Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Groot lied-boeck (1975-1983)

Informatie terzijde

Titelpagina van Groot lied-boeck
Afbeelding van Groot lied-boeckToon afbeelding van titelpagina van Groot lied-boeck

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (13.95 MB)

XML (3.28 MB)

tekstbestand






Editeurs

A.A. Keersmaekers

F.H. Matter

Garmt Stuiveling

C.F.P. Stutterheim

P.J.J. van Thiel

F. Veenstra

C.A. Zaalberg



Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel
liederen/liedjes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Groot lied-boeck

(1975-1983)–G.A. Bredero–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 192]
[p. 192]

II Boeren Geselschap

I: 47-49

Verhalend boertig gedicht over een herbergbijeenkomst te Vinkeveen, naar aanleiding van een kermisdag met het ganstrekken als attractie en met een vechtpartij als afloop. De laatste strofe geeft de moraal: de dichter raadt de beschaafde burgers aan, zulke ruwe en riskante vermakelijkheden te vermijden.

Beginregel: Arent Pieter Gysen, met Mieuwes, Jaap en Leen,

Vindplaatsen: niet in Apollo(+); Geestigh Liedt-Boecxken 1621: 1-5, met illustratie; Groot Lied-boeck 1622: 5, met illustratie; Liedt-boeck 1644: 1-2; 't Amsteldams Minne-beeckje 1645: 399; Utrechts Zang-prieeltjen 1649: 318; Liedt-boeck 1677: 1-2; Kalff 1890: 219-220; Knuttel 1929: 114-116; Van Rijnbach 1944: 35-36.

Omvang: 55 verzen, elf strofen van 5 regels.

Versvorm: in de vzn. 1 en 2 van elke strofe wisselend ritme met vier, vijf of zes heffingen; in de vzn. 3 en 5 drie jamben; in vs. 4 tweemaal twee jamben.

Rijmschema: a a a (b) b a, dus geheel staand rijm, met binnenrijm in vs. 4.

Melodie: Matter 1979 blz. 27, 36, 40, 46-48, 54.

Varianten
Groot Lied-boeck 1622 Geestigh LB 1621 Liedt-boeck 1644
2 En Klaasjen En Klaasjen Klaasjen
7 fluwiel fluwiel fuwiel
17 Keesjen Keesje Keesjen
20 Met Mit Mit
24 denckt deynckt deynckt
26 selsip selsip selschip
27 gedreumelt gedrumelt gedruemelt
33 sulck suck suck
42 niet niets niets
47 wurrepse wurrepse wurpse
51 wel we wel

1 Arent Pieter Gysen: Arend Pieter, de zoon van Gijs.

3 Vinckeveen: dorp in de provincie Utrecht, ten z. van Weesp, niet ver van de Vecht. (B.)

5 Die worden of ereen: Het ganstrekken was een oud, zeer verbreid en in de Nederlanden tot het eind van de 19de eeuw hier en daar in gebruik gebleven vermaak, met een levende gans als lijdend voorwerp. Men moest te paard of op een kar onder de aan zijn poten opgehangen gans doorrijden en proberen dit wild fladderende dier de met vet of zeep ingesmeerde kop af te rukken. In Vinkeveen ging het blijkbaar om éen dier dat ter beschikking was gesteld door

[pagina 193]
[p. 193]

een oude boer (vs. 4). Elders duurde het feest soms wel tot er zes ganzen waren afgemaakt. Wie won, kreeg de dode gans als prijs en soms bovendien nog een zilveren lepel. Varianten op deze ruwe sport waren: gansknuppelen, ganssabelen, gansslaan; de algemene term was ganstrekken. De deelnemers konden zich op verschillende manier voortbewegen, maar altijd vrij snel: te voet, te paard, per wagen, in een boot of op schaatsen. Zie ter Gouw 1871. Verwante dorps- of kermisfestiviteiten waren het katknuppelen en het palingtrekken. Dit laatste vond ook in Amsterdam nog tot in de 19de eeuw plaats; het verbod ervan was in juli 1886 aanleiding tot het beruchte Palingoproer in de Jordaan.

6 so reyn int bruyn: Arent Pieter Gysen was gekleed volgens de nieuwe donkere mode, die in de door calvinisten beheerste Republiek was opgekomen en natuurlijk bij de stedelingen het eerst ingang had gevonden; op de dorpen handhaafde zich aanvankelijk de zoveel kleuriger 16de-eeuwse klederdracht: het ouwt fitsoen (vs. 12-15). Boeren kochten geen nieuw pak zo lang het oude nog redelijk mee kon.

21 Vinckebuurt: een buurtschap aan de Amstel ten z. van Amsterdam, óf een buurtschap aan het Gein (B.); maar de formulering vande Vecht, en vande Vinckebuurt maakt een vager aangeduide, ruimere woonstreek waarschijnlijker.

25 Heur Onger-riem ehuurt: Er is geen reden om aan ehuurt een andere betekenis toe te kennen dan de tegenwoordige: ‘Zich voor een overeengekomen tijd het gebruik of genot (...) tegen betaling verzekeren’ (WNT VI, kolom 1323). Daaruit volgt dat Fy, die blijkbaar uit armoe zelf geen gordelriem bezat, het exemplaar van lange Sy ten gebruike kreeg, echter niet als vriendendienst maar tegen vergoeding. Dit impliceert dan weer dat genoemde Sy ófwel erg op de penning was, óf ook zelf zo arm dat zij zich geen enkele vrijgevigheid kon veroorloven. In elk geval was het voor haar niet bezwaarlijk haar gordelriem tijdelijk te missen: zij ging dus niet zelf naar het feest; mogelijk was zij daarvoor al te oud.

30 en Langst: iedere boer voelde zich een landsknecht. Wat de gevoelswaarde betreft, kan men met dit woord twee kanten uit: die van de pretentie, dus: sinjeur, heerschap, hele piet; ofwel die van de praktijk: huursoldaat, drinkeboer, vechtjas; vgl. WNT VIII, eerste stuk, kolom 1077-78. Indien in dit lied de pretentieuze betekenis de voorkeur verdient, dan op grond van het woord wijn (vs. 29). In de 17de eeuw was wijn in Holland het voorrecht van de welgestelde burgers, en van degenen die zich voor een feestelijke dag daarmee gelijkstelden; het ‘volk’ dronk bier.

32 uytten huys in 't Hoy: De erotische handtastelijkheden van Mieuwes en Trijntje speelden zich weliswaar buitenshuis af, maar toch niet zó ver of de dichter kon er blijkens vs. 33-35 met plezier ooggetuige van zijn. In vs. 35 en ook in vs. 50

[pagina 194]
[p. 194]

wordt expliciet meegedeeld dat de dichter zelf een tijdlang heeft meegedaan aan dit boerenfeest. Binnen het lied suggereert dit uiteraard een eigen ervaring, maar in hoeverre zoiets echt een autobiografisch gegeven is, blijft de vraag.

37 Tuege Piete Kranck-hooft, en Korzelige Kes: Bijnamen op grond van lichamelijke verschijnselen of karaktereigenschappen kwamen veel voor in de eeuwen dat de familienaam nog een uitzondering was. In West-Europa is de burgerlijke stand eerst tijdens Napoleon ingevoerd. De genoemde Pieter was dus kenbaar aan een zeer hoofd, mogelijk eczeem of zweren; maar misschien wordt er gedoeld op een lichte graad van zwakzinnigheid en dan betekent de aanduiding zoiets als ‘gekke Piet’. Korzelige Kes (waarschijnlijk van Kerstiaan, Christiaan) stond blijkens deze suggestieve alliteratie bekend als lichtgeraakt, gauw uit z'n humeur.

38 Kaallenes: Kalenes, een stukje buitendijks land aan de overzijde van het IJ, dichtbij de Buiksloterkerk (B.). De afstand tot Vinkeveen lijkt wel heel groot, maar misschien heette deze boer zo omdat hij daar geboren was of er een tijd lang had gewoond; een zekere toespeling op de armoe is natuurlijk eveneens aanwezig.

47 Ebbert, en Krelis: Bredero heeft in dit lied de grote menigte van bijeengekomen boeren getypeerd (en geïndividualiseerd) door het noemen van telkens andere namen, vaak in hun dialektische vorm. Het zijn er niet minder dan twintig in totaal: Arent, Mieuwes (Meeuwes), Jaap (Jacob), Leen (Leendert), Klaas (Nicolaas), Kloen (bijvorm van kluwen, scheldwoord voor een lompe of onnozele vent; zie WNT VII, tweede stuk, kolom 4196), Frangs (Frans), Kees (Cornelis), Teunis (Anthonis), Jan Schram, Dirk, Symen (Simon), Jan de Doot, Tijs (Matthijs, Mattheus), Barent, Piete (Peter, Petrus), Kes (Christiaan), Brangt (Brand), Ebbert (Egbert) en Krelis (Cornelis).

De virtuositeit om een aantal verzen geheel uit eigennamen te doen bestaan (vs. 17-20) geeft een massaal en daardoor ietwat dreigend effect.

51 Ghy Heeren, ghy burgers: De dichter richt zich in dit vs. tot het luisterende of lezende publiek, waarvoor dit lied bestemd was. Hij staat als dichter tegenover hen, maar dit houdt niet in dat hij voor zijn eigen gevoel sociaal niet tot hun groep behoorde.

54 En drinckt met mijn: De dichter verkiest de omgang met de Heeren onder het genot van een glas wijn boven het kermisvermaak van de boeren, al dronken die bij zulke gelegenheden ook wel eens wijn (vs. 29).


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken