Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Groot lied-boeck (1975-1983)

Informatie terzijde

Titelpagina van Groot lied-boeck
Afbeelding van Groot lied-boeckToon afbeelding van titelpagina van Groot lied-boeck

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (13.95 MB)

XML (3.28 MB)

tekstbestand






Editeurs

A.A. Keersmaekers

F.H. Matter

Garmt Stuiveling

C.F.P. Stutterheim

P.J.J. van Thiel

F. Veenstra

C.A. Zaalberg



Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel
liederen/liedjes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Groot lied-boeck

(1975-1983)–G.A. Bredero–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

XXXIV Der Goden Waertschap

I: 143-144

Beschrijvend gedicht over het vrolijk vermaak in de klassieke hemel, dat echter door het ingrijpen van de Nydt omslaat in moord en geldzucht. De duidelijk aardse moraal richt zich tegen het trouwen-om-geld.

Beginregel: Laetst als de Goden bancketeerden,

Vindplaatsen: Geestigh Liedt-Boecxken 1621: 105-109; Groot Lied-boeck 1622: 46-47; Het daget uyt den Oosten 1638, vs. 423-471; Liedt-boeck 1644: 13-14; Liedt-boeck 1677: 15-16; Kalff 1890: 277-279; Knuttel 1929: 282-283; Van Rijnbach 1944: 81-82.

[pagina 251]
[p. 251]

Omvang: 49 verzen, zeven strofen van 7 regels.

Versvorm: jambisch metrum met in de vzn. 1-4 vier heffingen, in de vzn. 6-7 vijf heffingen. Omzettingen in vs. 1, 12, 13, 16, 18, 19, 24 enz.

Rijmschema: a b a b (c) c (c) d d. De eerste helft van vs. 6 herhaalt telkens de eerste helft van vs. 5.

Melodie: Matter 1979, blz. 231.

Varianten
Geestigh Liedt-Boecxken 1621: geen.
Liedt-boeck 1644: vs. 37 sulver.
Groot Lied-boeck 1622 Het daget uyt den Oosten 1638
1 Goden de Goden
bancketeerden bancketeerde
2 vanden van de
3 redeneerden redeneerde
6 sey den seyde
9 woort-twist voert twist
13 hippelt huppelt
14 voorts voort
16 terstonts terstondt
18 haer wel wel haer
19 de geen den geen
21 Nortsche Noordsche
28 hy hem al al, hy hem
29 Phebo Phoebus
33 sloecht smeet
37 silver Sulpher
39 noch en
42 werden worden
46 lompen lompe

3 So s'over disch juyst redeneerden: Juist toen ze tijdens het feestmaal aan het redetwisten waren.

5 D'een sprack 't waer lust: enz.: De bijzinnen in de vzn. 1-4 vinden pas hun aansluitende hoofdzin in vs. 6b: doen sey den God Jupijn. Het overige (vs. 5-6a) kan het best worden opgevat als een paar tussenzinnen, waarin nader wordt meegedeeld in welk opzicht de redetwistende goden nu wel van mening verschilden.

19 de geen: Terwijl degene in modern Nederlands altijd een bepaling-aankondigend vnw. is (dus: degene die enz.), kent het Middelnederlands ook het

[pagina 252]
[p. 252]

gebruik als aanw. vnw.: die daar. In de zeventiende eeuw was deze functie vrijwel verdwenen, althans in schriftelijk taalgebruik, het enige waarover wij beschikken. Het blijft dus een open vraag of dit woord - en vrij veel andere die in een vergelijkbare ‘middeleeuwse’ positie verkeren - bij Bredero moet worden opgevat als een bewust of onbewust archaïsme. Het is immers denkbaar dat het in feite helemaal geen archaïsme is, maar dat Bredero in zulke gevallen nauwer aansluit bij de gesproken volkstaal dan waartoe andere in hun dichterlijke taalgebruik in staat of bereid waren.

20 Venus met haer pol: In de romeinse mythologie verschijnt Venus als gemalin van Vulcanus, de god van het vuur, maar tevens als minnares van de oorlogsgod Mars (zie Ovidius, Metamorfosen IV, vs. 169-189; in Vondels Herscheppinge. Het vierde boek, vs. 221-248; ed.-W.B., deel 7, blz. 521). Van Mander, die over Venus uitvoerig schrijft, vermeldt dit niet maar protesteert ertegen dat ‘eenige oude Dichters hebben gesocht hyn eygen ongeschict vuyl leven te verschoonen, met van hun Goden veel snootheden te versieren; D'een maeckte Bacchum een dronckaert, d'ander Mars een wreedt Tyran, en Venus een overspelighe Hoere -’ (ed.-1616, folio 26a). Tevoren heeft Van Mander echter in het uitvoerige hoofdstuk van Vulcanus dit overspelige gedrag van Venus wel genoemd: ‘Dat Vulcanus Mars en Venus heymelijck beloerende in 't net gevangen nam, en maectese by den anderen Goden tot een belachich ghespot, daer zyn verscheyden uytlegginghen op.’ (folio 14a).

21 Nortsche Nydt: Het Middelnederlands kent twee worden nortsch, waarvan het ene noords, het andere nors betekent. Meer dan uit de t zou men uit de hoofdletter N kunnen afleiden dat er bij Bredero - of bij de zetter? - een zekere volksetymologie heeft meegespeeld. Met Nydt is Eris bedoeld, de griekse godin van de twist.

23 wijdt: Dit woord is óf een achtergeplaatste bijv. bep. bij Hemel, óf een bijw. bep. bij gheblasen; op grond van de woordorde kan men een zekere voorkeur hebben voor de eerste interpretatie.

26 Want Pluto bits heeft met een krits: De vereenzelviging van Pluto, de god van de onderwereld, met Plutus, de god van de rijkdom steunt op Van Mander. In zijn hoofdstuk Van Pluto schrijft hij: ‘wat den naem Pluto beduydt, is te weten, dat Plutos op Griecx is geseyt Rijckdommen: want hy wort gehouden voor den Godt der Rijckdommen: doch by eenige gemeent, dat het is vanweghen de veelheyt der dooden, dat hy daer van rijc is.’ (ed.-1616, folio 28a).

Inzake met een krits zie men de uitvoerige aantekening van Damsteegt in zijn editie van Het daget uyt den Oosten, blz. 224 en zijn interpretatie als: met een grissende beweging. (+)

29 Met Phebo: Opmerkelijk is het gebruik van deze latijnse naamvalsvorm (na met) door de niet klassiek geschoolde Bredero. Zie ook de aantekening van Stutterheim in zijn editie van de Spaanschen Brabander, blz. 327.

[pagina 253]
[p. 253]

36 De Sulpher-Vorst die leert nu minnen: Dit vs. wijst terug naar wat er in vs. 26-28 is meegedeeld: Pluto, de zwavelvorst, de god van de onderwereld, heeft Cupido zijn pijl en boog ontnomen, zodat deze ze niet meer kan gebruiken. Pluto neemt nu de taak van de minnegod over, maar hanteert daarbij silver en gout (vs. 37). Het is mogelijk dat er met de woorden Sulpher/silver (in 1644 sulpher/sulver) een woordspeling is bedoeld.

40 Is 't hoer, of dief 't is even lief: Bredero haalt hier een oud volksrijmpje aan, warvan men verschillende versies kent. Het komt ook voor in zijn Lucelle, vs. 427-28 (ed.-Zaalberg, blz. 86). In de Amorum Emblemata (Antwerpiae 1608) gebruikt Otto Vaenius het als opschrift van een der Nederlandse bijschriften: Zydy hoer/ of dief/ hebdy gelt/ ick heb u lief. (blz. 128). Het WNT VI, kolom 816, citeert naar Harrebomée een wat langere vorm: Zijt gij hoer of zijt gij dief, Hebt gij geld, men heeft u lief.

43 Daermen een Hemel plach te bouwen: De termen Hemel en. Hel worden door Bredero meer dan eens gebruikt voor een gelukkig en een ongelukkig huwelijk. Deze zesde strofe varieert een thema dat in Bredero's liederen telkens weer optreedt: het doorslaggevende gewicht van het geld bij beslissingen over een aanvaardbare huwelijkskandidaat.

48 selden tijt sonder strijt: Spreekwoord, door Harrebomée 1856-1870, deel II, blz. 313 en 331 vermeld in de vorm van: Geen tijd zonder strijd.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken