Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Praeludiën (1902)

Informatie terzijde

Titelpagina van Praeludiën
Afbeelding van PraeludiënToon afbeelding van titelpagina van Praeludiën

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.38 MB)

Scans (1.89 MB)

XML (0.08 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Praeludiën

(1902)–P.C. Boutens–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 78]
[p. 78]

[Verdonkerd lief, ik heb een]

 
VERDONKERD LIEF, ik heb een woord voor u.
 
 
 
Berg naar de daleschaduw van mijn borst
 
Uw ooggedoofde hoofd en luister stil
 
Hoe zuiver dit diepdonker hart in mij
 
Zijn doffe bloedoctaven meêklopt met
 
Het sterrenlied dat over u verstraalt.
 
 
 
Zoo eenzaam zijn we in d' ommen nachtedood,
 
Dat, dichtstbij leven, schijnt de naaste ster -
 
O al de sterren allen even na!...
 
 
 
En als mijn oogen naar de heemlen gaan,
 
Zien ze uit die spieglende doorzichtigheid
 
Zich zoo verdiept en duizendvoudig weêr,
 
Of daar nachteeuwig, wemel-stilgestold
 
In vuurkristallen, boven d' afgrond trilt
[pagina 79]
[p. 79]
 
Dezelfde doodnabije gouden-huivring die
 
Koelijzig ziel en worteldiep doorsneed,
 
Toen wij in avondlijke helderheên
 
En duizeldicht neigen van oog in oog,
 
Naar onbereikt geluk weêrspiegelden
 
Elkanders ademlooze oneindigheid...
 
 
 
O hoor, wat nimmer dag beluisterde
 
Maakt ver muziek in stilte van den nacht...
 
 
 
Zijn dit mijn woorden, hartgelegerd lief? -
 
Woorden die verder dan de sterren gaan,
 
Dat op d' aetheren deining van éen zieleslag
 
Gods bakenen beefdobbren in den open nacht?
 
 
 
Of waaiezijge' in dauw van klanken tot ons neêr
 
Geuren van dien eeuwig vrucht-loozen bloei,
 
Bloemen wier rei van raadselreeksen hangt,
 
Hart-neigendopen naar de bloemdichte aard,
 
De zilvren perken vol van 't glooiterras
 
Met schrik van gulden onbereikbaarheid,
 
Zoovaak de schaduwzachte hand der Nacht
 
De wijde hemeltuinen opensluit?
 
 
 
Ik weet der sterren bloeien wel, mijn lief...
[pagina 80]
[p. 80]
 
Menigen nacht wanneer uw zoete zorg
 
Om mij en ons dagmoê droomziek geluk
 
Mijn oogen zond te kussen jongen Slaap,
 
Het godenkind dat uwe wenken dient,
 
Nam 'k uit zijn zuivre stilgereede hand
 
Den vollen, koelgekruiden beker niet,
 
Maar nachtekort door engen oogegang
 
Zwermden de bijen der gepeinzen uit
 
En puurden uit den stralen hemelbloei
 
Den honing waarvan nog ons liefde leeft...
 
 
 
Maar nu, - o 't zingen van de sterren in den blanken nacht!
 
Al nader en al luider... Geen ander gerucht
 
Ver of nabij stoort. Onhoorbaar spoelt tijd
 
Door eeuwigheids getrouwen... 't Sterrenlied alleen:
 
Of in de hooge diepten van den zilvren nacht
 
Stilte met teêre vingerspitsen gleed
 
Langs harmonie van zuiverhol gerand kristal...
 
 
 
O, 't donker bloedlied van ons kinderhart
 
Dat bijna-stil, altijd weêr echo-rees
 
Naar diepsten toon der wijdmurmlende zee,
 
Naar wind die huiverruischt door zomerloof,
 
Zielsmelodie op wier glaszuiv'r akkoord
 
Al de schoonzeggren van dit donkre zijn
 
De duistre raadslen zangeklaarden naar
[pagina 81]
[p. 81]
 
Het lichte nieuwe raadsel van Gods open lach,
 
Schoonheid die zelve nooit in woorden breekt, -
 
Is dit haar eindzang, nu ze uit sterren nedersuist?...
 
 
 
Hebt gij het tinkel-even woord verstaan,
 
De sterrenboodschap, lief, voor u en mij?
 
Red u, o red u nader aan mijn hart!
 
De aard stoot ons van zich weg, vervoering rijst
 
Tot bergen onder ons, den sterren toe...
 
Hier op de toppen van verrukking, hoor
 
De droeve heerlijkheid van ons geluk...
 
 
 
Die ander, lief, voor wien gij mij verraadt
 
Wanneer uw oogen doel-onzeker van mij gaan,
 
Naar wien uw armen, die mij zaligen,
 
Reiken uit wanhoop van te groot geluk,
 
Naar wien te denken gij mij fluisterkust,
 
De sterrenprins dien gij u weet beloofd, -
 
Mijn droefverrukte lief, ik ben het zelf...
 
 
 
Wat donkre liefde dan te zoeken daalden we af
 
Naar dit vreemd duister land van min en dood
[pagina 82]
[p. 82]
 
En schaamte, blijdst, van lijfbesloten bloed,
 
Wij toch bestemd elkaêr te vinden eens-voor-al?
 
En waarom bleef ik niet in eigen rijk
 
U daar te tronen naar uw heerlijkheid,
 
Noch gij uw zilvren eeuwen door te luisteren
 
Naar 't zuiver speelwerk van uw godenhart?...
 
 
 
Te laat, te laat! - De nacht stort in geluid!
 
De maan heft over ons haar bleek verbazen!


illustratie


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken