Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Carmina (1912)

Informatie terzijde

Titelpagina van Carmina
Afbeelding van CarminaToon afbeelding van titelpagina van Carmina

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.47 MB)

Scans (5.53 MB)

ebook (2.92 MB)

XML (0.12 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Carmina

(1912)–P.C. Boutens–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 88]
[p. 88]

Amor vindex

Vos ki ameis de vraie amor,
Esveilliez vos, ne dormeis pais.
Chanson de croisade.
 
Het is genoeg: de tijd is vol.
 
Niet langer zult ge u onbeleden openbaren.
 
'k Hoor in den stillen nacht alom zich paren
 
Den roep der kindren die verstrooid en weinig waren,
 
Of eindlijk in geluid der eeuwen zwijgen zwol...
 
Het is genoeg: de tijd is vol.
 
 
 
Wij weten niets dan u: door al de zonnedagen,
 
Door levens lachen en geween,
[pagina 89]
[p. 89]
 
Door al de nachten die onze oogen zagen,
 
Redden wij u alleen,
 
De schaamle have die wij veilig dragen
 
Ten dood of leven heen.
 
 
 
De goden die de vaderen aanbaden,
 
Vond onze jonkheid doof en dood.
 
Maar 't warme leven naar de groene zaden
 
Steeg uit der aarde diepen schoot -
 
Wij zwoeren nimmermeer ons moeder te verraden
 
In haren schoonen nood.
 
 
 
Wij groeiden op: wij bleven de eigen zonen:
 
Ons wereld werd de oneindigheid.
 
Geen geesten die op andre sterren tronen,
 
Heeft onze kindertrouw benijd:
 
Ons lach- en leedgewasschen oogen wonen
 
In de eeuwigheid en in den tijd.
 
 
[pagina 90]
[p. 90]
 
Zoo werd herdenken en verwachten -
 
O eenig goed! -
 
U, Liefde die uit duizeldiepe schachten
 
Al leven voedt,
 
Die 't donker der onmetelijke nachten
 
Met lichten zonder tal doorgloedt.
 
 
 
Gij zijt alom: al de aetheren woestijnen
 
Zijn van uw adem luw,
 
Uw zee doorvloedt en bindt al werelds wankle schijnen
 
Eeuwig en nu:
 
Ons komen en ons gaan is worden en verdwijnen
 
In u.
 
 
 
Der tijdelijke dingen die wij vonden,
 
Bewust en zat,
 
Bezit de ziel alleen wat zij niet kan doorgronden
 
Omdat zij 't eeuwig had:
[pagina 91]
[p. 91]
 
Heur water en heur brood op iedre versche ronde
 
Van 't klimmend pad. -
 
 
 
De zieneren wier eenzaamheid,
 
Buiten het laag gerucht gerezen,
 
Op stille bergen heeft gebeid
 
Tot blind verlangen zag bewezen
 
Den glans van uw onzienlijk licht,
 
En die hun volk bij 't keeren in de dalen
 
Verblindden met den weêrschijn uwer stralen
 
Op hun verheerlijkt aangezicht,
 
 
 
Zij hebben bij zich weggeleid
 
Uw onuitspreeklijkheid
 
Zooals een knaap zwijgt van zijn droomen;
 
Maar iedren stamelenden klank,
 
Elke onbewuste sprank
 
Van menschelippen en van menschenoogen,
[pagina 92]
[p. 92]
 
Bezit veel armer dan gemis,
 
Heeft hunne neêrgebogen derenis
 
Met moederlijk meêdoogen
 
Geheven in heur arm en aan heur hart genomen.
 
 
 
En als een man onder den wondren druk
 
Van ondeelbaar geluk
 
Niet rust vóor hij zich aan zijn broedren uit
 
En schept de doode stof, het dood geluid
 
Tot de eeuwge blijdschap van een tastbaar beeld,
 
Schoonheid vóordien der weerld verheeld, -
 
 
 
Zoo hebben zij verlangens fijnste goud
 
Gedegen en gebouwd
 
Getrede torens naar uw eeuwige geboden
 
Tot waar de stille trans
 
Blonk in uw vasten glans
 
Als dremplen naar het huis van nieuwe goden:
[pagina 93]
[p. 93]
 
Toen, boven aardes duisterknielend volk,
 
Nam al de heemlen in een wolk
 
Stralende geesten op het gulden dagen
 
Van tronen zonder tal gedragen,
 
Dat voor uw afgronds duizelende kolk
 
Gelijk een veilge horizont
 
Hun zuivre glorie stond,
 
En van de zwakken en gebondenen en moeden
 
Die maar door donker vreezen u vermoedden,
 
Een elk naar u zijn voorspraak vond.
 
 
 
Maar door alle eeuwen traden
 
Uw kinderen de luchten paden,
 
Al wien uw wijding was bereid:
 
Een stoet van englen tusschen aarde en hemel
 
Steeg blinkend naakt uit 't laag gewemel
 
Te baden in de zee van uw oneindigheid.
 
 
 
En zooals dauw en regen
 
Opvaart en daalt over de laaggelegen
[pagina 94]
[p. 94]
 
Vore wier open dorst hen lijdzaam beidt,
 
Zoo keerden zij en droegen allerwegen
 
Uw sprakeloozen onvermoeden zegen,
 
Den dauw die alle ziel verblijdt. -
 
 
 
Maar nu, de weerld ligt braak in droefbesloten dorsten,
 
En loos van melk zijn aarde en hemels borsten:
 
Het lijf ontsterft der ziel nog vóor zijn dood.
 
En winzucht heft van vrije slaven
 
Tol voor der goden gaven,
 
En opgeblazen dwaasheid hijgt: daar is geen God.
 
 
 
Hechter dan der eerste idolen
 
Goud en steen
 
Staan de schimmen uwer levenledige symbolen
 
In de horizonnen van 't verleên,
 
En de volken uwer haters scholen
[pagina 95]
[p. 95]
 
Rond de doove altaren heen, -
 
Zullen langer nog uw kindren dolen
 
Zonder thuis, alleen?
 
 
 
Uit al tongen, uit al namen
 
Trek hen samen
 
Tot uw gloed hen als een muur omgordt:
 
In den donkren tweedracht dezer aarde
 
Sticht uw stad en woning waar de
 
Hoogheid van uw naam in stof en geest aanbeden wordt!
 
 
 
Uit haar zal hun onverdeeld beminnen
 
Eindelijk veroovren en ontginnen
 
Dit nog nooit bezeten land:
 
Strijdbre liefde gaat verteren
 
Al de doode schijnen die het leven weren,
 
In haar zuiverenden brand!
[pagina 96]
[p. 96]
 
Zien en ademen wordt bidden:
 
Al de goden wonen in het midden
 
Waar al harte- en oogehaarden zamelen.
 
Door het laaie zwijgen
 
Hoort de ziel tot helle zangen stijgen
 
Aller eeuwen stamelen...
 
 
 
Nog hangt de diepe nacht om uwer kindren taal.
 
Het is al juichen en nog is het klagen
 
Van die uit eeuwge vreugd om eeuwger vreugde vragen:
 
Nachtegaal antwoordt nachtegaal...
 
Nog is het nacht - al zal het dagen!

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken