Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Vrouw Jacob (1935)

Informatie terzijde

Titelpagina van Vrouw Jacob
Afbeelding van Vrouw JacobToon afbeelding van titelpagina van Vrouw Jacob

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.87 MB)

ebook (3.26 MB)

XML (1.28 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

historische roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Vrouw Jacob

(1935)–Ina Boudier-Bakker–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

VI

De hertogin-moeder Margaretha zat stom en roerloos in haar slot Quesnoy en staarde voor zich uit.

De zoolang en zoo zorgvuldig voorbereide aanslag op den Bourgondiër was mislukt. De tijd scheen goed gekozen. Zij had niet geloofd, dat het mogelijk zou zijn Jacoba's geheim huwelijk verborgen te houden - beter vóór het openbaar werd, Philips te doen sterven. Dàn had de verzoening van Hoek en Kabeljauw kans van slagen.

Op het tournooi te Bergen door Philips gegeven, zou hem de pijl treffen van de Postelles....

En nog vóór deze de poging wagen kon, was hij gevat; zijn vergiftigd wapen - hoe zéker was het uitgedacht - ontdekt.

De verkeerde. Den verkeerde gekozen voor de daad, waarvan alles afhing. Dit was wat haar het onverdragelijkst kwelde. Trouw aan haar, had hij toch blijkbaar tegen andere vertrouwden gepraat - en was er niet op iederen duim gronds een verrader, om elk woord aan den Bourgondiër over te brengen?

Wàt zou de gehate thans doen tegen haàr, in wiens dienst de moordenaar was.... Hij had het gewaagd De Postelles weg te laten halen van haar hof - uit haar dienst. Hem en zijn lijfknecht. Jean de Vendegies, zijn vriend had kunnen vluchten - slotvoogd van Ath, rechter te Quesnoy; in den laten avond was hij verwilderd en bleek langs een geheimen ingang bij haar gekomen, had haar alles verteld en hoe hij nog dien nacht over de grenzen vluchtte.

Een toegewijd dienaar - aanzienlijk heer - hij ook.

Machteloos en woedend zat zij - bevreesd tegelijk. Wàt zou dit nasleepen voor de beweging in Holland. Van Jacoba zelf ook was zoo weinig omzichtigheid te verwachten - zij scheen voor de zooveelste maal ernstig verliefd in dezen Kabeljauw.

Philips - hij was in staat, haar, zijn tante, op grond van dezen

[pagina 592]
[p. 592]

aanslag, van haar hof te Quesnoy te verbannen - in een vesting in Vlaanderen op te sluiten....

De dagen gingen. Er gebeurde niets. Zij hoorde, men had De Postelles op de pijnbank gefolterd - men had den getrouwe haar naam niet kunnen ontwringen. Maar Philips wist. In haàr hoofdstad, in Mons op de markt, werd het schavot gericht. Daar waren De Postelles en zijn knecht onthoofd en gevierendeeld. De steenblokken van 't schavot bleven er staan tot waarschuwende heugenis.

De hertogin Margaretha bleef roerloos, in elkaar gedoken afwachten. Maar Philips ontzag de tante. Alleen zijn waakzaamheid over Holland en Zeeland verdubbelde.

 

Op Teylingen wachtte Jacoba den heer van Borselen.

Marie van Nagel wendde het hoofd naar het jonge gelaat, dat zij de laatste weken had zien herwinnen de vroegere bekorende levendigheid.

Jacoba ontmoette haar ernstige oogen.

‘Wat is het? Dat de aanslag mislukte? Ja - dat is een groot ongeluk. Maar daarmede is de zaak hier niet veranderd.’

Marie fronsde.

‘Ik vertrouw nu den Bourgondiër minder dan ooit. Ik kan de gedachte niet van mij afzetten, dat wij door verspieders zijn omringd, waar we het in 't geheel niet vermoeden.’

‘Dan was alles van den huwelijksavond al lang uitgekomen.’

‘Wie weet of het dat niet is?’

‘Ach!’ Jacoba stampvoette. ‘Altijd bezwaren! Laàt me toch gelukkig zijn!’

Marie stond op. Haar groote hand gleed verzoenend langs Jacoba's warme wang. Die aanraking - een koortsige gloeiïng nam haar hand ervan mee - maakte de bezorgdheid in haar oogen dieper.

Jacoba zette zich op de rustbank. Als een droom nog altijd - maar een zoo schoone, weldadige, als zij in haar gejaagd, rusteloos gekweld wezen niet meer kende - stond de avond in haar herinnering, toen Marie en zij met Van Kijfhoeck en Doirninck waren gereden naar de Kapel van Sinte Marie te 's Hage, waar een stil licht, dat niets bizonders verried naar buiten straalde. Waar zij heimelijk binnengelaten, in tegenwoor-

[pagina 593]
[p. 593]

digheid van de enkele getuigen, neergeknield was naast Van Borselen voor het met frisch groen versierde altaar.

Drie huwelijken waren haar door het hoofd gegaan: in kinderlijke onbewustheid naast haar jongen Dauphin - in weerbarstigen afkeer naast den Brabander - in wegsleepende verrukking temidden van de Engelsche koningspracht naast Glocester, haar geliefde.

En dit: een huwelijk in het geheim, met een onderdaan. Zonder pracht - zonder praal; alleen de toekomst, die vorstelijkheid en macht zou wederbrengen door dezen band.

Maar daarna....

In den vroegen morgen hadden zij afscheid genomen - stonden voor het geheime poortje in den stillen, nog in grauwen schemer verzwommen hof. En aan zijn hart geklemd, had zij het toèn geweten: deze nacht van lang ontbeerde liefde, had alle rest van verzet uit haar hart gladgestreken. De toekomst, àl waarvoor zij dit verbond begonnen was, lag verdrongen in haar voelen en denken. En in een puren hartstochtelijken lust tot leven en liefhebben, had zij plotseling aan den grooten krachtigen man gehangen, in wilde laatste omhelzing.

Zij droomde, zag het alles terug. Hoe dikwijls had zij hem sindsdien zien komen, altijd dezelfde - betrouwbaar - met den dag vertrouwder. Het heele leven had zich nog eenmaal opgeheven uit schijnbaar beloftelooze toekomst.

Zelfs de mislukte aanslag op Philips bleef verre. Het was alles in opgang. Haar eigen leven met Frank; en daarmee zoo nauw verknoopt de toebereidselen in de gansche Nederlanden voor den opstand. Geduld alleen moest het kosten nog; en dat had zij nauwelijks.

Een hoorn klonk buiten. Een hoefslag.

‘Heer Frank,’ zei Marie. Zij neeg voor Jacoba's echtgenoot, en verliet het vertrek. Op den drempel haast, stiet zij op den page, die diende bij de maaltijden.

‘Wat doet gij hier?’ vroeg zij scherp.

‘Ik moet den Heere van Borselen ververschingen bieden.’

Marie keek hem scherp in de brutale jongensoogen. En opnieuw was de zorg in haar hart. Een onrust, die al sterker werd de laatste dagen, dat ergens onheil broeide. En plotseling dacht zij aan Montfoort.

[pagina 594]
[p. 594]

Binnen waren Jacobs en Van Borselen naast elkaar gezeten in omarming.

‘Wat is er nieuws?’ vroeg zij gretig.

‘Overal in het land groeit het wel naar den opstand toe. Maar we moeten nog geduld hebben. De tijd is nog lang niet rijp. En vooral na den aanslag van De Postelles is dubbele voorzichtigheid geboden.’

Drift maakte haar oogen donker.

‘Als het geheele land voelt voor den strijd, is de tijd rijp! Als het aan mij lag, ik sloeg nu toe.’

‘Maar het geheele land voelt er niet voor nog -’ weersprak hij.

Hij kende reeds haar heftigen, hartstochtelijken aard, en vreesde dien voor de onderneming. Als het maar hàlf gelukte, zouden zij alles verliezen. Ook was het hem de laatste weken in herhaalde samenkomsten duidelijk geworden, dat wèl de Kabeljauwen ontevreden waren, maar dat een menigte onder hen er toch nog verre van af waren zich onder Jacoba te scharen. Te velen waren er, bij wie oude, nooit te helen wonden bloedden - waar wraakzucht toch nog immer vooraan stond.

Het geheim huwelijk bovendien was iets, waardoor Philips hen beiden kon vangen. Jacoba had hiermee haar verdrag gebroken, en hij zijn Heer beleedigd, door zonder toestemming diens bloedverwante te huwen.

‘Het was misschien al genoèg,’ dacht Van Borselen bezorgd, met zijn vorstin in zijn armen. En in het geluk om zijn liefde, - de gravin van Holland zijn vrouw - kwam soms, en ook thans de gedachte in hem: Zou iets anders dan nieuw bloedvergieten, misschien dood en ondergang van zijn oud geslacht, het gevolg zijn....

Hij verheelde het Jacoba niet, dat hij niet van zins was, zèlf de zaak in handen te nemen, het sein tot den opstand te geven.

Zij zag naar hem van onder neergeslagen oogleden. Ontgoocheld. Werd stil en koud.

‘Afwachten en aanzien,’ dacht zij. ‘Niet met den degen in de vuist vliegt hij 't perk in, om openlijk voor mij te strijden. Zichzelf buiten gevaar houden. Oh - en zij smachtte naar den strijd. Begon de verschrikking van haar leven opnieuw? Had zij zich wéér vergist?’

Hij merkte haar verkoeling, maar hij liet zich niet dwingen.

[pagina 595]
[p. 595]

Hij bleef de vurige minnaar, de teedere echtgenoot, waaraan tenslotte telkens opnieuw haar hunkerende liefde, haar lange ontbering zich verzadigde.

Maar zij kreeg uren, dat zij stil werd en gemelijk na zijn vertrek. En eenmaal vond Marie haar, schreiende in uitbrekende drift:

‘Ook hij niet!’

Het was al wat zij zeide. Maar in haar hart versmoorde zij de diepe nieuwe pijn: de bedrogen verwachting Humphrey's ontrouw, Humphrey's verraad te kunnen afstraffen, door zich hem te toonen, na overwinning op den Bourgondiër, stralende, in eer hersteld, aan de zijde van een groot en ridderlijk man....

Dit scheen op eenmaal weggevlucht naar een ver verschiet.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken