Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Vrouw Jacob (1935)

Informatie terzijde

Titelpagina van Vrouw Jacob
Afbeelding van Vrouw JacobToon afbeelding van titelpagina van Vrouw Jacob

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.87 MB)

ebook (3.26 MB)

XML (1.28 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

historische roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Vrouw Jacob

(1935)–Ina Boudier-Bakker–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

XXI

In Frankrijk zat Bedford met den brief van de Lords voor zich; waarin hem werd verzocht zijn zwager van Bourgondië kort en bondig aan te zeggen, dat hij zijn wederrechtelijke handelingen zou staken tegenover den hertog van Glocester en zijn gemalin, welke alleen terzake van hare liefde en trouw jegens haar gemaal, jegens den koning en jegens Engeland, zoo bitter lijden en groote beproeving moest ondergaan.

De regent zat lang met den brief. En vroeg zich, afgetobd en vermoeid, voor de zooveelste maal af, wat zijn broeder Hendrik in de toekomst van dit twijfelachtig Fransch bezit verwacht had. Misschien had diens sterke persoonlijkheid het beter beheerscht. Wat hèm betrof, hij had er zich bij neergelegd, dat zijn eigen leven er volkomen in werd opgeslokt. Hij werkte nog slechts, gematigd en voorzichtig voor de kroon, voor zijn jongen neef, het kind op Engeland's troon.

Maar om nu alle inspanning en arbeid telkens opnieuw door deze Jaqueline in de war te laten sturen - dàt ging niet aan. Met ongeloofelijk veel moeite had hij Bretagne weer voor het bondgenootschap met Engeland gewonnen. Werd het ten tweeden male verbroken, mèt bovendien Bourgondië tot vijand,

[pagina 522]
[p. 522]

dan beteekende dit voor Engeland het onherroepelijk verlies van Frankrijk.

Daartegenover stond: Humphrey alle kans op de Nederlanden ontnemen; en de voortzetting van zijn dwaze streven: de worsteling om het gezag in Engeland. Dame Jaque zou moeten aan haar lot overgelaten....

Hij peinsde. Hij zag haar nòg komen door Hendrik uitgenoodigd, fijn, rank, van levenslust en levensmoed stralende jonge vrouw. Hij had haar graag mogen lijden; en nog, was er niet Frankrijk mee in 't spel geweest, hij zou niet geaarzeld hebben haar hulp toe te zeggen. De Bourgondiër liet hem persoonlijk koud. Hij wist den ellendigen toestand waarin Jaqueline was geraakt - men moest eerbied voor haar hebben. Wèlke vrouw zou zich zóó staande houden - zou ook zoo openlijk en trouw haar liefde verdedigen voor een man die.... 't niet waard was.

En tòch moest zij opgeofferd. Het mòest - hij zag geen anderen uitweg. Het eenige wat over bleef was: aandringen op wapenstilstand.

In de stilte van den nacht schreef hij den brief aan Humphrey, waarin hij hem bezwoer de kroon van Engeland niet in gevaar te brengen door een inval in de Nederlanden; hij was bereid zijn uiterste best te doen de partijen te verzoenen, in elk geval tot een wapenstilstand te bewegen.

Een tweede schrijven richtte hij aan de Lords van den Geheimen Raad. Verklaarde, ‘dat hij het zijn hoogste heiligste plicht achtte de kroon van Frankrijk voor zijn Heer en Koning gedurende diens minderjarigheid te bewaren; dit zou onmogelijk zijn, als de machtige Bourgondiër het bondgenootschap opzegde. Bovendien werd nog steeds op de verklaring omtrent de echtheid van Jaqueline's huwelijk door den Paus gewacht. Het leek hem zonderling, voor een geheel persoonlijke zaak, met bovendien zulk een twijfelachtigen grond, twee koninkrijken in beroering te brengen.’

Hij zat na de brieven geschreven te hebben nog lang, en peinsde. Zijn gedachten zochten rond in Engeland - raakten Cobham. Hij wist, tegenstand prikkelde Humphrey slechts tot meerdere energie. Maar als men Cobham deed verstaan, dat, wist zij Humphrey in Engeland te houden, men zich tegen een

[pagina 523]
[p. 523]

huwelijk niet langer verzetten zou.... Zij was ongeloofelijk wijs en verstandig, listig en voorzichtig.... zij alleen kon het klaarspelen als zij wilde.

En zij zoù willen!

Hij had het gevonden! Den volgenden dag reeds reisden zijn raadsman, de abt van Oircamp met nog enkelen van zijn vertrouwdsten naar Londen. Hij wist den abt de wellicht bekwaamste diplomaat van Frankrijk; en zeer duidelijk was Bedford's opdracht.

 

‘Mon Prince,’ zei Eleonore op den licht spottenden toon, die Glocester prikkelde, ‘wanneer gaat thans het Hollandsch avontuur beginnen?’

Zij waren voor het eerst weer sedert weken te zamen alleen. Op dezen zoelen Juliavond, was hij haar onverwacht laat nog komen bezoeken.

‘Zoo spoedig mogelijk.’

‘Dat is wijs,’ zeide zij kalm. ‘Want bedenk u wèl, de prinsregent in Frankrijk ziet het niet graag.’

‘Wat heb ik daarmee te maken! Ik ben regent in Engeland!’ stoof hij op.

Hij was zeer prikkelbaar deze laatste weken. De volksgunst, de stemming van den adel, dreven hem tot dit krijgsbedrijf; maar de gedachte aan Jacoba stond daar storend op den achtergrond. Zeker, zij was een groote, merkwaardige vrouw, Jaque - zonder twijfel. Maar daar, in het land van modder en water, zou zij hem drijven, drijven tot altijd weer slag leveren. Toch, den Bourgondiër den voet op den nek zetten, dàt was een kans die hij niet voorbij wilde laten gaan. Als hij daarmee òòk tegelijk de Kabeljauwen overwonnen had....

Eleonore zag hem aan. Zij wachtte even.

‘Juist daarom -’ sprak zij eindelijk.

Zij lag bevallig neergevleid in haar steenrood kleed in een lagen zetel, en keek schijnbaar in de grootste rust naar hem op. En toch had hij haar verrast. Slechts een uur te voren was de abt van Oircamp vertrokken na een lang geheim onderhoud.

Hij keek eveneens naar haar. Hij dacht aan de groote tegenstelling met Jacoba, die een en al onrust was geweest. Maar voor 't eerst óók dacht hij argwanend:

[pagina 524]
[p. 524]

‘Jaque had hem lief, dàt wist hij. Was déze rust geen onverschilligheid?’

‘Ge hebt haast mij te zien vertrekken,’ zei hij norsch.

Zij maakte groote onschuldige oogen.

‘Maar neen! Hoe zou dat mogelijk zijn! Echter, ik heb mij te schikken. Ik heb dit altijd voor oogen gehad tijdens onze verhouding.’

‘Waar praat ge over?’ ontweek hij.

‘Eenmaal, dat wist ik - zou ik u weer moeten afstaan aan de gemalin.’

Hij zwenkte om, gestreeld in zijn ijdelheid, dat twee schoone vrouwen om hem streden.

‘En tòch - kàn ik mijn angst niet meester worden!’ riep zij plotseling nerveus.

Hij boog teeder over haar heen, kuste haar.

‘Wèlken angst, daerest?’

‘Ik kàn niet laten te denken aan Brouwershaven. En thans - gaat ge zèlf! Dat Holland, we hebben het leeren kennen....’

Iets loerde in zijn oogen, dat haar waarschuwde.

‘Enfin - ge moèt natuurlijk gaan,’ besloot zij ras.

‘Ja,’ zei hij kort. Hij stond recht. ‘Ik ben Heer der Nederlanden door mijn gemalin. Ik kan mij niet door den Bourgondiër ervan laten berooven, en haar alleen laten in haar strijd.’

Het lustte hem, haar hiermede te wonden. Ze keek hem slechts droomend aan; in haar hart verachtte zij hem.

‘Hij is geen liefde waard,’ dacht zij. ‘Maar hij is een kroon van Engeland waard.’

‘Ik begrijp het,’ zei zij kalm. ‘Alleen, ge gaat op een niet gelukkig moment weg.’

‘Wat bedoelt ge?’ vroeg hij knorrig. Zijn gedachten, zijn verlangens waren geconcentreerd op één ding: hij smachtte ernaar den Bourgondiër te slaan.

‘Dat in Bedford's brief, dien ge mij zondt, méér schuilt, dan ik eerst dacht.’

‘Hij gunt mij de Nederlanden niet!’

‘Natuurlijk niet. Maar hij gunt u Engeland nog minder.’

‘Wat wil dat zeggen?’

Zij lachte.

‘Gij mannen zijt toch doof en blind. Bedford kent u zeer goed.

[pagina 525]
[p. 525]

Hij weet, dat alle tegenstand u slechts prikkelt om vol te houden. In zijn hart wil hij u zeer graag uit Engeland weg hebben. Daarom werkt hij u tegen bij de Lords, overtuigd dat ge dan te eerder zult gaan.’

Zij zweeg een poos, zei dan:

‘Ik sprak den abt van Oircamp. Hij gaf eindelijk toe, dat Bedford vreest voor uw invloed in Engeland. Dat leger, de genegenheid van het volk, verontrust hem.’

‘Ah!’ ontsnapte hem verrast.

‘Er is te duidelijk gebleken, hoe groot uw aanhang is.’

Zij zweeg, tuurde het venster uit in den donkeren avond.

‘Het lijkt hem tenslotte onwaarschijnlijk, dunkt me, dat ge beide voor een vreemde onderneming zoudt benutten en niet in eigen land.’

Hij zat onbewegelijk.

‘Weet gij méér?’ viel hij aan.

‘Neen,’ deed zij onverschillig. ‘Ik heb geen moeite gedaan méér te weten. Waarom zou ik nog? Gij gaat naar de Nederlanden. En ik - ik verlang ook eens iets anders dan Londensche lucht in te ademen. Wij nemen afscheid. Mijn werk - uw schoone droom - de droom van een kroon in Engeland - heeft uit.’

Het bloed vloog naar zijn hoofd.

‘Ik neem geen afscheid!’ zei hij, haar met de oogen metend.

‘Maar ik van u, mon Prince! Ik wensch niet de tweede te zijn bij.... uw hertogin.’

‘Ge komt na - naar Holland.’

‘Ik kom niet na. Dat weet ge. Ik ben niet Dame Jaque. Ik klamp mij niet aan een man, die mij loslaat.’

‘Dan bemint ge mij ook niet als zij!’

‘Niet zooals zij! Neen,’ lachte zij koud.

‘Wat schuilt er achter dit alles?’ barstte hij uit.

‘Niets. Ik maak mij, zooals ik u zeg, van uw belangen los; en verdwijn van uw weg. Mijn schaal woog te licht: een troon in 't verschiet tegenover het bezit der Nederlanden - rijk van bedelaars en oproerlingen, moerassen en sloten. Maar ieder moet zijn eigen weg weten. Sans rancune et bonsoir. Ik ben heel vermoeid, en zou nu willen slapen.’

 

Uit een zijpoortje van den tuin, sloop een groote vrouwen-

[pagina 526]
[p. 526]

gestalte in donkeren mantel gewikkeld, den weg over naar een smalle steeg, die naar een verwaarloosd, leegstaand huis leidde. Zij tikte zacht op een der ramen, en gedruischloos ging na eenige oogenblikken de deur open.

‘Ge zijt laat, mylady,’ zei een magere, kleine vrouwengestalte - ‘ik was bijna weggegaan - ik kan mij bij daglicht niet vertoonen langs den weg.’

De andere drong de oude vrouw terug, de openstaande deur in van een flauw verlicht, leeg vertrek. Een kaars flakkerde in den tocht op de vensterbank.

‘Hebt ge het?’ vroeg ze.

‘Natuurlijk mylady. Hier.’ De oude vrouw nam een fleschje en hield het op tegen het onzekere licht.

‘Rood als de gloed van vuur. Zóó zal zijn liefde voor u zijn - gloeiend vuur. En vergeten - vergeten al 't andere.’

‘Het vorige heeft niet genoeg gewerkt - pas op, dat dit beter is - of ik breng u op 't rad.’

De oude vrouw bukte als een kat voor den sprong.

‘Dat zal mylady Cobham niet doen,’ grauwde ze. ‘Ik weet te veel.’

Eleonore stond, ze woog het fleschje op de hand. Haar gelaat somber, had nu de kalmte totaal verloren.

‘Ik zou nog méér willen,’ fluisterde ze plotseling. ‘Ge kènt l'envoûtement - ge weet hoe het toe te passen. Dàt moet ik weten!’

De oude kromp terug.

‘Ik - neen - ik ken het niet,’ brabbelde zij.

‘Je liegt! Ik moèt het hebben. Wat kost het?’

‘Neen. Ik heb u al te veel geleerd. Ik word voorzichtig met u.’

‘Hier.’ Zwaar slingerde een beurs tegen de instinctmatig geheven hand.

‘Het is te gevaarlijk,’ murmelde de oude.

‘Ge behoeft het niet te doen. Ge moet het mij leeren. Er zijn bezweringen bij noodig, formules niet?’

De oude antwoordde niet.

‘Ik wéét het. Ik ken ze alleen niet. Luister: als je me die leert.... als ik koningin van Engeland ben, hoè zal ik je dàn loonen!’

De heks deinsde.

[pagina 527]
[p. 527]

‘Neen, neen - aan den troon raak ik niet!’

‘Wie zegt, dat ik eraan raak!’

De heks keek haar scherp aan.

‘Pas op!’ fluisterde ze heesch aan het oor der vrouw. ‘Niet de dood van een kind - een onschuldig kind....!’

‘Wie praat van een kind?’ De ander schudde de hand op haar arm af. ‘Nu dan?’

‘Ik moet denken - laat mij tijd tot morgenavond.’

Eleonore zei niets meer. Haar oogen zochten het gezicht van de heks van Eye, in een felle begeerlijkheid - haar adem ging snel.

De oude deed als bemerkte zij niets. Zwijgend hield zij de hand op, tot de beurs er in neerviel.

Toen ging zij de ander voor, trok voorzichtig de deur open.

Daarbuiten nam het duister de groote vrouwenfiguur op.

 

Dien nacht had Bedford een vreemden droom:

Een jonge vrouw in wapenrusting stond voor hem - een zéér jonge vrouw. Het was Dame Jaque niet - een ander nooit gezien gelaat - streng, verheven.

Zij strekte de hand uit en wees:

‘Ge hebt een hulpelooze vrouw verraden om Frankrijk te bezitten. Nu is een vrouw komende, die u Frankrijk voor altijd zal doen verliezen.’

Een glans stond in zijn tent als felle maneschijn. Hij schreeuwde in ontzetting, en zat ontwaakt, bezweet en huiverend van een nooit gekende vrees.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken