Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Groot lied-boeck (1975-1983)

Informatie terzijde

Titelpagina van Groot lied-boeck
Afbeelding van Groot lied-boeckToon afbeelding van titelpagina van Groot lied-boeck

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (13.95 MB)

XML (3.28 MB)

tekstbestand






Editeurs

A.A. Keersmaekers

F.H. Matter

Garmt Stuiveling

C.F.P. Stutterheim

P.J.J. van Thiel

F. Veenstra

C.A. Zaalberg



Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel
liederen/liedjes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Groot lied-boeck

(1975-1983)–G.A. Bredero–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

X Twee-spraeck Van de Beste-moer met haer Nichte

I: 73-75

Boertig lied in direkte rede, waarin de kleindochter haar afkeer van een angstaanjagend lelijke vrijer op even plastische als drastische wijze tot uiting brengt.

Beginregel: Ick ben vervaert veur Heyntjeman,

Vindplaatsen: Geestigh Liedt-Boecxken 1621: 29-33; Groot Lied-boeck 1622: 14-15; Liedt-boeck 1677: 17; Kalff 1890: 234-236; Knuttel 1929: 132-133; Van Rijnbach: 46-47.

[pagina 213]
[p. 213]

Omvang: 54 verzen, negen strofen van 6 regels; de tweede versregel van iedere strofe is telkens een herhaling van de eerste.

Versvorm: vierheffingsmetrum, overwegend jambisch; in het kortere zesde vers twee heffingen.

Rijmschema: a a a b a b, dus geheel staand.

Melodie: Matter 1979, blz. 41.

Varianten
Groot Lied-boeck 1622 Geestigh Liedt-Boecxken 1621
1 ben bin
54 Heynje Heyntje

- Twee-spraeck: Er is in het begin van het Boertigh Liedt-boeck een zevental liederen in dialoogvorm, d.w.z. met een duidelijk aangegeven rolverdeling binnen de gezongen tekst. Bij vier daarvan wordt dit feit ook aangegeven door de term Twee-spraeck in de titel (lied VI, XI, XIII en XIV); bij de overige drie beperkt de titel zich tot het noemen van de twee zingende personen (lied VII, VIII en XV). Wanneer er maar éen sprekende persoon is, hoewel de tekst in z'n geheel gericht is tot een blijkbaar zwijgend luisterende tweede, wordt in de titel de term Aenspraeck gebruikt (lied IV en V). Zoals de tekst er staat, behoort lied X onmiskenbaar tot deze laatste groep: het is géen tweespraak, de Beste-moer is weliswaar als aangesproken persoon aanwezig (vs. 3, 25-26, 43-44, 49-50), maar steeds zwijgende. Die situatie komt allerminst overeen met de suggestie die van de titel uitgaat, want daar wordt de Beste-moer als eerste van de sprekende personen genoemd. De veronderstelling dat er dan oorspronkelijk vóor de eerste strofe nog een door de oude vrouw gezongen eerdere strofe zal zijn geweest, wint aanmerkelijk aan waarschijnlijkheid als men rekening houdt met de inzet van de slotstrofe:

 
Ey lieve Besje! sus, swijght stil,
 
Ay lieve Besje, etc.
 
Ick wou dat jy jou mongt wat hil,
 
Hoe quelje mijn? -

Indien deze veronderstelling juist is, zou het lied tenminste twee strofen langer zijn geweest, éen (of meer) vóor vs. 1, en éen (of meer) tussen de vzn. 48 en 49. Daar een onvolledige tekst onmogelijk in Bredero's eigen editie kan hebben gestaan, zou dit lied behoren tot de toevoegingen in de editie 1621. Maar verder dan zo'n veronderstelling kan men niet komen.

- Nichte: In WNT IX, kolom 1930 staat als eerste betekenis: kleindochter, daarna dochter van een broer of zuster, of dochter van een oom of tante. Bredero laat hier dus een kleindochter aan het woord die zich verzet tegen de aandrang van haar grootmoeder.

[pagina 214]
[p. 214]

1 Heyntjeman: Bij de aanhef van dit lied kan men nog niet weten dat het hier gaat over een foeilelijke jonkman die Heintje (Hein; Hendrik) heet. De naam Hein immers is ook een gebruikelijke aanduiding van de dood, de duivel of een boze geest: Magere Hein, enz. Zie WNT VI, kolom 478. Vooral de naam Heintje-man komt als zodanig voor (idem, kolom 479). Het is déze associatie die in de naamgeving dus onmiddellijk aanwezig is.

6 brief: zie de uitdrukking een brief hebben (lied IX, vs. 41). Hieruit moet door overdracht de mogelijkheid zijn ontstaan de brief te gebruiken voor de persoon die zo'n brief heeft, of zich althans gedraagt alsof hij zo'n brief had: een opschepper, pocher, malle kwast. Vgl. WNT III, eerste stuk, kolom 1324.

16 veul wijnts... veul wijns: Ofschoon deze twee woorden ook in 1621 zó te vinden zijn, is het onwaarschijnlijk dat er méer aan de hand is dan een spellingvariant: in alle strofen bestaat vs. 4 uit een tweetal identieke woordgroepen. Indien men toch naar een verklaring zoekt, komt het rijmwoord grijns (vs. 18) het eerst in aanmerking; de vorm wijnts zou dan gebruikt zijn om geen misverstand te wekken, de vorm wijns om het rijm ook voor het oog zuiver te doen zijn.

19 datjes: het aanwijzend vnw. zelfstandig gebruikt, wordt aangetroffen in uitdrukkingen als ditjes en datjes, of ditten en datten; het komt ook afzonderlijk voor, en betekent dan: een bezwaar, een tekortkoming, een zonde, een vlek; en meer gespecialiseerd: iets ontsierends, een puist. Vgl. WNT III, tweede stuk, kolom 2308-09.

25 seght ongse naeyster Tiet: Mogelijk heette de af en toe komende huisnaaister officieel Titia, populair Tiet of Tiete, en was zij het enig beschikbare personeel om er een boodschap aan op te dragen. Overigens is Tiet ook een aanduiding van een meisje van lichte zeden, en van een smerige, of een kwaadaardige en nijdige vrouw; zie WNT XVII, kolom 2021-28.

31 de Warmestraet: Misschien zijn de vzn. 31-48 voor de Amsterdammers uit het begin van de 17de eeuw, en speciaal voor de bewoners van de Warmoesstraat, geheel duidelijk geweest; voor lateren zijn ze dat niet. Kalff 1890 geeft geen enkele verklaring, Knuttel 1929 tekent alleen bij Harmen (vs. 35) aan: ‘Toespeling op een bekend beeld?’ en Van Rijnbach 1944 beperkt zich tot een voetnoot bij maysters (vs. 43): ‘Kwakzalvers(?)’. Het meest welsprekende zijn in dit geval de vraagtekens. Zonder tot volstrekte zekerheid te komen, kan men het volgende constateren. In haar verwensingen zegt de kleindochter: Men zou in gips of kalk een precies gelijkend beeld van Heintje moeten maken (vs. 29-30). Men zou dit in de Warmoesstraat naast het lelijke beeld bij Harm (de drogist zelf, of het traditionele gapersbeeld van zijn winkel?) moeten plaatsen om dan te bemerken dat het er precies op lijkt (vs. 31-36). Dat beeld was blijkbaar een borstbeeld met de beide armen op een bepaalde manier om elkaar heen geslagen (vs. 33). Of echter de zevende strofe nog in deze

[pagina 215]
[p. 215]

gedachtengang past, is onzeker. Misschien betekent na 't leven (vs. 37) wel: in levenden lijve, en slaat hoogh verheven (vs. 39) op een podium of stellage waar men een mens of een dier vertoonde als bezienswaardigheid voor het publiek. Ditzelfde denkbeeld is uitgedrukt in de vzn. 47-48, maar daar kennelijk met de bijgedachte van een medische rariteit; maysters (vs. 43) behoeven geen kwakzalvers te zijn, het zijn artsen, heelmeesters, al of niet bevoegd.

51 Ick wou dat jy jou mongt wat hil, Hoe quelje mijn: Zie de verklaring bij Twee-spraeck (titel).


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken