Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Vrouw Jacob (1935)

Informatie terzijde

Titelpagina van Vrouw Jacob
Afbeelding van Vrouw JacobToon afbeelding van titelpagina van Vrouw Jacob

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.87 MB)

ebook (3.26 MB)

XML (1.28 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

historische roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Vrouw Jacob

(1935)–Ina Boudier-Bakker–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

XVII

Onder den fellen Willem Van Nagel is het Kennemer leger opgetrokken. Hoorn en Enkhuizen, de beide machtige Zuiderzeesteden moeten thans in Hoeksche macht komen.

Maar de oude veldheer, al gaat hij met onbezweken moed, gelooft diep in zijn hart niet meer aan overwinning. Hij heeft de krijgskunde van Bourgondië te goed gezien, zijn krijgsmansoog heeft te scherp al de voordeelen opgemerkt tegen eigen nadeelen. Hij weet te goed, dat hij een woeste horde aanvoert, die elk voor zich vechten uit puren lust tot moord en plundering. Maar die als massa niet te leiden is, en tegen het geoefend, onder strengen tucht staand leger een kwade kans heeft.

[pagina 486]
[p. 486]

Maar - de Bourgondiër is er nog niet. Er bestaat de mogelijkheid, dat vóór hij komt, zij Enkhuizen en Hoorn in hun macht hebben. Aan de bedreiging van Cruyff denkt niemand in ernst.

Maar zelfs dàn is in zijn hart de gedachte: ‘Voor hoe lang.’

Hij is oud en telt zijn leven niet anders dan voor den dienst aan zijn vorstin. Zijn dochter.... zijn oogen worden een oogenblik troebel - Vrouwe Jacoba zal voor haar zorgen.

Sterk en taai trekt de oude Van Nagel aan het hoofd van zijn Kennemer benden op Hoorn aan. Maar tusschen Zwaagdijk en Oost-blokker, daar stormen hun onverwachts gewapende troepen tegemoet. Het zijn de verbitterde Hoornaars. Nagel doet fel aanvallen, en langs den dijk wijken al meer de poorters terug tot hun stad.

Maar daarbinnen de poorten is alles tot de tanden gewapend, de stad in staat van beleg gebracht. En daar is een oud man, in wiens door hartzeer verteerd gelaat, de rood ontstoken oogen branden van wraakzucht. Met woeste gebaren en felle woorden zweept de oude Cruijff de mannen op in zijn stad Hoorn. Honderdvoudig zal hij op Vrouw Jacob's Kennemers, haar laatste hulptroepen, den dood van zijn kind wreken!

Het is felle zomerhitte in het schaduwlooze land aan de Zuiderzee. Jacoba wetend Van Nagel voor Hoorn, doet alle Westfriesche steden oproepen tot sterking van het beleg. En Nagel ziet ze komen.

Ze zijn machtig in getal; maar de stad schijnt sterk. En hij heeft geen tijd te verliezen. Er is hem bericht, dat de l'Isle Adam met een groot leger op de Kennemers aantrekt.

Jacoba weet het; en van Gouda uit gaan al dringender oproepen. De bastaard Everhard, en Willem van Brederode komen met hun troepen te scheep.

Den volgenden dag wil Van Nagel de stad bij storm nemen. Het is de eenige kans.

Maar in den vroegen morgen gaat het gerucht, dat uit zee een vloot komt opzetten - het zijn Philips' Picardische keurbenden onder de l'Isle Adam.

Dan komt over den ouden Willem Van Nagel de woeste moed, waarmee hij altijd zijn Kennemers heeft aangevoerd. In een ontoombaren aandrang trekt het boerenleger met luid krijgsgeschreeuw op; en onder den geweldigen schok deinzen een

[pagina 487]
[p. 487]

oogenblik de Bourgondiërs. Maar dan weet de l'Isle Adam een deel van zijn krijgers te doen manoeuvreeren, dat zij onverhoeds den Kennemers in den flank vallen. Het zijn de geduchte Picardische boogschutters, en onder hun pijlen vallen de honderden in de boerengelederen.

Van Nagel ziet om zich heen. Nog éénmaal is hij daar, onwaarschijnlijk lang en mager, hoog op zijn paard - zijn scherpe blauwe valkenoogen overzien de kans.... dan stort hij door een Bourgondisch pijlschot in 't hart getroffen van zijn paard.

De l'Isle Adam ziet hem vallen, Jacoba's ouden, geduchten strijder. Hij ziet de boeren terugdeinzen onder de moordende pijlen. En thans rennen de Hoornaars uit de poorten, en vallen met de te hulp geschoten benden uit Haarlem en Amsterdam de Kennemers in den rug.

De boeren geven zich niet over. Met hun vreeselijke wapenen, hun zware strijdbijlen en knodsen, maaien zij nog verpletterend in de vijandelijke gelederen. Zij vechten wanhopig, want zij weten wat hun te wachten staat na het voorgericht van van den Bourgondiër. En de l'Isle Adam valt, stervend haast aan afgrijselijke wonden.

Het is vergeefs. Steeds meer benden zetten op - en nu eindelijk grijpt den Kennemers na den roes, de wilde schrik in hun primitieve harten om lijfsbehoud. Zij slaan op de vlucht, nagezeten en doodgeslagen door den vijand als dolle honden in sloten en moeras.

Op de schepen ternauwernood wisten Brederode en zijn mannen zich tijdig te bergen en te ontkomen.

 

Jacoba zocht Marie.

In den avond was een bode doorgekomen, en had het bericht van den verloren slag en Willem Van Nagel's dood gebracht. Verloren en dood. Verloren en dood....

Er was een zonderlinge angst in haar - die uitging boven den slag om de nederlaag. De angst om het leed van eene, die zij liefhad - die haar den eenige had geofferd, dien zij beminde.

‘Marie....’

Marie van Nagel keek op van haar bezigheid: het voeren van haar duif. Zij zag Jacoba's gelaat, en zij moest plotseling gaan zitten. Het zaad stroomde uit haar handen langs haar gewaad.

[pagina 488]
[p. 488]

Zij staarde stom voor zich uit. Zij was aschgrauw geworden.

Jacoba stond voor haar, en raakte schroomvallig haar hand aan. Maar Marie van Nagel keek niet op.

‘Ik weet het,’ was al wat zij zeide.

Toen barstte Jacoba in snikken uit. Vernederde zich geknield, in wanhoop en smart aan den schoot der getrouwe, die nooit voor haar had geweifeld te offeren.

‘Vergeef me -’ steunde ze - ‘o vergeef me - vergeef me - ik had hem niet willen laten gaan....’

Marie hief langzaam haar hand, en deed gedachteloos, mechanisch, wat zij gewend was: het weenende hoofd streelen. Maar geen woord kon zich over haar saamgeklemde lippen breken.

Lang, nadat Jacoba was heengegaan, zat Marie van Nagel nog daar. Haar groot lichaam als een vormlooze massa in elkaar gezakt - in een verbijsterd, radeloos verlangen naar een arm, verslagen lijk van ouden man op den naakten grond - onbereikbaar.

 

Door het boerenland trok thans de Bourgondiër, wat eindelijk gevaarloos kon. Want gebroken was het verzet van het ruwe, dappere volk; geen hoeve, waar niet gerouwd werd over maag of vriend.

Stomme onderwerping vond hij op zijn weg. Maar in de oogen las hij onverzoenlijken wrok. Jacoba's wrok die hem overal tegentrad, die hem noemde met den naam roover.

‘Roover’. Hij zou den smaad moeten verduren. Het behoorde tot de hooge eer van zijn uitverkorenheid. En was thans niet weer hem deze overwinning geschonken?

Hij dacht aan zijn dapperen vriend de l'Isle Adam, die nog steeds bijna bezweken lag aan de vreeselijke wonden der boerenwapenen. Als zoo velen uit zijn gevolg. Als altijd weer in den strijd tegen de heks, de dappersten, de edelsten. Zijn hart werd harder en kouder.

Alkmaar was gevallen en in zijn macht. Hij had er een wraakgericht gehouden ter eere van de gesneuvelden onder zijn vrienden. De stad uit doen plunderen. Muren, torens en wallen geslecht. Onbarmhartig de geesel der Bourgondische bezetting over de weerlooze inwoners. In den omtrek alle kasteelen en vaste behuizingen, vestingen der Hoeken geslecht.

Maar de oogen waren gebleven. Wraakzuchtige, hatende, ver-

[pagina 489]
[p. 489]

gelding broedende oogen, bleven hem ontmoeten op zijn tocht. Hij zou ze doen neerslaan, hij zou ze bloedige tranen doen weenen.

Een wraakgericht ging over heel Kennemerland, ongekend in het vrije Holland. Zelfs de Kabeljauwsche hoofden zagen elkaar aan en bekenden elkaar beklemd, dat nooit een wettige, hier geboren vorst zoo had gehandeld met volk en land.

Boeten, zoo hoog, dat zij alle mogelijkheid tot welvaart vernietigden. Maar ongehoorder nog de smaad: geen Kennemer of Westfries mocht ooit weer wapen of harnas dragen. En de ridders, de hooggeborenen, zij zouden voortaan op eigen kosten den Landsheer dienen. Kennemer en Westfries - zij zouden rechtloos zijn daarenboven. Verloren alle vrijdom en privilege....

 

Teruggekeerd van zijn strafgericht, stond de Bourgondiër in zijn vertrekken, en klemde de lippen opeen. Men had hem van Kabeljauwsche zijde gezegd, dat nog nooit een vorst een gansch volk rechtloos had gemaakt....

Welnu - hij had het bestaan! En hij wist: in den grond, zou hij aldus handelen met het gansche land - het geheel afhankelijk maken van zijn souvereiniteit.

Maar.... zijn gebalde vuist sloeg op het papier dat voor hem lag: zijn legers afgetrokken naar Gouda en Montfoort, waren teruggeslagen met groote verliezen. Hij wist - zijn krijgsmacht had ontzaggelijk geleden dit jaar - en nog altijd wisten de Hoekschen niet van wijken....

Hij zat roerloos; de gedachte besprong hem opnieuw onverhoeds: als hij Jacoba zéér jong gehuwd had, toen zij nog was het bevallige, geestige kind - zooals zijn vader het wijs voorziend had gewenscht, hoe verzekerd en groot zou dàn nu zijn positie zijn....


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken