[Petrus de Raadt]
Raadt (Petrus de), zoon van den voorg., geb. den 4 Maart 1796 te Antwerpen, waarheen zijne ouders uit de bedreigde stad Grave gevlucht waren, ontving zijn eerste onderwijs van zijn' vader in diens bijzondere school te Rott. en werd tot de acad. lessen voorbereid door den toenmaals als prof. ontslagen en als pred. te Rott. werkzamen hoogl. J. Clarisse; daarna werd hij nog een half jaar door den rector Zillesen te Zalt-Bommel onderwezen en voor het predikambt bestemd. Na de Fransche overheersching gaf hij de tegen de conscriptie beschermende theologie op, om zich op het schoolonderwijs toe te leggen, en aan zijn lust tot reizen te voldoen. Zijn hoofddoel was zich in de talen onzer naburen te bekwamen en hun schoolwezen te leeren kennen. Van Aug. 1815 tot Juni '16 onderwees hij 't Fransch in de nabijheid van Londen; in Aug. 1816 kwam hij te Halle, onder de leiding van Niemeyer en prom. er als Phil. dr., 7 Maart 1819, over de opvoedk. beginselen der Romeinen, vergeleken met die der latere schrijvers over dit onderwerp. Ongeneigd, en misschien ook door deze wijze van voorbereiding ook ongeschikt voor het volksonderwijs of zelfs voor het onderricht der burgerklasse in eenige groote inrichting, gelijk Niemeyer van hem verwacht had, wenschte hij zich te wijden aan de opvoeding van een klein getal leerlingen uit de hoogste standen. Na zijne promotie reisde hij door Zwitserland en Frankrijk naar ons land terug, en begon reeds in 't volgend jaar zijn plan te verwezenlijken. Eene ministeriëele resolutie van 12 Aug, 1820 verleende hem honoris causa den eersten rang, en daarmede de bevoegdheid om eene school op te richten; een Kon. Besluit van Oct. 1825 stelde zijne te Halle verworven bul gelijk aan die onzer Litt. hum. doctores. Voor zijne inrichting koos hij eene kleine buitenplaats, aan den straatweg van Voorschoten naar Voorburg gelegen en naar eene vroegere familie van eigenaars Noorthey geheeten. Daar was hij werkzaam, eerst alleen, 1820-'49, daarna met medebestuur, eindelijk woonde hij op Klein-Stadwijk te Voorschoten, en overl. aldaar 18 April 1862. Onderstaande fraai geschrevene karakterstudie wordt door het andere geschrift aangevuld. Noorthey overleefde hem twintig jaar. Van zijn vernieuwden vorm is in het art. Dr. Raabe gesproken.
Hij schreef, behalve bijdragen en recensiën in de Vaderl. Letteroefeningen, het Algemeen Letterlievend Maandschrift en De Gids, brochures en toespraken aan zijne leerlingen: Lager onderwijs in Engeland en in ons vaderland, 's-Hage 1840; Noorthey, huis van opvoeding en onderwijs, Amst. 1849.
(Hand. Mij. Ned. Lett. 1863; J.H. Kramers, Herinnering, Rott. 1863.)