Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Vrouw Jacob (1935)

Informatie terzijde

Titelpagina van Vrouw Jacob
Afbeelding van Vrouw JacobToon afbeelding van titelpagina van Vrouw Jacob

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.87 MB)

ebook (3.26 MB)

XML (1.28 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

historische roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Vrouw Jacob

(1935)–Ina Boudier-Bakker–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

X

In stijgende opwinding leefde Jacoba de toebereidselen tot den inval uit Engeland mee. Het ging keeren - het wàs gekeerd! Alle ellende in blijdschap en geluk. Zij sloot lachend verrukt om haar fijnen hals de gouden span met den heerlijken robijn, den koelen gloed der veertien saffieren en de sneeuw der negen-en-tachtig parelen; weelde zoo lang noode gemist. En hij kwam, hij kwàm! Hij zou weer hier zijn en met haar wonen hier, zij zou niet langer eenzaam zijn! Hij verlangde, evenzeer als zij - zij las en herlas de laatste teedere brieven - alles ook zou zij begrijpen kunnen en verontschuldigen, als zij maar eerst alles konden uitspreken.

[pagina 430]
[p. 430]

Warm had hij geschreven, hoe hij zich verheugde in haar overwinning, en haar bewonderde, zijn dappere vrouwe.... Zij leefde op die brieven. Haar helder inzicht, haar geniale vondsten, haar oorspronkelijke ontwerpen - het trok alles voedsel uit haar verlangen, haar gedachten aan hem. Tot op een dag een brief kwam, vol uiteenzettingen van het krijgsplan, en onderaan: ‘Ik hoop spoedig liefste, óók te komen. Fitz Walter gaat vooruit. Het is mij niet mogelijk, zooals de zaken met Beaufort en Bedford staan, thans juist Engeland te verlaten. Dat kan ik niet wagen.’

Zij werd bleek terwijl zij het volkomen begreep. Het oude wantrouwen, eenmaal voor Braine geboren, stak op, en legde een wolk over haar vreugd.

Maar zij kon het niet verdragen, dat leed. Alles kon zij lijden, maar niet leed om hem - niet wantrouwen in zijn liefde. Zij verdrong het, eer zij kalm en als vanzelfsprekend het haar Raad meedeelde. En zij balde haar vuisten in den schoot, toen zij Van Kijfhoeck's en Brederode's elkaar kruisende blikken ving; maar ging schijnbaar kalm voort uiteen te zetten haar plan, hoè het beste het Engelsche leger toe te vallen en te steunen.

De oude Willem Nagel sprak bezorgd:

‘Als zij zich met hun groote schepen maar niet wagen in de Zeeuwsche of Zuidhollandsche stroomen. Want dan loopen zij vast.’

‘En ook dàn nog zullen zij moeite genoeg hebben te landen,’ sprak Brederode. ‘Zij zullen de kust niet genoeg kunnen naderen, om de ondiepten en banken.’

‘Zij moeten zeer spoedig komen ook,’ zei Van Kijfhoeck. ‘Eér Philips met zijn leger hier is, en ons belet met de vloot ons bij de Engelsche te voegen.’

Jacoba gaf teekenen van ongeduld. Zij kon nooit verdragen dit bedachtzaam zorgelijk mannengepraat: zij overzag moedwillig hun beter inzicht door meerder ervaring. Was het niet bij Alphen bewezen, dat persoonlijke moed tenslotte alles deed? En de geduchte Zeeuwsche wolven onder Haemstede zouden zich bij hen voegen met de trouwe ballingen uit Henegouwen: Renesse, Hodenpijl, Van Waelwijck - waar die streden, moèst de overwinning volgen!

Het was laat, eer de heeren zich dien avond terugtrokken.

[pagina 431]
[p. 431]

Jacoba, warm, sloeg nadat zij aan Humphrey geschreven had, een donkeren mantel om, en ging in den hof. Sterren flonkerden, een zachte wind dreef klagend om de muren van den burcht. Zij had behouden na haar verblijf op den Gravensteen, een nerveuse behoefte aan frissche lucht; dadelijk, zooals dezen avond in de opwinding van gesprek, voelde zij haar adem beklemd.

Zij zette zich in een uitspringenden hoek van den muur op een bankje, dat zij had laten plaatsen deze week. Er zouden twee menschen kunnen zitten, veilig en voor aller oog beschut.....

Zij moest denken aan Quesnoy; op zulke avonden, een kind nog vol romantische verlangens, was zij naar buiten geslopen, en had gestaan en geluisterd in den donkeren avond.... Ver die tijd - en hoe weinig geluk nog was haar deel geweest....

Zij drukte zich plotseling dichter aan den muur. Mannenstemmen, gedempte, klonken, drentelende stappen. Zij hielden stil dichtbij haar, en den naam Glocester ving haar scherp gehoor.

Een stem zei: ‘Hij heeft een goed voorwendsel niet te hoeven komen: dat conflict met Winchester. Maar zonder dat kwam hij toch niet; hij scheidt zich niet van Cobham.’

‘Is dat werkelijk een feit?’

‘Och, dat weet toch heel Londen. Wat meer is: Beaufort's partij werkt het in de hand, om hem in Engeland te houden.’

‘Ik zou den kerel kunnen vermoorden, als ik denk aan onze hertogin....’

De stappen verwijderden zich. Door de onbewegelijke, smalle gestalte, den donkeren mantel strak rond zich getrokken, gingen lange rillingen, of een ijzige hand zich op haar had gelegd. Haar voorhoofd rimpelde, en zij zag zoo duidelijk als een spel dat voor haar werd opgevoerd, Humphrey en zichzelf in Henegouwen. Zijn toenemende kregelheid en onverschilligheid, de ontslagvrage van de zich ootmoedig voor haar buigende Eleonore. Als dàt waar was, die Cobham! Vergif, oh vergif, dat doodde, in kronkelende lange pijn! Zooals zij zelf leed, alsof een gif in haar brandde! Als dàt waar was - als allen het waarheid wisten - voor wat streed zij dan nog - waarom leefde zij dàn nog....!

Zij stond eindelijk op. Een zwaarte in haar leden, verbijstering in haar hoofd. En de wanhopige worsteling, dat zij dit met aanvaarden kòn. Dat, àls zij dit geloofde - het haar ondergang zou beteekenen.

[pagina 432]
[p. 432]

Toen zij den hoek van den muur omsloeg, stond zij voor een donkere gedaante, half in de ruige klimop gedekt. De maan kwam door, en zij herkende hem: het was Montfoort. Zij beet haar sterke witte tanden op elkaar.

‘Had hij gehoord?’

Bij die gedachte alleen, verkeerde hij in een vijand.

Hij stond stom, gebogen. Zij ging hem rakelings langs. In haar zwiepende rokken, in haar snellen tred, haar kaarsrechte van hem afgewende houding, voelde hij haar woede.

 

Dien nacht vocht zij in vertwijfelden strijd het onder. Wàt beduidde het, dat ‘heel Londen het wist!’ Zij kende tegoed dergelijk gepraat. En dan.... als het waar was, dat Cobham zijn minnares was geweest in die jaren - zij was toch zijn gemalin; naar haar ging zijn liefde, dat bewees hij thans.

Zij stond in den vroegen morgen van dien dag en keek over het slapende land. Het land, waarvoor zij zoo hartstochtelijk streed, en dat toch, als wezen, geen plaats besloeg in haar denken en voelen. Zij streed om haar liefde, om haar vorstinne-macht; maar het land, dat erbij verbloedde en verging zag zij niet. Zij telde geen bloed, geen verloren levens. Zij telde alleen de gewapende mannen, die het kon opleveren. Zij zag het nooit als levend wezen, dat onnoemelijk geleden had in al zijn aderen en vezelen.

Maar door het van haar niet geziene noch geachte wezen ging in die dagen de huivering, het verzet om den te wachten inval der Engelschen. Het was Jacoba's noodlot, dat alles waaraan zij haar hart en haar kracht gaf, zich tegen haar keerde en haar tot een val werd.

Door de straten der steden, over de wegen in het platte land gingen de woorden, de morrende.

‘Mannen - we hebben tòch den slechten kant gekozen! Vrouw Jacob....’

‘Vrouw Jacob, daar blijf ik bij, is onze wettige Landsvrouwe.’

‘Ja, Vrouw Jacob. Maar haar Engelsche man, hebben we daàr iets mee te maken?’

‘Maar hij wil den Bourgondiër uit het land jagen!’

‘Ja man! Maar wàt is erger vraag ik: de Bourgondiër of de Engelschman! Weet je wat de Engelschen hebben gedaan in Brabant en in Henegouwen?’

[pagina 433]
[p. 433]

‘Dat is waar.’

‘Rooven willen ze. Barbaren zijn het!’

‘En dat is nu ons loon voor onzen trouw aan Vrouw Jacob, dat zij ons die roovers op het dak stuurt.’

‘Ja - wat moeten wij dan?’

‘Dat weet ik niet; maar ik heb geen zin me dood te vechten voor den Engelschman.’

‘Ik zeg buur - vrouwenregeering deugt niet. Dàt is de oorzaak van alle kwaad. Hoe zijn we uitgezogen. Hoe was het land onder Willem en hoe is 't nu!’

‘Ik zaai niet meer. Ik heb geen geld om daglooners te huren voor 't landwerk. En als de oogst te velde staat, komen de Engelschen en vertrappen alles.

‘Of de Bourgondiër.’

‘Ja, dat is 't zelfde. Wij zijn altijd het kind van de rekening.’

‘Ik heb een zusterskind - een zeeman; die is Kabeljauwsch en zijn heele familie. Als je hem hoort, zou je ertoe komen hem gelijk te geven.’

‘Kan ik hem hooren?’

‘Zaterdagavond in de Liggende Os.’

Een felle jonge stem in de herberg dien avond, waar dicht opeengepakt het landvolk staat en zit, en hoort toe, gespannen in aandacht.

‘Wordt de Hoek meester mannen, dan is ons ongeluk niet te overzien. Wat zullen we zeggen van een hertogin, die zèlf haar land aan barbaren prijsgeeft; hoe heeft ze gedaan in Henegouwen, hoe heeft zij dien trouw beloond?

‘Maar de Fransche roover is er óók nog!’ roept een stem.

‘De Fransche roover - ja. Maar heeft hij ooit gedaan als de Engelschen, de schurken die ons de zee onveilig maken?! Zijn wij de eersten op zee, of niet?’

‘Ja, ja, ja!’

‘Wat doet Vrouw Jacob? - Zij is met den Engelschman niet wettig gehuwd - de paus heeft het niet gezegend. Het is geen gerechte zaak. En wat heeft Glocester gedaan voor Braine, die mooie gelukzoeker? De stad laten uitmoorden, - en in het tweegevecht waartoe de Bourgondiër hem gedaagd had, is hij nooit durven verschijnen. Aan zóó een heeft Vrouw Jacob ons overgegeven. Aan zóó een gaf ze haar land, dat haar trouw was!’

[pagina 434]
[p. 434]

De onzekeren, de weifelenden, zij zien plots zich bedreigd door erger onheil. Neen, den Engelschman helpen, willen zij niet.

 

De hoofden der Kabeljauwen dromden tezamen, beraadslagend. Egmond riep bloed en wraak over de heks, die alleen geschapen scheen, om al wat haar in handen viel, ongelukkig te maken.

Gaesbeek drong aan op zijn oude doel; den weg, dien hij voor zich, in de gunst bij den Bourgondiër, het voordeeligst zag: men zou Philips toch vrij spel laten thans! Hij wilde allen steden zijn hulp verzekeren, privileges en handvesten hernieuwen. Aan de Hollandsche en Zeeuwsche steden wilde hij voor den handel op Vlaanderen groote voorrechten en vrijheden schenken.

‘Alleen Zierikzee,’ fronsde hij, ‘blijft trouw aan Vrouw Jacob, is niet over te halen.’

‘En Dordrecht?’

‘Met Dordrecht wordt nog onderhandeld.’

Van Borselen zat zwijgend. Den Engelschman haatte hij, als goed Kabeljauw, en als goed Zeeuw. Maar een trots, en een voldoening, die hij zelf eigenlijk niet begreep, waren in hem, dat zijn machtige schoone stad Zierikzee zich niet vóór den Bourgondiër had verklaard. En in dienzelfden tweespalt, hoewel hij de zijde van den Bourgondiër had gekozen, kon hij niet laten aan de jonge Jacoba te denken, aan haar kracht, haar moed, haar wonderlijke bekoorlijkheid; kon hij niet beletten, terwijl hij met de anderen de middelen beraamde om zooveel mogelijk den invloed van Bourgondië te doen groeien, dat een medelijden hem bekroop, als hij dacht hoe al die moed en volharding van een jonge, alleenstaande vrouw op den duur moest zwichten voor de macht van den vreemdeling.

En hij bracht met geweld tot zwijgen wat hem toch telkens weer tegen de borst stuitte: de geboren Landsvrouw bestrijden om den vreemdeling binnen te halen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken