij niet, scheen zijn tong te verlammen. ‘Ziek -’ bracht hij onduidelijk uit - ‘vergif....’

De man vloog toe, hem steunend waar hij omzakte in zijn zetel, rende dan de gang op, zijn kreten alarmeerend door het slot.

‘Hulp! Hulp! De hertog sterft! de hertog is vergiftigd!’

Van alle kanten stortten dienaren, hofhouding toe. Uit haar kemenade stoof Elisabeth, verwilderd, doodsbleek, en knielde radeloos bij den hertog, die zich wentelde in krampen. Tegelijk ook was daar Nothaft met den Beierschen lijfarts, die hem te bedde droegen.

[pagina 280]
[p. 280]

Daarbuiten dromden in de gang, in de aangrenzende zalen, de geheele hofhouding te zamen in angstige spanning. En reeds ging het gerucht rond: een knecht, nog laat naar de wagenschuur gaande, had in het prieel een man zien binnengaan en er even later weer uitkomen. In de vroege schemering had hij eerst gemeend dat het de hertog zelf was, die daar elken dag placht zijn gebeden te lezen; maar het moest een ander zijn geweest, want even later kwam hij den hertog tegen. En op dezelfde plaats lag nog het gebedenboek....

En hieraan tegemoet liep het verhaal van den tuinmansjongen, die in het donker den heer Van Vliet was tegen 't lijf geloopen - rennende....

Van Vliet, uit Engeland hier reeds voor dagen gesignaleerd....

Snelle boden reden uit in den avond naar alle richtingen, gewapende mannen....

 

Daarbinnen deed de lijfarts wat hij vermocht. Goot den lijder dranken in, die hem het vermoedelijk gif moesten uitdrijven. De medicijnmeester wist niet wat het was - de uitwerking leek op niets wat hij kende - en hij goot dus op goed geluk het eene brouwsel na het andere de machtelooze keel binnen.

Zwaar ademend lag de Beier op zijn bed, zijn eene groote hand vastgehouden in die van Elisabeth; zijn gansche bewustzijn opgezogen in de lichamelijke worsteling met den dreigenden dood.

Tegen één uur 's nachts zag de lijfarts, die den pols hield van den zieke, plotseling op en knikte verlicht. De hertog lag rustig na het laatste medicament, en scheen uitgeput in sluimer weg te zinken. Stom en in gespannen verwachting bleven allen vergaard. Veel hing aan dit leven, groote Kabeljauwsche belangen - als de Beier stierf in dezen tijd juist, wat dàn....

In den morgen eindelijk scheen alle kwaad overwonnen. Zeer verzwakt en nog pijnlijk lag Jan van Beieren; maar de benauwdheid, de hevige krampen waren voorbij, de bewusteloosheid geweken. Dien avond was hij zoo ver hersteld, dat hij Nothaft kon aanhooren, die hem Van Vliet als vermoedelijken dader noemde.

De Beiersche gunsteling sprak den naam zacht en aarzelend uit. Men kòn zich vergissen.... Zoo lange jaren had hij de vijandschap voelen groeien naast zich van Van Vliet tegen den

[pagina 281]
[p. 281]

overwinnenden Beierschen geest - had hijzelf langzaam maar zeker den hofmaarschalk van zijn plaats gedrukt als vertrouwde en vriend.

‘Wannéér het werkelijk Van Vliet zou geweest zijn, is men hem op het spoor. Hij heeft de stad al verlaten, en is natuurlijk van plan weer naar Engeland over te steken. Uwe Genade weet, dat zijn vrouw bij Dame Jaque is....’

De hertog staarde voor zich uit. Den trouwen dienaar, den vriend, had Jacoba hem weggelokt en tot den vijand gemaakt, die hem den dood bracht.

Het leek hem jaren geleden dat hij in den hof wandelde, en op zoo wonderbaar heldere wijze Jacoba zag en haar haat. Zijn broeders dochter had toegeslagen.

‘Wij zullen de gansche toedracht wel uit hem krijgen,’ zei Nothaft.

De hertog antwoordde niet. Mat zagen zijn scherpe oogen uit het geel-grauwgelaat naar buiten. En zwijgen bleef hij, toen hij reeds bijna hersteld, na eenige dagen de tijding kreeg, dat Van Vliet was gevangen en te Purmerend werd vastgehouden. Leden van den geheimen raad waren daarheen vertrokken om hem te verhooren.

In Purmerend wist Van Vliet dat niets hem meer redden kon, nu zijn poging naar Engeland te ontkomen was mislukt. Hij, de machtige eens aan het Beiersche hof, zag als gevangene trotsch en verachtelijk op zijn rechters, zijn vroegere vrienden en gelijken. En onverschillig - hij wilde de foltering tenminste ontgaan - bekende hij geree: hij had het vergif uit Engeland gekregen van een Engelschen koopman, wien wist hij niet, en had het weten te smeren aan de bladen van het gebedenboek. Hij gaf als reden, even koud en kalm, dat hij een persoonlijken wrok had tegen den hertog, die hem achtergesteld had bij zijn Beiersche gunstelingen. Met Hoeksch of Kabeljauwsch had zijn daad niets te maken - het was een persoonlijke wraak.

Niemand geloofde het. Maar Van Vliet bleef bij wat hij gezegd had. Hij wist, dat de dood wachtte. Hij had het voor driekwart zeker geweten, toen hij van Jacoba afscheid nam.

Hij dacht aan Beatrix, zijn blonde vrouw en aan zijn vorstin. Hij zou sterven - hij had gedaan wat hij kon.

In de eerste dagen van Augustus werd hij terechtgesteld. De hertog bleek nog niet geheel hersteld; hij hield zich opgesloten

[pagina 282]
[p. 282]

in zijn vertrekken. In den avond liet hij zich door Nothaft de bizonderheden meedeelen.

Op een der torens van de Hofpoort stak het hoofd van Van Vliet. Van het gevierendeelde lichaam werden stukken naar de vier voornaamste steden in Holland gezonden, om daar door den beul te worden opgehangen.

De Beier dacht aan den vroegeren vriend. Hij had wonderlijkerwijze geen wrok tegen hem; eer een soort medelijden, als waren zij beiden in eenzelfde ongeluk betrokken.

 

In Hartford hield Jacoba de ongelukkige Beatrix weenend in haar armen. De Beier had het overleefd, en de trouwe vriend stierf voor de Hoeksche zaak.

Dien avond kwam zij binnen waar haar biechtvader zat en vreedzaam las in zijn getijboek. Hij rees toen hij haar zag, zeer bleek en jong in haar verschijning, en nam haar koude hand in zijn warme, forsche handen.

Zij ging zitten, en zweeg lang. Eindelijk sprak zij:

‘Gij hebt den dood vernomen, eerwaarde Vader, van den heer Van Vliet....’

‘Ik vernam het mijn dochter - met droefenis.’

‘Ja,’ zeide zij, en wrong haar handen in haar schoot.

Eindelijk sprak zij weer:

‘Het is om Beatrix dat ik lijd - mijn lieve zuster.... Is een gedachte, een wensch, die niet werd uitgesproken, een kwaad dat ons aangerekend wordt in den hemel?’

Hij zat stil. Hij dacht aan haar vervolgde, gedwarsboomde jeugd. En hij zeide, mild:

‘Waar de wensch niet tot uitspraak kwam, daar werd hij dus bestreden....?’

Haar jonge rug boog zich iets.

‘Neen,’ zei zij.

Hij zweeg. Hij was Henegouwer en een oud man. Hij had moord en geweld om zich heen gezien als de onontkoombare dingen in het leven; meer krijgsman dan geestelijke in zijn aanleg. Hij wist van zwarte magie en van het booze oog. En zijn hart bewoog van medelijden met deze jonge vrouw, zijn biechtkind.

‘Mijn dochter,’ sprak hij zacht - ‘het is moeilijk om altijd de grens te duiden tusschen schuld en onschuld. Het is niet de

[pagina 283]
[p. 283]

daad, die ons schuldig wijst voor God - het is ook niet het uitblijven van de daad, dat ons voor Hem schuldeloos maakt.’

Haar hoofd lag op haar gevouwen handen.

‘Voor niets,’ dacht zij, ‘voor niets - Beatrix....’ Zij gleed op haar knieën neer.

‘Mea Culpa -’ prevelde zij.

De abt de Saint Ghislain vouwde zijn groote handen, zoo langzaam of hij iets breekbaars hield.

‘Laat ons dan bidden -’ zeide hij.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken