Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Lustighe Amoreuse Refereynen (1597)

Informatie terzijde

Titelpagina van Lustighe Amoreuse Refereynen
Afbeelding van Lustighe Amoreuse RefereynenToon afbeelding van titelpagina van Lustighe Amoreuse Refereynen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.48 MB)

Scans (4.72 MB)

XML (0.19 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

liederen/liedjes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Lustighe Amoreuse Refereynen

(1597)–Hendrik van Boxtel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

elck met een Liedeken daer op accorderende, seer gheneuchlick ende recreatijf


Vorige Volgende

Een Refereyn int amoreus, met een Liedeken daer tusschen inde veersen.

 
ONlancx zijnde met fantasijen bevaen,
 
Ben spaceren gegaen lancx eender landouwen,
 
Van verre sach ick by eender fonteyne staen,
 
Vier die alderlieffelicxste jonckvrouwen,
 
Diemen met ooghen sou moghen aenschouwen,
 
Ick peysden oft wel Goddinnen wesen mochten,
 
Sy begonsten die handen aen te houwen,
 
Ende een sonck op dit liedeken sonder duchten,
 
 
 
Mijn oochskens weenen, mijn hert moet suchten
 
Ick leef voorwaer in groot verdriet,
 
Mijn liefste lieveken wil van my vluchten,
 
Wist ick waerom ick en treurde niet.
 
 
 
Ick dacht dat hy u verlaet beduyt al yet,
 
Van blijschap en cost ick my niet bedwinghen,
 
Dese voleynden wel dat minnelick liedt,
 
Mijn daghen en hoorden ick noyt beter singhen.
 
 
 
Ick peysden hoe menschelicke creatueren,
 
Met haer stemmen mochten geven sulcken geluyt,
 
Terstont begost een ander haer keelken te rueren,
 
Ende en sonck niet al had sy vast ghemuyt,
 
Haer stem was soeter dan fiool oft fluyt,
 
Sy sonck als een nachtegael in sMeys saysoene,
 
Dit was het Liedeken dat sy sanck uyt.
[pagina 29v]
[p. 29v]
 
Ic wil mijn liefken schencken, een roosken altijt groene
 
Dat hi op mi wil dencken,als hy my heeft van doene
 
Ic ben aen sijne rey.    Ia dacht ic inden Mey.
 
 
 
Zijn sulcke vogelkens inden lamoene,
 
Sy huppelden voort ende hielden haren trey,
 
Lancx der fonteynen inde valley,
 
Groote gheneuchte maeckten sy onderlinghen,
 
Ick en achten dom op cymbal noch schalmey,
 
Mijn daghen en hoorden ick noyt beter singhen.
 
 
 
Niet langhe die derde quam voorts ghestreken,
 
Haer wangskens bloosden ghelijck een roose,
 
Met haer ghele hayr heeftse Apollo gheleken,
 
Mochtse my ghebeuren gheen ander ick koose,
 
Sy stont wat stille en sweech een poose,
 
Ick peysde, wat sal dese beghinnen,
 
Terstont sanck sy op met een lieffelicke voose,
 
 
 
Schoon bloemken jent, op u staen al mijn sinnen,
 
Want ghy geprent staet in mijn hertken binnen,
 
Geeft my den loon der minnen thoont lief genacy,
 
En laet u nemmermeer verwinnen,
 
Ick sal u altijt hier zijn ghestaey.
 
 
 
Sy moveerden haer keelken also fraey,
 
Dat sy 't seer wel ten eynd cost ghebringhen,
 
Ick wilde dattet geduert had totten avont spacy,
 
Mijn daghen en hoorde ick noyt beter singhen.
 
 
 
Prince, die vierde die met hen daer was gpaert,
 
opende doen haer keelken wit als yvooren,
 
My docht sy quam wt Astreas valley vermaert,
 
Daermen alderhande gheneucht mach hooren,
 
Als sy ophief haer liet, ick opende mijn ooren,
 
Het scheen twas so nau ghestelt op sijn mate,
[pagina 30r]
[p. 30r]
 
Al hadt Apollo haer ghemaeckt te vooren,
 
Dus was die voys, ende het ginck seer desolate:
 
 
 
Ick mach wel schreyen, als desperate,
 
Vroech ende late, waer sal ick gaen,
 
Mijn lief wil scheyen, wt caritate,
 
Venus u bate, die roep ick aen.
 
 
 
Wat dunckt u, en was dat niet wel ghedaen?
 
Hier onder cost sy sulcke soeticheyt minghen,
 
Dat ick niet en cost gheliggen maer moest opstaen,
 
Mijn daghen hoorden ick noyt beter singhen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

lied

  • Naar de Nederlandse Liederenbank

  • Naar de Nederlandse Liederenbank

  • Naar de Nederlandse Liederenbank

  • Naar de Nederlandse Liederenbank