Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Groot gebedenboek ten gebruike van katholieke christenen voor alle dagen en tijden van het jaar en alle omstandigheden des levens (1951)

Informatie terzijde

Titelpagina van Groot gebedenboek ten gebruike van katholieke christenen voor alle dagen en tijden van het jaar en alle omstandigheden des levens
Afbeelding van Groot gebedenboek ten gebruike van katholieke christenen voor alle dagen en tijden van het jaar en alle omstandigheden des levensToon afbeelding van titelpagina van Groot gebedenboek ten gebruike van katholieke christenen voor alle dagen en tijden van het jaar en alle omstandigheden des levens

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (19.36 MB)

ebook (15.97 MB)

XML (4.50 MB)

tekstbestand






Illustrator

J.B. Sleper



Genre

poëzie
non-fictie

Subgenre

liederen/liedjes
gebed(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Groot gebedenboek ten gebruike van katholieke christenen voor alle dagen en tijden van het jaar en alle omstandigheden des levens

(1951)–Cornelis Adrianus Bouman–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

Het sacrament van de vergeving der zonden

Wie na het doopsel door de zonde is gestorven, kan opnieuw tot leven komen door de genade van God. Want ook voor de gedoopten geldt, dat God de dood van den zondaar niet wil, maar dat hij zich bekere en leve (Ez. 33, 11). De zonden die door de priesters der Kerk worden vergeven, zullen volgens Christus' woord inderdaad vergeven zijn (Jo. 20, 23); wat zij binden of ontbinden, zal ook in de hemel gebonden of ontbonden zijn (Mt. 18, 18).

Hierop steunt de leer der Kerk, dat zij de macht heeft namens Christus de zonden te vergeven. In de biecht belijden wij berouwvol aan God onze zonden voor het aanschijn der Kerk, dat is voor den bisschop of voor een priester die hiertoe door den bisschop is gemachtigd (jurisdictie heeft), ontvangen wij de vrijspraak (absolutie) en aanvaarden wij de boete welke ons door de Kerk wordt opgelegd (penitentie).

De mens zondigt in vrijheid en moet zich eveneens door zijn vrije wil van zijn zonden afwenden om Gods vergiffenis te kunnen verkrijgen. Dit is het berouw: hetgeen inhoudt dat wij de boosheid van onze daden naar best vermogen inzien en onszelf er aan schuldig verklaren voor God, omdat wij zijn hoogheid hebben beledigd, zijn genade en goedheid veracht, en eeuwige verwerping hebben verdiend. Steeds zullen al deze motieven in het berouw aanwezig zijn. Naarmate echter de gedachte dat wij God in zijn heerlijkheid en zijn liefde hebben beledigd, in ons berouw overheerst, naar die mate is ons berouw volmaakter; want het is een groter goed God te beminnen dan zijn straffen te vrezen. Als wij zonder berouw onze zonden zouden belijden, bespotten wij God en de Kerk van Christus, welke ons in haar sacramenten de rijkdom van de Verlossing mededeelt (heiligschennis). Wij geven uiting aan ons berouw door de openhartige belijdenis van onze zonden. Uit de waarachtigheid van ons berouw volgt dat wij onze zonden belijden volgens hun aantal en volgens de omstandigheden die de boosheid er van verzwaren of verminde-

[pagina 364]
[p. 364]

ren. Ook is dit noodzakelijk, omdat de priester, die namens de Kerk en dus namens Christus onze belijdenis aanvaardt, gehouden is te binden of te ontbinden en, om ‘recht te spreken’, voldoende kennis moet hebben van onze schuld. Is iemand door ziekte of omdat hij door de aanwezigheid van anderen niet vrijuit kan spreken, niet bij machte een volledige belijdenis te doen, dan is een enkel woord of teken reeds voldoende. Zelfs wordt bij een bewustelozen stervende verondersteld dat hij gewenst zou hebben berouwvol zijn zonden te belijden, en spreekt de priester ook in deze omstandigheden de vrijspreking uit; echter onder de voorwaarde ‘dat de stervende in goede gesteltenis is’, opdat het sacrament niet worde onteerd.

Ook spreken wij de belijdenis, opdat de priester ons zou sterken in onze goede voornemens en de middelen zou wijzen om in het vervolg de zonden te vermijden.

Ten slotte is onze belijdenis een daad van de boetvaardigheid, waardoor wij ingevolge van ons berouw vrijwillig boete doen voor onze zonden.

Ook na de biecht zijn wij gehouden werken van boetvaardigheid te verrichten, opdat wij steeds wandelen in de vreze des Heren en telkens opnieuw Gods ontferming over ons afroepen. In de eerste eeuwen werden door de Kerk aan de openbare zondaars zware boetedoeningen opgelegd. Dit leeft nog voort in de penitentie welke de priester ons voorschrijft: een boetedoening die meestal bestaat in de verplichting tot het bidden van enkele gebeden. Deze boete is zeer licht, om wille van onze zwakheid. Het past ons vrijwillig andere boetedoeningen te verrichten en in het besef van onze schuld voortdurend door gebeden en goede werken Gods genade over ons af te roepen.

De kerkelijke wet verplicht ons tenminste eenmaal per jaar onze zonden te biechten. Het spreekt vanzelf dat wij verplicht zijn te biechten, als wij in gevaar van sterven verkeren. In dit geval verleent de Kerk rechtsmacht om ons vrij te spreken aan iederen priester, zelfs als hij een openbare zondaar is of buiten de gemeenschap der katholieke Kerk een geldige wijding heeft ontvangen.

 

Het sacrament der boetvaardigheid werd door Christus ingesteld tot vergeving der zonden, d.w.z. opdat wij vergiffenis zouden ontvangen en door de Kerk zouden worden vrijgesproken van de overtredingen, waardoor wij Gods genade hebben verloren en - na in het doopsel tot leven te zijn gewekt - andermaal zijn gestorven. Buiten deze zonden in de meest eigenlijke zin (grote of zware zonden genaamd) begaan wij iedere dag tal van zwakheden (dagelijkse zonden genaamd), die ons weliswaar niet scheiden van Gods genade, maar die toch onze liefde tot God verzwakken en in strijd zijn met de heiligheid en de navolging van Christus welke het ideaal zijn van een christelijk leven. Wij zijn strikt genomen niet gehouden deze zwakheden en andere onvolmaaktheden in de biecht te belijden. Volgens de leer der Kerk worden echter ook deze fouten na onze berouwvolle belijdenis door het sacrament der boetvaardigheid vergeven. Bovendien is zulk een biecht

[pagina 365]
[p. 365]

een bijzondere daad van nederigheid en boetvaardigheid, waarmede wij Gods bijstand over ons afroepen. Eenzelfde daad van boetvaardigheid is het ook, wanneer wij bij onze belijdenis alle of bepaalde zonden insluiten, welke reeds vroeger zijn beleden.

Alvorens ons onmiddellijk op de biecht voor te bereiden, overwegen wij de boosheid der zonde en de liefde van God. Wij kunnen hiervoor gebruik maken van een der overwegingen op bladz. 344 vlg.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken