Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Groot gebedenboek ten gebruike van katholieke christenen voor alle dagen en tijden van het jaar en alle omstandigheden des levens (1951)

Informatie terzijde

Titelpagina van Groot gebedenboek ten gebruike van katholieke christenen voor alle dagen en tijden van het jaar en alle omstandigheden des levens
Afbeelding van Groot gebedenboek ten gebruike van katholieke christenen voor alle dagen en tijden van het jaar en alle omstandigheden des levensToon afbeelding van titelpagina van Groot gebedenboek ten gebruike van katholieke christenen voor alle dagen en tijden van het jaar en alle omstandigheden des levens

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (19.36 MB)

ebook (15.97 MB)

XML (4.50 MB)

tekstbestand






Illustrator

J.B. Sleper



Genre

poëzie
non-fictie

Subgenre

liederen/liedjes
gebed(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Groot gebedenboek ten gebruike van katholieke christenen voor alle dagen en tijden van het jaar en alle omstandigheden des levens

(1951)–Cornelis Adrianus Bouman–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 542]
[p. 542]


illustratie

25 december
De geboorte des Heren

Vandaag vieren wij het geheim dat wij uitspreken in de geloofsbelijdenis als wij zeggen: en (de Zoon) heeft het vlees aangenomen door den Heiligen Geest uit de Maagd Maria, en is mens geworden. Geen beeldende gnostische uitdrukking is dit om een onvatbare werkelijkheid onder woorden te brengen; wat wij vandaag vieren is een historische gebeurtenis, welke door den evangelist omstandig wordt verhaald: hoe onder de regering van keizer Augustus te Bethlehem in Judea een Kind is geboren, en hoe herders en magiërs naar de kribbe kwamen waarin de moeder Het had gelegd.

Dit Kind is de eeuwige Zoon des Vaders, God van God. Hij is de Verwachte der volkeren, en alles wat de profeten van het Oude Testament over den Messias hebben voorspeld, zal in Hem worden vervuld. De Zoon Gods is een mens geworden zoals wij, waarachtig God en waarachtig mens; gelijk Hij God zijn Vader noemt, zo noemt Hij Maria zijn Moeder. Daarom vereren wij in het mysterie van de menswording ook het geheim van de Moeder, en overwegen wij hoe zij bij de ontvangenis en bij de geboorte van dit Kind waarlijk Maagd is gebleven, gelijk het braambos door de vlammen niet werd verteerd.

Terzelfdertijd als de geboorte te Bethlehem herdenken wij de eeuwige voortkomst van den Zoon uit den Vader. Want juist de verbazing over deze paradox is altijd weer nieuw voor de christenheid: dat het kleine Kind, dat Maria in haar schoot heeft gedragen en dat hulpeloos in een kribbe ligt, het eeuwige Woord is van den Vader, in alles aan den Vader gelijk, van eeuwigheid uit den Vader als uit de bron der Godheid voortgekomen, ‘verwekt vóór de morgenster’. Om wille van ons mensen en om wille van ons heil heeft God Zich zozeer vernederd. Zozeer heeft God de wereld liefgehad.

De hulpeloosheid van het goddelijke Kind en de liefde van de maagdelijke Moeder hebben onze voorouders vertederd en hen er toe gebracht het oude ideeënfeest van de Geboorte des Heren op te sieren door de gevoeligheid van hun godsvrucht. En terecht; want alles wat de evangelist ons omtrent de geboorte van Christus vertelt - de engelen, de herders met hun schapen, de

[pagina 543]
[p. 543]

ster en de geschenkendragende magiërs - behoort tot het mysterie van dit feest, waarop de hemel tot de aarde is gekomen en God in ‘wonderlijke ruil’ ons vlees heeft aangenomen.

 

Eerste overweging (van den heiligen Augustinus) - Wij vieren op deze dag niet zozeer de goddelijke geboorte des Heren, als wel zijn menselijke geboorte, waardoor Hij Zich aan ons heeft gelijk gemaakt met de bedoeling dat wij van het zichtbare tot het onzichtbare zouden komen, doordat de Onzichtbare Zich zichtbaar had gemaakt. Wij moeten namelijk volgens het katholieke geloof goed voor ogen houden, dat er twee geboorten des Heren zijn: de een goddelijk, de ander menselijk, de een buiten de tijd, de ander in de tijd. Beide zijn zij echter wonderbaarlijk: de een zonder moeder, de ander zonder vader. Indien wij deze laatste al niet kunnen begrijpen, hoe zouden wij dan de eerste kunnen beschrijven? Wie kan dit volkomen nieuwe, ongewone, dat enig is in de wereld, deze ongelofelijke geboorte, die tot geloofspunt is geworden en op ongelofelijke wijze over geheel de wereld wordt geloofd, begrijpen: dat een maagd zwanger werd, dat een maagd baarde en toch maagd is gebleven?

Wat de menselijke rede niet kan doorgronden, bevat het geloof; waar de menselijke rede tekort schiet, daar wint het geloof. Want hoe zouden wij anders kunnen bevatten, hoe Hij, wiens geboorte uit den Vader vol verheven majesteit is, uit zijn moeder vol zwakheid wordt geboren? Hij ligt in de kribbe, maar Hij omvat de aarde. Hij drinkt aan de borst, maar Hij voedt de engelen. Hij wordt in doeken gewikkeld, maar ons bekleedt Hij met onsterfelijkheid. Hij wordt met melk gevoed, maar Hij wordt tevens aanbeden. Een plaats in de herberg heeft Hij niet kunnen vinden, maar Hij bouwt Zich een tempel in de harten der gelovigen. Opdat immers de zwakheid krachtig zou worden, is de kracht zwak geworden. Hieruit leren wij, welk een verheven majesteit zich zozeer voor ons heeft vernederd. Laat dit onze liefde aanwakkeren, opdat wij zijn eeuwigheid deelachtig worden.

Niemand moet dus geloven, dat de Zoon van God veranderd en vervormd is tot Zoon des mensen; veeleer moeten wij geloven, dat de goddelijke natuur niet verdwenen is en dat de menselijke natuur geheel is aangenomen, zodat Hij Zoon Gods blijft en Zoon des mensen geworden is. Want God het Woord, toen Hij is vlees geworden, heeft niet opgehouden God te zijn; in het vlees immers is geboren Emmanuel, hetgeen betekent: God met ons. Laat daarom de wereld der gelovigen juichen, omdat Hij door wien de wereld gemaakt is, hen is komen bevrijden. De Schepper van Maria is geboren uit Maria. De zoon van David is de Heer van David; het zaad van Abraham is Hij die was vóór Abraham. Dit is de dag dien de Heer gemaakt heeft en de dag van ons hart is de Heer zelf. Wij wandelen in zijn licht, laten wij juichen en ons over Hem verheugen.

 

Tweede overweging (van den heiligen Gregorius van Nyssa) - Welk feest is luisterrijker

[pagina 544]
[p. 544]

dan deze dag, waarop de Zon der gerechtigheid de duisternis van den duivel verdrijft, nu zij onze natuur heeft aangenomen en zo de wereld overstraalt. Dit is de dag waarop de gevallene wordt opgericht, de vijand in genade wordt aangenomen, de uitgeworpene wordt teruggeroepen, de gestorvene terugkeert tot het leven. Hij die gedoemd was tot slavernij, verkrijgt de waardigheid van een koning; hij die geketend was met de banden des doods, keert terug tot het land der levenden. Nu worden, zoals de profeet heeft voorzegd, de koperen poorten van de dood verbrijzeld, worden de ijzeren boeien verbroken, waarmede de mensheid vroeger in de macht van de dood lag geklonken. Nu wordt, naar Davids woord, de poort der gerechtigheid wijd geopend. Nu verneemt men over geheel de aarde de eenstemmige jubel der feestelingen.

 

Door een mens kwam de dood; door een Mens komt ook de redding. De eerste is gevallen in zonde; de tweede heeft hem uit zijn val weer doen opstaan. De vrouw vindt een vrouw als haar verdedigster: de eerste baande de weg tot de zonde; maar deze was de bedienares van de weg der gerechtigheid. De eerste volgde de raad van de slang; deze toont ons den doder van de slang en doet ons geboren worden den Schepper des lichts. De eerste bracht door het hout de zonde; deze brengt door het hout de genade; door het hout namelijk van het kruis, wiens vrucht eeuwig rijpt en aan wie er van proeven onsterfelijk leven schenkt.

 

Derde overweging (Over de menswording Gods; van kardinaal de Bérulle) - Gods Naam, zijn grootheid, kracht, waardigheid en majesteit zetelen en verblijven door de menswording in de menselijke natuur, in zover Hij Zich aan het geschapene kan mededelen. God bindt haar aan Zich, doet haar leven in Zich, maakt van haar en zijn godheid één persoon. Daarom wordt, als zij aanbeden wordt, God in haar aanbeden, en als zij spreekt en loopt, is het God die spreekt en loopt. Haar voetspoor dient gekust, haar woord aanhoord, want voetspoor is het en woord van een God. Zo is het ook als deze mensheid iets doet of ondergaat. Goddelijk is haar doen en ondergaan, en als zodanig van oneindige waarde. Zo dus laat God, die niet te vatten is, Zich in die mensheid vatten. Zo dus laat God, die niet uit te spreken is. Zich horen in de stem van zijn mensgeworden Woord. Zo laat God, die niet gezien kan worden, Zich zien in het vlees, dat Hij met het wezen der eeuwigheid verenigd heeft. En zo laat God, die ontzagwekkend is in de glans van zijn grootheid. Zich in haar zachtheid genieten, in haar vriendelijkheid en haar welwillendheid.

 

Als licht wordt Hij geboren uit zijn Vader, en wederom met licht wil Hij geboren worden op de wereld, als God van licht. Licht nu valt omlaag van boven uit de hemel tot diep beneden op de aarde, maar het verlaagt zich niet. Het dringt overal in binnen, doch het bevlekt zich niet. Het wordt met alles één, neemt overal lichaam aan, doch gaat er niet in op. Zo behoudt het Woord bij al de eigenschap-

[pagina 545]
[p. 545]

pen van onze mensheid zijn grootsheid en volmaaktheid. Omlaagvallend zonder Zich te verlagen, heft Het ons omhoog. Eén wordend met ons, reinigt Het ons. Doordat Het een lichaam aanneemt, vergoddelijkt Het ons. Dat noopt ons, Jesus en zijn geheimen niet te beschouwen als iets dat is vergaan en uitgestorven, maar als iets levends dat nog bij ons is, ja zelfs iets eeuwigs, waarvan ook wij de vrucht moeten plukken voor nu en voor de eeuwigheid.

Laat ons leven putten uit dat levensmysterie van de menswording Gods. Laat ons eeuwig en onveranderlijk leven putten uit dat mysterie van eeuwig en onveranderlijk leven. Want in tegenstelling tot de wisselvalligheden van dit jammerlijke aardse leven is dit leven duurzaam en zonder wisselvalligheid, omdat dit allerhoogste mysterie geen veranderingen kent naar de wisseling van tijd en plaats en omstandigheden, waarin de Zoon Gods Zich op aarde bevond. Laat ons de onveranderlijkheid van dit goddelijke mysterie aanbidden. En vragen wij den Zoon Gods om een geest, die er even onwrikbaar in verankerd ligt. Wij putten leven uit dit levensmysterie; putten wij dan ook uit die onwrikbare staat van dat goddelijke mysterie een onwrikbare staat van genade en van leven in God.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken