Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Groot lied-boeck (1975-1983)

Informatie terzijde

Titelpagina van Groot lied-boeck
Afbeelding van Groot lied-boeckToon afbeelding van titelpagina van Groot lied-boeck

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (13.95 MB)

XML (3.28 MB)

tekstbestand






Editeurs

A.A. Keersmaekers

F.H. Matter

Garmt Stuiveling

C.F.P. Stutterheim

P.J.J. van Thiel

F. Veenstra

C.A. Zaalberg



Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel
liederen/liedjes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Groot lied-boeck

(1975-1983)–G.A. Bredero–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 195]
[p. 195]

III Van Gijsjen, en Trijn Luls

I: 50-52

Verhalend boertig lied over kermisbezoek en boerenvrijage, met kleine gedeelten dialoog. De laatste strofe geeft de moraal, doordat de dichter zich waarschuwend richt tot de huwbare meisjes.

Beginregel: So haest as Gijsjen had vernomen

Vindplaatsen: Apollo 1615: 53-54, met naam en kenspreuk; Geestigh Liedt-Boecxken 1621: 6-11; Groot Lied-boeck 1622: 6-7; Liedt-boeck 1644: 2; Liedt-boeck 1677: 2-3; Kalff 1890: 221-223; Knuttel 1929: 117-119; Van Rijnbach 1944: 36-37.

Omvang: 66 verzen, elf strofen van 6 regels met een vrijwel identieke refreinregel.

Versvorm: vierheffingsmetrum, overwegend trocheïsch, met opmerkelijke afwijkingen in vs. 25-26, 45-46 en 57-58.

Rijmschema: a b b a c c; vanwege de refreinregel zijn alle rijmen c eender, maar het rijmwoord in het vijfde vers wisselt van strofe tot strofe.

Melodie: Matter 1979, blz. 50-51.

Varianten
Groot Lied-boeck 1622 Apollo 1615
- titel, zie boven Boeren-Liedt
1 haest as haest
2 Dat tet Dat het
3 sen tuyg, sen poppe-goed sijn tuych, sijn pop-goet
5 Stack hy Stack sijn
6 Wangt Want (ook in vs. 12, 18 enz.)
waertste waerste (idem)
7 nae Stee naer stee
8 Sangt sanckt
9 de moyste die moeyste
langt lanckt
12 Wangt de Eer Want sijn eer
13 Als As
15 Wilje niet? ick houme Wiljy niet? ick hou mijn
16 Gysje Maer hy
19 en stadigh en 't stadigh
21 ien een
22 Die Dien
23 Deynckt Denckt
25 gingh gingh vast
26 sen holle mongt d'holle mont

[pagina 196]
[p. 196]

27 Sagger Die sacher
bongt bondt
28 Datt ter ien mensch schier souw of Dat men daer schier of sou
29 gewroet evroet
33 geen gien
38 gy jy
39 nou nu
41 liefde 't liefje
42 Wangt de Eer Want mijn eer
43 Trijntjen Trijntje
houwtje hou jou
44 me mijn
45 doettet doet het
47 Gysjen Gijsje
48 Wangt de Eer is 't waerdste Want mijn eer is al mijn
49 Ongder dit Ondert
51 Maackje hier om soo Maeck jey hierom dus
52 Ghy meught immers mijn Welje jy meught my
53 men hooft al tot me voet mijn hoofde tot mijn voet
55 Nou Gijs (sey se) Nou sey Trijn, nou
woorden worden
56 Praatme Praet my
57 Maar as je Als jey
59 Ick miende, ghy sout mijn Ick docht dat je me woudt
60 Adieu mijn eer Adieu eer
61 Vrome Ionghe
62 ghy vreest de jey vreest dees
63 Geeft u selven niet soo Gheeft you doch so ver niet
64 Gijsjen vryers
65 Wildy Wilje
66 Wangt mijn Want de

Groot Lied-boeck 1622 Geestigh LB 1621 Liedt-boeck 1644
3 Nam hy sen Nam sen Nam sen
5 syn hoedt syn hoedt sen hoedt
32 enckel eynckel einckel
33 geen gien gien
41 liefde wet-liefs wet liefs
45 wat wat wet
48 de Eer mijn eer mijn eer
't waerdte goed al mijn goet 't waertse goet

[pagina 197]
[p. 197]

56 niet mier niet mier nie mier
62 de schande de schande dees schande
63 niet soo bloot so niet bloot soo niet bloot
66 mijn Eer u Eer u Eer

- Van Gijsjen en Trijn Luls: Men kan deze titel moeilijk opvatten als de aankondiging van een ernstig of stichtelijk lied. De naam Gijs komt voor in enkele spreekwijzen met mal of dronken, en suggereert in het oude kinderversje van holle-bolle Gijs een onverzadigbare gulzigaard. Vgl. WNT IV, kolom 2344. Al komen niet al deze eigenschappen in Bredero's lied aan bod, al kan men zelfs menen dat hij Gijsje een negatieve onmatigheid heeft toebedeeld, aan het malle, althans in stadsogen, valt niet te twijfelen.

De naam Trijn is in de van ouds bekende uitdrukking Wijntje en Trijntje de aanduiding van een venusdiertje, een hoertje. Zie Stoett 1925, blz. 501. De toenaam Luls heeft de vorm van een patronymicum, dus met de betekenis: dochter van Lul. Aldus wordt de vader, en daarmee háar afkomst, gekarakteriseerd als sukkelachtig en suf, uiteraard met nog enige seksuele bijbetekenis. Vel. WNT VIII, tweede stuk, kolom 3312.

De assonantie van de namen Gijs en Trijn heeft meer dan enkel een esthetisch effect, nl. ook de suggestie dat deze twee personages bij elkaar horen en aan elkaar gewaagd zijn.

3 sen tuyg, sen poppe-goed: Via de gewone betekenis van gereedschap en sieraden wordt tuyg in de 17de eeuw ook gebruikt als aanduiding van het manlijk instrumentarium. Bij poppegoed, dat allereerst speelgoed betekent, wordt gedacht aan de manlijke en de vrouwelijke lichaamsdelen ten dienste van het minnespel (vgl. WNT XII, tweede stuk, kolom 3455), maar mogelijk ook aan het eventuele resultaat: pop, zuigeling. Wie er in alle argeloosheid niet aan heeft gedacht dat een boer geen landbouwgereedschap meeneemt naar een stadskermis, en meestal niet over veel sieraden beschikt, kan in de vzn. 43-54 bemerken welk tuyg Gijsje in elk geval wel had meegebracht. De veronderstelling is trouwens toelaatbaar, dat dit nachtelijke hooien al van het eerste ogenblik af de voornaamste bedoeling van het kermisbezoek zal zijn geweest, zeker bij hém.

6 de Eer: Alle elf strofen eindigen met een regel waarin het woord eer de centrale plaats inneemt. Er zijn bovendien nog tien verzen met ditzelfde woord of een afleiding daarvan. Het beheerst dus het gehele gedicht, maar het is in de loop daarvan wel onderhevig aan verandering van betekenis en gevoelswaarde. Aanvankelijk staat het gelijk met traditioneel fatsoen, door opvoeding gevormd gedragspatroon; daarna de gebruikelijke houding tegenover de stadse kooplui en de stedelijke eetmanieren; later, met een wending naar het seksuele: de graag bewezen potentie bij de man, de graag verloren kuisheid bij de vrouw;

[pagina 198]
[p. 198]

en tenslotte is er in de editie-1622 een laatste refreinregel (vs. 66) waarin men met het eerbegrip nog een andere kant uit kan; zie aldaar.

22 juyst in 't midden: Gijsje betoonde zich bijzonder eerlijk, hij was niet zo hebberig dat hij het grootste stuk voor zichzelf zou willen houden noch zo hoffelijk dat hij het Trijntje wou geven. Maar wellicht heeft dit vs. een diepere zin. Het delen van een koek was een populair soort trouwbelofte; zie Knuttel 1949, blz 39n.

40 Daer sou ick jou iens bewysen: Kennelijk spreekt Gijsje hier met het gezag van iemand die ervaring heeft, tegen Trijntje als debutante. De juistheid van de interpretatie blijkt uit wat er verder gebeurt.

45 Wilje wat doen, soo doettet saft: De hele strofe, om niet te zeggen het hele lied, vindt z'n psychologisch hoogtepunt in deze geraffineerde versregel. Het is immers duidelijk dat Trijntje bij veel van wat ze zegt, op het tegendeel hoopt. In een oud scabreus volksliedje heet het: ‘Ze zeide van nee maar ze meende van ja.’

52 Ghy meught immers mijn wel voelen: De variant in Apollo 1615 luidt: Welje jy meught my wel voelen, hetgeen een drukfout zal zijn voor Wilje. Het verschil tussen déze versie en die van 1622 vormt een onmiskenbare verbetering. In 1615 is het een uitnodiging aan Trijntje om ook van haar kant maar wat handtastelijk te worden. Hoewel op zichzelf niet ondenkbaar, komt die uitnodiging in het al ver-gevorderde stadium van Gijsjes activiteiten rijkelijk laat. De versie-1622 is geen invitatie meer, maar een feitelijke constatering tijdens de coïtus.

63 Geeft u selven niet soo bloot: In Apollo 1615 heeft dit vs. een afwijkende vorm: Gheeft jou doch so ver niet bloot, waardoor de vraag zich opdringt: hoe ver dan wél? In het Geestigh Liedt-Boecxken 1621 staat: Geeft u selven soo niet bloot, waarbij de gedachte zich opdringt: zó dus niet, maar op een andere manier blijkbaar toch wél. In beide gevallen is de letterlijke betekenis van ‘zich bloot geven’ - een uitdrukking overigens uit de militaire sfeer - net iets te dominant voor een fraai evenwicht met het figuurlijke gebruik, een evenwicht dat in de versie-1622 op de meest geraffineerde wijze is bereikt.

66 Wangt mijn Eer: Deze laatste strofe is de enige waarin de dichter zelf aan het woord is; hij formuleert de moraal door zich waarschuwend te richten tot de nog ongerepte meisjes. Binnen die bedoeling passen de varianten uit l6l5 en 1621 (de eer, resp. u eer) uitstekend. Maar mijn Eer kan enkel de eer van de dichter zelfbetekenen, en daarvoor is binnen dit lied en binnen deze slotstrofe eigenlijk geen plaats. Tenzij men meent dat de dichter zich ervan bewust is door het voorgaande liedje te schrijven zijn eer op het spel te hebben gezet (bijv. doordat de lezer hem met Gijsje identificeert), en zich nu geroepen voelt duidelijk uit te spreken dat hijzelf er een ernstiger eergevoel op nahoudt dan zijn personages. Toch verdient de variant uit 1621 de voorkeur.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken