Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Groot lied-boeck (1975-1983)

Informatie terzijde

Titelpagina van Groot lied-boeck
Afbeelding van Groot lied-boeckToon afbeelding van titelpagina van Groot lied-boeck

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (13.95 MB)

XML (3.28 MB)

tekstbestand






Editeurs

A.A. Keersmaekers

F.H. Matter

Garmt Stuiveling

C.F.P. Stutterheim

P.J.J. van Thiel

F. Veenstra

C.A. Zaalberg



Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel
liederen/liedjes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Groot lied-boeck

(1975-1983)–G.A. Bredero–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 631]
[p. 631]

Alfabetisch register
van alle gedichten volgens de beginregels

Bij teksten die niet of niet met zekerheid van Bredero's hand zijn, is het cijfer voorzien van een sterretje.

blz.
Ach! blije Jongelingen 267
Ach dach! wenschelijcke dach 202
Ach Florinde! mijn beminde 512
Ach proper dier waer wildy heen 119
Ach strenghe Liefd ghy schijnt seer soet 436
Adieu schoonheden preuts vol sachte tooverijen 387
Aenschout, o Heer, mijn hert! en wilt dat eens vervormen 573
Al ben ic schoon Liefje niet machtig rijck 284
Al mijn begeerlijkheden 112
Als Dirckje in syn Koortse lagh 107
Als d'ooghen schoon 507
Als ick in myn gedacht 360
Als 't oogh van mijn gemoed aendachtigh gaet aenschouwen 530
Al waert dat mijn de Godt Jupijn 415
Arent Pieter Gysen, met Mieuwes, Jaap en Leen 47
Ay Gulde Maan hout op u jacht 440
Ay hooch verheven Ziel, en overschoone Vrouwe 492
Ay schoone Dochter Blont, die tHulzel en Paruycken 299
   
Bedaart en toeft 362
Bevallijcke schoone maaght 131
   
Comt ghy Leer-gierge, komt, vvild noch van Breedroo leeren *38
Comt hellipt vrolijck singen 96
Coorenhart looft de Vangenis 516
Corts als de vaack en slaep mijn ooghen sacht bestreden 230
Cupido reyst van hier ghy zyt hier niet bescheyden 532
   
Daer is geen Mensch hy vverct een kuer 516
Daer synder nu soo veel, die haer seer gaen beklagen 558
Dat ic u nacht en dach mijn groot geween laet hooren 459
Dat niet door leer alleen den Aar' der Poësyen *33

[pagina 632]
[p. 632]

De blijdscap komt van mijn 277
De Eeren-Ampten zijn wel wens'lijck by de menschen 519
De Gierige Gerrit, die lebbige dief 78
De God de Bruylofts-God, niet de Poëtsche Hymen 599
De harde winter strengh, met al haer wrede buyen 209
De Liefd' die myn begeert beveelt 470
De Liefde doot mijn schaemte root 380
De lieve, waerde, soete Mey 238
De Minne die in mijn hartje leyt 346
De moeyelijcke strijt, en d'Amoureuse tranen 431
De reden door de Tijd bevijnd 236
Deur myn verschalckte ooghen 478
Die God in zijn gemoed 527
Die sich veynst, waent of vermeet 252 en 433
Die sonder hoop moet minnen 141
Dieuwer is verlieft (by get) 88
Die voor een dooven preeckt 260
Dit leven vverdt van my een snelle windt geheeten 589
Doen laestmael alle sorgh en angst my vvas ontoghen 445
Door jeuchdich, blinde, domme, sinnen 199
   
Edele siel verheven, groots en schoon 301
Eel-hart, Moertjen, heb ick lief 76
Een plompen Esel sagh met oogen, dwars verkeert 291
En had ick noyt bemint de witte reyne Deuchd 263 en 483
   
Fytje Floris myn speulmeysje 83
   
Garbrande, wilt ghy leven recht gerust 521
Gedenct mijn siel uws scheppers krachtich 548
Geliefkens eer ghy waert geboren 603
't Gemeene Volck en 't puyck 586
Getrou van zeeden 399
Ghekroonde Keyserinne 348
Gheluckigh, overluckigh 538
Gheluck vereende Menschen 377
Ghewapende Goddinne 175
Ghy die door groot gemoed, en op-getogen sinnen *31

[pagina 633]
[p. 633]

Ghy drye-mael dry Godinnen 255
Ghy Maeghden en Jongelingen 626
Ghy Moeder van de Min, die met u held're lichten 476
Ghy moet de feest met vreught ver-eeren 568
Ghy stroom Goddinnen gladt 426
Ghy wack're Nimphjens en Dryaden 190
Ghy weet myn Lief wie u bemint 497
G'luckige Jonge L'ien, wy wenschen u met vreught 337
Goddinne die de naam van 't schip-rijck Eylant voert 463
Goddin o Venus schoon verwect in mijns Liefs hert 442
Granida schoon 403
   
Haarlemsche drooghe harten nu 161
Ha! licht vervlooghen wyllen 322
Heb ick u niet gheseyt 104
Helaes! ick heb verlooren 374
Het Jaer wert nuw, de Tijd is oudt 620
Het weten en wijs syn, sou my in alle delen seer veel verschelen 614
Hier herbergt 't lijf wiens geest in schertsen munten uyt *33
Hier legg' ick af-gheslooft 171
Hoe lustigh is 't te spreken 270
Hoe soet singht ons de Nachtegael 495
Hoe star-ooght mijn gesicht? wat mach 'tgepeyns bedelven 556
Hoe wondert u mijn smart, en moeyelijcke vlaghen 444
Hoort hier iens Bestemoer 86
Hou, Herder slecht, waar treckt de loop dus heen 474
Hou sick hou, goen dach in 't huys 81
Hout u soo kost'lijck als ghy meucht 136
   
Ia mijn bedroefden geest cund ghy in vreuchd herscheppen 410
Ic hadde noyt gevoelt in mijn voorleden wylen 241
Ick bin vervaert veur Heyntjeman 73
Ick moet met sangh vertalen 226
Ick sal u stucxgewijs, nae 't leven gaen afmalen 544
Ick sieje wel, al gaeje snel 489
Ick twijfel lieve Lief wat my eerst mocht vercrachten 477
Ick veracht heel de nacht 205
Ick wil Juffrouw (vertrout) 407

[pagina 634]
[p. 634]

In ouder eeuwen langh voor vele duysent jaren 183
In twijffel en met schreumt soo hef ik op dit liedt 217
   
K'en kan u niet bedwinghen 493
K'heb u noyt lief geheeten 485
Kluchtige Rymer, die u deuntjens hier laet hooren *35
Komt klimt op Idalus blijgeestigh, en aenschouter *295
Kon ick eens recht bedwingen 365
   
Laest als ick gants alleen, alleen was uyt getogen 91
Laetst als de Goden bancketeerden 143
Lichtvaerdige Minne neemt u afscheyt 167
Lief weest ghegroet ghy die mijn ghemoet 311
Lieve kyeren wat en deun 59
Lof Moeder vande Minne 382
   
Maar siet! sy sluyt 193
Mach ter werelt eenighe pijn 465
Maer waerom is myn hert niet uytgebrant tot asschen 389
Marten Aepjes eerje gaet 53
Met Edel hooch begheeren 421
Misschien een wrockend Geest, of een swaarhoofdigh bloed 292
Mocht ick de Goude Zaalen 307
Mocht ick verwerven 't geen ick wouw 249 en 429
Moy Aeltjen is't soo haest vergheten 319
Myn brosche ted're sinnen 368
Mijn sieltje schreyt, dat sucht en weent 546
Myn sinlijckheyd heb ick geleyd op een die ick moet derven 265
Myn sinnen siet die minnen hiet 219
Myn tongh die moet nu boogen 394
   
Na dien ick van mijn trouwe dienst 115
Neen Trijntje, doetet niet 98
Nifjen, Nifjen, o gy dingh 56
Nu dobbert myn Liefje op de ree 314
Nu Heereman, nu Jong-gesel 67
Nu hoort mijn vrient gepresen 109

[pagina 635]
[p. 635]

O Bruydegom en Heere 152
Och snelle winden wilt mijn overdroeve klachten 412
O Droeve tijdt die ik verslyt 500
O Du Toversche kol 157
O ghy Geesten kloeck van sinnen 591
O ghy neus-wyse hoop! ghy nau gesette lieden 607
O God die de gedachten 611
O God stiert in mijn slechte siel 583
O Jannetje mijn soete beck 63
O Keyserlijcke Vrouw, verheven en ontsien 297
O levendige God! eeuwigh, goed, en almachtigh 629
O leyder Minne 245
O lichten brant van Minne 343
O Maechden die met wond'ren siet 502
Om dat ick heb ghepresen 101
Onse Lobbetjen is so blijt 70
Ooghen vol Majesteyt 460
O on-eenighe sinnen 139
O ongeboren God! drievuldigh onverscheyden 563
O Parl! en puyck der vrouwen 124
O Roem van Amsterdam 258
Orsus Adieu Amour, adieu Espoir & Crainte 354
O schoonste schoonheyt wreet 397
O soete tyt ay schoone Soomer vlaaghen 504
O Valschen droch vol droch vol loch, vol ongetrou beloven 351
   
Princessen preutsch en prat met al u pronckery 419
   
Reden om met recht te claghen 155
Roma sibi placuit divinâ capta Poësi *34
Rijst uyt den slaep, der sonden snoot 541
   
Salige zieltjes die soo verblijd 617
Schoon Eerbaer Maeght, gepresen 289
Secht wiens gebruyck, hout ghy voor 'tpuyck 480
Seght my, seght my Vriendinne 391
Siet hier gesegent paar! siet hier vereende Menschen 533
Singht held're keeltjens, singt, queelt soetjens jonge sinnen *41

[pagina 636]
[p. 636]

Snachts rusten meest de dieren 481
So haest as Gijsjen had vernomen 50
Sondagh, Sondagh lest-leden 126
Soo haest als ick u (lief) aen sach 371
Swaen-Ridder, geyl, en blindt, ghy moet van hier vertrecken 598
   
't Gemeene volck en 't puyck 586
T'is Musen u bekendt, datmen sich niet kan gheven 330
Tot sulcken grootheydt sal Amstelredam noch komen 45
Treurt niet, maer lieft ghy hem so gunt hem 't eewigh leven *33
Truytje ick moet u loven 196
T'sonnetje steeckt zijn hoofjen op 596
T'vertoont sich Vrouwe in alder ootmoet 510
   
Unus et orbis Amor Batavi, quem cernitis hic est *31
V vraegh ontfaen, gesien, bedacht 285
V vriendelijcke ooghen 355
Vyt Liefden com ick dagelijcx nu 326
   
Vaert wel mijn Lief, mijn leven 455
Vaert wel, Scepters vaert wel, vaert wel verheven troonen *618
Van dat Aurora vroech den dach begint te kippen 329
Vart buyten 't volck alleene 213
Vermaledyden 579
Vernieut, o mensch! dijn leven 570
Vintmen by oudt of jongh 550
Vraaght ghy, waerom sucht ghy so seer 282
Vraegt ghy wat Bred'ro dee' de doodt *33
Vroegh in den dageraet, de schoone gaet ontbinden *458
   
Waar is nu dat hart? waer de gedachten 304
Waen-wyse lieden, valsch van oordeel 575
Waer dat cleyne guytje blint 145
Waerom sijt ghy, o wreede schaemt 180
Waer vlucht ghy Liefde henen 273
Waer zyt ghy Romen met u Dichten? ô Athenen *40
Wanneer de mensch bedenkt sijn Ydelheid met leet *520
Wat al een Minnaar doet in zijn verliefde sin *37

[pagina 637]
[p. 637]

Wat baat my den dranc daer ellick vreughd uyt suygd 341
Wat baat u de voochdy van Landen en van Steen 385
Wat dat de wereld is 524
Wat last is liefd' ja recht een sware last 169
Wat mach ick dwaes toch minne leggen 122
Wat onvertel'bre vreucht, en wat verwonderingen 280
Wat raestu dolle mensch verwoet 560
Wat staet ghy dus en suft? waer toe dit tril gecidder 553
Wat wissel van leven, wat grooter strijt 605
Wech segh ick en vertreckt 222
Weet ghy Maachden arm en rijck 211
Welaan, Liefde, vaarwel, vaarwel dan hoop en vrezen *354
Wel op met Vreught, met blyschap moet ik loven 317
Wie boven al zijn God bemind 594
Wie dat so dol als onbedacht 623
Wie sal niet vande feest en boerekermis walgen *46
Wie sou hem niet verblyen 358
Wilt aenschouwen met medoogen 177
Wilt ghy den Echten-staet in vrede staende houwen 147
Wyckt met eerbiedigheyt besitters van der aarden 21
   
Zind Garbrand Bredero de wereld is gesturven *39


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken