Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Groot lied-boeck (1975-1983)

Informatie terzijde

Titelpagina van Groot lied-boeck
Afbeelding van Groot lied-boeckToon afbeelding van titelpagina van Groot lied-boeck

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (13.95 MB)

XML (3.28 MB)

tekstbestand






Editeurs

A.A. Keersmaekers

F.H. Matter

Garmt Stuiveling

C.F.P. Stutterheim

P.J.J. van Thiel

F. Veenstra

C.A. Zaalberg



Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel
liederen/liedjes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Groot lied-boeck

(1975-1983)–G.A. Bredero–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 238]
[p. 238]

XXIV Liedt

I: 112-114

Lyrisch lied met rederijkersinslag, over een niet meer beantwoorde verliefdheid. De tekst maakt mede door vs. 17, de indruk min of meer autobiografisch te zijn

Beginregel: Al mijn begeerlijckheden

Vindplaatsen: Groot Lied-boeck 1622: 33-34; Kalff 1890: 259-261; Knuttel 1929: 74; Van Rijnbach 1944: 67-68.

Omvang: 64 verzen, acht strofen van 8 regels.

Vervorm: jambisch metrum met drie heffingen; er zijn talrijke omzettingen, vooral van de eerste jambe; zie vs. 1, 2, 12, 14, 16 enz.

Rijmschema: a b a b b c c c.

Melodie: Matter 1979, blz. 64.

 

14 een hart dootlijck leyt: Deze woorden kunnen, geheel parallel met suur (vs. 13), worden opgevat als predicaat bij 't valt my (vs. 13). De zinsbouw van de vzn. 13 en 14 wordt dus gekenmerkt door samentrekking; dat suur een adjectief is en een leyt een substantief, is geen bezwaar; vgl. WNT XVIII, kolom 329.

17 Gaerne brant: Woordspeling op de eigennaam van de dichter zelf. Binnen de cultuurtradities van de 16de en de 17de eeuw had zoiets, evenals het anagram, een diepere betekenis krachtens de zinrijke verhouding die men aanwezig achtte tussen naam en realiteit. Door een ánder gemaakt, kon zo'n woordspeling dan ook de waarde krijgen van een karakter-typering, vaak in eervolle zin. Binnen de context van het lied houdt deze woordspeling, die in Bredero's poëtische stijl typisch een rederijkerselement is, ook in dat de fictie van het lied opeens contact maakt met het werkelijke leven. Voor de overeenkomstige gevallen zie men lied XCIII, vs. 56, CXLIII vs. 13 en CLIX, vs. 34.

Hoewel de vormen Garbrant en Gerbrand niet méer zijn dan een zeventiende-eeuwse spellingvariant, sluit de woordspeling toch het meest aan bij de eerste vorm. Of die ook in het doopregister heeft gestaan, is niet bekend. De grootvader van moederszijde naar wie het kind werd genoemd, wordt in de akten op drie wijzen aangeduid: Gerbrant, Gerbrand en Garbrant, maar de laatste vorm overweegt (zie Memoriaal blz. 15, 19, 21, 25, 26, 29, 34, 41 en 43). In de twee authentieke handtekeningen die er van de dichter bestaan, spelt hij zijn voornaam met een a: Garbrant (zie Memoriaal blz. 139 en 165). Vijf maal komt de naam Garbrand in een lied voor: XCII, vs. 90; CXLV, vs. 6; CLXII, vs. 7; CLXIII, vs. 1 en 41. Wanneer de vader het overlijden van zijn zoon inboekt in een exemplaar van Livius' Roemsche Historie, dat wel tot het boekenbezit van de dichter zal hebben behoord, schrijft hij Garbrandt (zie Memoriaal, blz. 174). Maar op het titelblad van de Lijck-dichten staat zowel Garbrant als Gerbrand (idem, blz. 175). Daar er niet enkel van de voornaam maar ook van de

[pagina 239]
[p. 239]

achternaam verschillende varianten in omloop zijn, heeft de Bredero-commissie destijds besloten de verwarrende onzekerheid enigermate te beperken door in de nieuwe editie van de Werken te kiezen voor éen mogelijkheid: Gerbrand Adriaensz. Bredero. Wanneer er een doopregister was geweest, zouden wij als twintigste-eeuwers zonder enige discussie ons hebben gehouden aan de dáar geboekte vorm. Men kan van mening zijn, dat de hierboven opgesomde feitelijke gegevens ook zonder doopregister de voorkeur voor de vorm Garbrand zou hebben gerechtvaardigd. Mits men bedenkt dat de zeventiende-eeuwers zelf blijkbaar alle varianten als gelijkwaardig hebben aanvaard.

34 om t'geen dat ghy weet: De jonkman zinspeelt op omstandigheden (zie ook vs. 15 en vs. 44-45) die aan het toegesproken meisje blijkbaar bekend zijn, maar die niet uit de tekst zelf kunnen worden opgemaakt en dus voor de lezer of hoorder verborgen blijven. Ook hier treedt het lied uit de fictieve in de sociale sfeer.

41 Maer wou Fortuyn eens wenden, Of was 't Godts lieven wil: De term Of stelt hier geen twee verschillende mogelijkheden tegenover elkaar, maar veeleer twee verschillende formuleringen van dezelfde feitelijkheid, eerst een klassieke formule, daarna een christelijke. Men zou Of hier kunnen opvatten als: of liever, of beter gezegd.

57 Princes: Al heeft dit lied betrekkelijk weinig typische rederijkerselementen (achtergeplaatste adjectiva in vs. 22, 38 en 62) en in vs. 41 (Fortuyn) zelfs een renaissance-symptoom, toch wijst de term Princes als variant van Prins of Prince in de aanhef van de slotstrofe op een nog voortdurende rederijkerstraditie.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken