Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Groot lied-boeck (1975-1983)

Informatie terzijde

Titelpagina van Groot lied-boeck
Afbeelding van Groot lied-boeckToon afbeelding van titelpagina van Groot lied-boeck

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (13.95 MB)

XML (3.28 MB)

tekstbestand






Editeurs

A.A. Keersmaekers

F.H. Matter

Garmt Stuiveling

C.F.P. Stutterheim

P.J.J. van Thiel

F. Veenstra

C.A. Zaalberg



Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel
liederen/liedjes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Groot lied-boeck

(1975-1983)–G.A. Bredero–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 260]
[p. 260]

XXXIX Toover-Liedt

I: 157-160

Lied in direkte rede, gericht tot een vrouw die de minnaar door haar verleidingskunsten tot willoosheid toe heeft behekst, zoals Circe het volgens de Odysee de metgezellen van Odysseus had gedaan.

Beginregel: O du Toversche kol,

Vindplaatsen: Geestigh Liedt-Boecxken 1621: 101-105; Groot Lied-boeck 1622: 55-56, met illustratie, speciaal bij de vzn. 36-38; Liedt-boeck 1677: 19-20; Kalff 1890: 287-288; Knuttel 1929: 62-63; Van Rijnbach 1944: 89-91.

Omvang: 60 verzen, twaalf strofen van 5 regels.

Versvorm: overwegend jambisch metrum, met in de vzn. 1-2 drie heffingen, in de vzn. 3-5 vier.

Rijmschema: a a a b b.

Melodie: Matter 1979, blz. 178.

 

Varianten: Geestigh Liedt-Boecxken 1621 geen.

 

3 uyt een onsichber rol: Het meisje dat de minnaar totaal aan zich had onderworpen, was natuurlijk geen ‘echte’ heks die aan ‘echte’ tovenarij deed, en zij had haar verleidingskunsten dus ook niet uit eene echt zichtbaar toverboek geleerd.

7 Die mijn besnoert bedwongh: Indien men beide woorden als vervoegde werkwoorden opvat, is het eerste tegenwoordige en het tweede verleden tijd. Het is daarom beter besnoert te zien als voltooid deelwoord, met de functie van bep. van gesteldheid: geketend zijnde.

13 myn slechte Rymery: Uit dit vs. en de paar volgende zou men kunnen afleiden dat dit lied een autobiografische inslag heeft.

23 So vroom, so vrolijck, en so vry: De vzn. 23-25 worden gekenmerkt door een opmerkelijke reeks alliteraties: vr driemaal, nog versterkt door de herhaling van so en de o-assonatie, vijf maal; r tweemaal, zij het deels verborgen (gerust); l driemaal. Het spel met de alliteraties (en soms ook assonanties) is echter al eerder begonnen: vs. 6 t, vs. 11-12 h, vs. 14 p, vs. 16 m, vs. 18 g, vs. 20 k, en zet zich ook verder nog voort, zij het minder geconcentreerd: vs. 34 gr en st, vs. 35 d, vs. 49-50 w en vs. 58 fr.

32 En der versturven le'en: en de ledematen der gestorvenen; dit vs. sluit aan bij vs. 31 en varieert het daar aanwezige woord Kerck-hof. De toverkollen treden dus over het kerkhof en over de daar aanwezige lijken. Bij vs. 33 begint een asyndetische zin, die zowel moet worden aangevuld met En, als met die (samentrekking met vs. 31). Ook deze bijzin (vs. 33-35) wijst terug naar Kollen

[pagina 261]
[p. 261]

(vs. 30), evenals de vorige bijzin (vs. 31-32 ). Bij deze interpretatie is De dooden (vs. 35) dus géen herhaling van vs. 32. (+)

33 Met vertwijffelde sno gebe'en: met bezwerende boosaardige gebeden.

36 O Circes: Ofschoon Van Mander in het veerthiende Boeck een geheel hoofdstuk aan Circe wijdt, heeft Bredero daaraan weinig kunnen ontlenen voor dit lied. Waarschijnlijk heeft hij gebruik gemaakt van Coornherts bewerking D'eerste XII boecken Odysseae: Dat is, De Dolinghe van Ulysse, Beschreven int Griecx, door den Poëet Homerum, vader ende fonteyne alder Poëten, nu eerstmael uyten Latyne in rijm verduytscht. Behalve de oorspronkelijke, door Coornhert zelf fraai gedrukte editie (Haarlem 1561), verschenen er na Coornherts dood drie uitgaven in Delft (1593; 1598; 1606) en een uitgave in Amsterdam (1607). Het was dus een zeer bekend en veelgelezen werk. In het tiende boek vertelt Ulysses hoe hij en zijn tochtgenoten schipbreuk leden bij het eiland Aenam ‘daar de godinne Circes haar woonplaats hadde verkoren’ (ed Weevers, Amsterdam 1939, blz. 204). Door haar toverkunst worden de metgezellen van Ulysses veranderd in zwijnen, maar hijzelf is dank zij een toverkruid immuun voor haar betovering. In Coornherts werk is de nominatief steeds Circes, de vocatief Circe (zoo ook na bepaalde voorzetsels), en de accusatief Circen (vs. 340). Ofschoon bij Bredero in vs. 36 een vocatief aanwezig is, heeft hij Coornherts voorbeeld ten deze niet gevolgd.

Behalve deze tovenares heeft Bredero naar alle waarschijnlijkheid nog andere elementen aan boek X van De Dolinghe ontleend:

Feest (vs. 28) - hetzelfde woord staat bij Coornhert in vs. 177; het betreft ook daar de situatie vóor het contact met Circes;

Leck're wijn (vs. 37) - over betoverende wijn wordt in De Dolinghe gesproken in vs. 231, en wat Ulysses betreft in vs. 309; maar Ulysses is door Mercurius gewaarschuwd (vs. 284-285) en wordt door hem beschermd;

Ledikant (vs. 43) hoewel deze term in De Dolinghe niet wordt gebruikt, is de zaak zelf er bij herhaling aanwezig: het beddeken (vs. 291, 328, 339) 't bedde (vs. 332, 334, 344, 346 enz.)

44 Daer mijn lichaem enz.: waar mijn lichaam, als onbezield, bewusteloos in slaap viel. (+)

48 Ick was verandert in een hart: De toverkunst van Circe maakte mannen tot zwijnen. In dit lied echter wordt de man betoverd tot een hert. Omtrent deze variant kan men enkele veronderstellingen wagen. Allereerst: dat in dit geval de nadruk niet moest vallen op het sensuele en seksuele, maar op het afhankelijke en willoze. Ten tweede, dat juist dit klopt met de zinnebeeldige duiding bij Van Mander; deze zegt ‘Met den Hert wort d'onvoorsichticheyt beteyckent, te weten, daer hy hem laet vanghen.’ (ed. 1618, folio 115a). En ten derde: dat in de passage, voorafgaande met de ontmoeting met Circe, Ulysses een hert buit maakt (Dolinghe X, vs. 151-152).

[pagina 262]
[p. 262]

55 myn stomme gheest: Door de betovering heeft de minnaar ook zijn spraak verloren, zijn menselijke geest is niet in staat zich te uiten en kan alleen maar zuchten; zie vs. 49-50 en vs. 53.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken