Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Groot lied-boeck (1975-1983)

Informatie terzijde

Titelpagina van Groot lied-boeck
Afbeelding van Groot lied-boeckToon afbeelding van titelpagina van Groot lied-boeck

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (13.95 MB)

XML (3.28 MB)

tekstbestand






Editeurs

A.A. Keersmaekers

F.H. Matter

Garmt Stuiveling

C.F.P. Stutterheim

P.J.J. van Thiel

F. Veenstra

C.A. Zaalberg



Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel
liederen/liedjes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Groot lied-boeck

(1975-1983)–G.A. Bredero–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 446]
[p. 446]

CLXVI Liedt

I: 530-531

Stichtelijk redenerend lied over het bedrieglijke en vergankelijke leven in tegenstelling tot het ware eeuwige leven bij God.

Beginregel: Als 't oogh van mijn gemoed aendachtigh gaet aenschouwen

Vindplaatsen: Groot Lied-Boeck 1622 III: 8-9; Liedt-boeck 1644: 55-56; Kalff 1890: 514-515; Knuttel 1929: 197-198; Van Rijnbach 1944: 283-284.

Omvang: 36 verzen, negen strofen van 4 regels.

Versvorm: alexandrijnen met regelmatige cesuur, uitgezonderd in de vzn. 18 en 20. Omzettingen van de eerste jambe in de vzn. 6, 9, 29 en 30, van de vierde jambe in vs. 6 en van de vijfde jambe in vs. 14; opmerkelijke overbetoningen in de vzn. 7, 9, 12, 14 en 15.

Rijmschema: a b a b.

Melodie: Matter 1979, blz. 215.

Varianten
Groot lied-boeck 1622 Liedt-boeck 1644
23 alder al der

De foutieve lezingen (vs. 31 in, vs. 33 genade-stralen) komen ook voor in 1644.

 

6 Grenst aen zijn laetste nacht: Ofschoon WNT V, kolom 676, inzake grenzen ook de bet. kent van ‘Niet ver van elkander afstaan’, gaat het daar steeds om abstracta, of om gewaarwordingen, gevoelens enz. De situatie bij Bredero is concreter: de mens bevindt zich altijd vlak naast de dood.

gaept na de laetste zucht: Terwijl het gewone taalgebruik spreekt van de laatste adem uitblazen, gaat het bij Bredero om het inademen.

7 het vvaen-schijn-leven derven: In dit samengekoppelde woord zijn de delen vvaen en schijn vrijwel synoniem. Er is dus verzwaring door pleonasme.

10 Zijn bellen: De vergelijking van het menselijke leven met een luchtbel komt in schilderkunst en poëzie veelvuldig voor. Zie De Jongh 1967, blz. 80-86.

15 Een schijn-ried: Tegen de voorzichtige interpretatie: ‘iets dat riet schijnt maar nóg minder kracht heeft (?) (I: 530) is bezwaar gemaakt door A.A. Monden (NTg, jrg. 71, blz. 306). Bij schijn-ried gaat het z.i. om riet dat er slechts schijnt te zijn, maar dat in werkelijkheid niet bestaat. Overwegende dat schijn spiegelbeeld zou kunnen betekenen, concludeert hij: ‘Het ware leven is dan het riet (het origineel), het leven dat de mens leidt (in het verband van dit lied misschien lijdt) ‘gestadich in zyn sterven’, is het spiegelbeeld, schyn-ried: spiegelbeeld van het riet in het wateroppervlak.’

Riet is echter algemeen bekend als zinnebeeld van iets dat broos, zwak en vergankelijk is. Van Mander is in dit opzicht duidelijk: ‘Het Riedt beteykent

[pagina 447]
[p. 447]

'sMenschen swackheydt, oock wanckelmoedicheyt.’ (ed. 1616, folio 120b). Een gewenste interpretatie zou zijn: iets dat heel wat schijnt, maar slechts riet is. Maar taalkundig laat zich dit niet verdedigen. Het lijkt dan ook wel zeker, dat Bredero in dit geval riet ánders heeft bedoeld dan hij bij Van Mander had kunnen vinden, namelijk als iets stevigs, bijvoorbeeld een staf of stok. Inderdaad wordt riet soms ook in die betekenis gebruikt nl. voor gewas dat op riet lijkt; zie WNT XIII, kolom 135 en 138: ‘Een stok van bamboes, een bamboestok. Hij gaf hem een slag met zijn riet.’ Volstrekt bevredigend is deze verklaring echter niet. Misschien moet men volstaan met de constatering: iets dat niet is wat het schijnt.

Het is echter niet noodzakelijk in schijn-ried een neologisme van Bredero te zien; het was misschien de naam, eventueel de gewestelijke naam van een bestaande plant, en in elk geval is schijnried die van een hulpinstrument bij het weven. Maar of langs deze weg het probleem in vs. 15 overtuigend kan worden opgelost, is toch de vraag.

19 een kuyl: een valkuil.

29 Christus die is de vvech, de vvaerheyt, en het leven: Toespeling op Johannes 14: 6: Jesus seyde tot hem: Ick ben de Wech, de Waerheyt, ende het Leuen: Niemant en coemt tot den Vader dan door my.

33 O opper Prins: Ondanks de onmiskenbare betekenis van God, is de term Prins in de aanhef van de slotstrofe toch duidelijk een rederijkerselement.

34 u verloren zoon: Toespeling op de parabel van Jezus, Lucas 15: 10-32.

36 door u dood: De kruisiging van Christus is in theologische zin Zijn offer ter verzoening van de erfzonde - dus de zonde door Adam en Eva overgedragen op hun gehele nageslacht, de mensheid - maar hierdoor was nu ook de mens, dus iedere mens met God verzoend en kon hij, ondanks zijn zondig leven, Gods genade deelachtig worden.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken