Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Verspreid werk (1986)

Informatie terzijde

Titelpagina van Verspreid werk
Afbeelding van Verspreid werkToon afbeelding van titelpagina van Verspreid werk

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.68 MB)

XML (0.83 MB)

tekstbestand






Editeurs

B.C. Damsteegt

Garmt Stuiveling



Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Verspreid werk

(1986)–G.A. Bredero–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 13]
[p. 13]

Verantwoording

Hoe de handschriftelijke nalatenschap van Bredero er heeft uitgezien toen hij 23 augustus 1618 overleed, is onbekend. Wie er zich mee hebben beziggehouden, met welke bedoelingen en met welke gevolgen, vóordat de papieren terecht kwamen bij Cornelis van der Plasse, is onbekend. Waarom deze toen niet allereerst heeft gedaan wat Bredero in de door hemzelf bezorgde derde druk van zijn Geestigh Liedt-Boecxken (waarschijnlijk 1618) had aangekondigd, namelijk het uitgeven van ‘een gróóter Lied-boeck / genaemt bron der minne’, is onbekend. Het enige dat men kan weten, is een kleine reeks van tastbare feiten. In 1619 publiceerde Van der Plasse Bredero's Stommen Ridder met daarachter de Lijckdichten, en in 1620 de kleine bundel Nederduytsche Rijmen, bestaande uit merendeels gedateerde, zeer uiteenlopende teksten, waarvan enkele zelfs in proza; teksten die kennelijk niet op hun plaats werden geacht in de vierde druk van het Geestigh Liedt-Boecxken (1621), noch in het toen al voorbereide Groot Lied-boeck (1622). Waarom hij die teksten daarin niet op hun plaats achtte, is onbekend: het argument dat ze niet konden worden gezongen is wel juist, maar dit geldt ook voor het inleidende gedicht ‘Apollo’, voor de negen bruiloftsdichten, en voor de rijmbrief aan Ian Iacobszoon Visscher die in 1622 toch wél zijn opgenomen. Ofschoon men temidden van zoveel onzekerheden nauwelijks in staat is tot enige stellige conclusie, is er reden om ervan uit te gaan dat er bij het drukken van de Nederduytsche Rijmen gebruik is gemaakt van manuscripten waarin de hand van Bredero werd herkend, al is in zo'n geval een authentiek handschrift geen garantie voor het auteurschap. Het overschrijven van een gedicht was destijds een niet ongebruikelijke methode om dit te kunnen bezitten. Het feit dat er in de Nederduytsche Rijmen 30 Emblemata amatoria voorkomen, die én wat het aantal én wat de volgorde én wat de tekst zelf betreft hier en daar afwijken van de publikatie in de Thronus Cupidinis (1618; 1620) bewijst dat Van der Plasse ze niet dáaraan heeft ontleend en dus over een handschrift moet hebben beschikt. Maar uit dit feit volgt bovendien dat

[pagina 14]
[p. 14]

er bij het samenstellen van de Nederduytsche Rijmen geen stelselmatige poging is gedaan om ook de verspreid verschenen gedichten van Bredero bijeen te brengen. Dat was, merkwaardig genoeg, zelfs bij de vermeerderde herdruk onder de gewijzigde titel Nederduytsche Poëmata (1632; 1638) evenmin het geval. De toen aangebrachte uitbreiding maakt, gezien de varianten, de indruk, te danken te zijn geweest aan Van der Plasses activiteit om links en rechts navraag te doen naar werk van Bredero's hand, d.w.z. naar handschriften. Ofschoon men in de Nederduytsche Poëmata dus een omvangrijke collectie verspreide gedichten bijeen vindt en het derhalve verantwoord had kunnen zijn die bundel als zodanig te herdrukken, zijn er twee redenen om daarvan af te zien, een negatieve en een positieve. De negatieve is deze, dat de vermeerdering in 1632 ook een aantal gedichten betreft die door Bredero uit het Frans waren bewerkt ten behoeve van de door Reinier Telle vertaalde Tragische Historien (1612-1614). Aangezien die teksten uiteraard al zijn opgenomen in het door Keersmaekers bezorgde deel Vertaalde Gedichten ('s-Gravenhage 1981), had de integrale herdruk van de Nederduytsche Poëmata iedere zin verloren. De positieve reden is deze, dat men, buiten de Nederduytsche Poëmata om, nog een klein aantal gedichten van Bredero kan vinden die ten volle het recht hebben verspreid te heten, aangezien ze als drempeldichten staan afgedrukt in zeer uiteenlopende uitgaven uit de jaren 1610-1618, dus tijdens zijn leven. Of ze destijds aan de aandacht van Cornelis van der Plasse en zijn medewerkers zijn ontsnapt, ofwel opzettelijk door hen terzijde geschoven, is een open vraag; in elk geval zijn ze onbekend gebleven totdat ze door de speurzin van negentiende-eeuwse filologen als Worp en Unger werden ontdekt. Vandaar dat de bundel Nederduytsche Poëmata alleen nog kon worden beschouwd als materiaal, dat na kritisch te zijn getoetst en na te zijn aangevuld met gegevens van elders, bruikbaar was om in een nieuwe ordening een passende plaats te krijgen in dit deel Verspreid Werk. Afgezien van de vindplaatsen, die bij ieder gedicht worden vermeld, zijn bovendien de inhoudsopgaven van de Nederduytsche Rijmen en van de Nederduytsche Poëmata als bijlagen opgenomen om de lezer volledig in te lichten inzake de zeventiende-eeuwse bronnen.

 

Behalve als toneelschrijver is Bredero met recht zó beroemd als auteur van het Groot Lied-boeck, dat men de overige gedichten van zijn hand van bijkomstig belang heeft geacht en als zodanig behandeld. Onvervangbare hoogtepunten van lyriek treft men er inderdaad niet aan, maar een tekst heeft nog wel ándere eigenschappen dan enkel esthetische; en bovendien: bij een groot kunstenaar is nu eenmaal niets van bijkomstig belang. Aangezien er van Bredero's leven te

[pagina 15]
[p. 15]

weinig bekend is en de bestaande biografieën - indien men die term veranwoord acht - de lacunes hebben opgevuld met tientallen veronderstellingen en verzinsels, krijgt ook het kleinste authentieke gegeven, mits gedateerd, de betekenis van een ontbrekend steentje in het onvolledige mozaïek van zijn levensbeschrijving. Maar zelfs ongedateerd en ondateerbaar kan een gedicht door bepaalde kwaliteiten wel in staat zijn iets bij te dragen aan de kennis van Bredero's dichterschap, bijvoorbeeld doordat het tot een ánder genre behoort dan de twee overheersende: toneel en lied. Het laat zijn talent dan zien van een nog onbekende kant, en alleen dit feit al maakt een nadere beschouwing de moeite waard.

Op grond van deze overwegingen is de bundel Verspreid Werk opgebouwd uit twee afdelingen:

I.de gedateerde of dateerbare gedichten in chronologische volgorde;
II.de ondateerbare gedichten in de volgorde van hun (steeds postume) publikatie.

De Inleiding, voorafgaande aan de eerste afdeling, bestaat geheel uit beschouwingen betreffende de daarin opgenomen gedichten, en is dus ook chronologisch geordend en zoveel mogelijk biografisch ingericht. De beknopt gehouden commentaren op de gedichten uit de tweede afdeling staan hierná.

De bundel wordt tenslotte aangevuld met een Nalezing; zij bevat teksten die men m.i. ten onrechte voor werk van Bredero houdt of althans lange tijd heeft gehouden. Ik bedoel nu niet de anonieme liederen uit vroeg-zeventiende-eeuwse verzamelbundels, waarmee Schepers destijds heeft gemeend Bredero's oeuvre te mogen verrijken, enkel en alleen omdat daarin op joyeuze wijze het hof wordt gemaakt aan bruinogige amsterdamse meisjes. Ik bedoel de Emblemata Horatiana (Antwerpen 1607) die al in 1620 zijn terechtgekomen in de Nederduytsche Rijmen en sindsdien een wat schimmige rol spelen in zijn werk en in zijn leven; de twaalf ‘Sonnetten van de Schoonheyt’ (Apollo 1615) waarvan het eerste ook is opgenomen in het Groot Lied-boeck, zodat er eigenlijk al sinds 1622 een probleem bestaat: is Bredero nu de auteur van dit ene sonnet, of van méer, eventueel van alle, ofwel van géen ervan? En ten slotte de biografische prozaschets van Carel van Mander, opgenomen achter de herdruk van diens Uytlegginghe Op den Metamorphosis Pub. Ovidii Nasonis (Amsterdam 1616), een prozaschets die wordt afgesloten met een sonnet van Bredero en voornamelijk dáarom lange tijd als werk van Bredero is beschouwd. Deze drie teksten zijn integraal in de Nalezing afgedrukt, telkens voorafgegaan door een beknopte bespreking van de desbetreffende problematiek, en door een motivering van de negatieve conclusie inzake Bredero's auteurschap. Hoewel de literatuur-onderzoeker niet, zoals zijn schilderkunstige collega, de beschikking heeft over

[pagina 16]
[p. 16]

moderne hulpmiddelen als röntgenstralen en materiaal-analyse, en moet volstaan met lezen, herlezen en nog eens lezen, ben ik ervan overtuigd dat in deze drie gevallen de argumenten vóor de toeschrijving aan Bredero volstrekt onderdoen voor de argumenten ertégen. Door het beschikbare materiaal zo compleet en objectief mogelijk op te nemen heb ik getracht de geïnteresseerde lezer in de gelegenheid te stellen een eigen oordeel te vormen, al heb ik mij noch kunnen noch willen onttrekken aan mijn verantwoordelijkheid voor de kritische selectie van de teksten en voor de ordening ervan.

 

G.S.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • De werken van Gerbrand Adriaensz. Bredero

  • Nederduytsche poëmata

  • Nederduytsche Rijmen


auteurs

  • Garmt Stuiveling

  • B.C. Damsteegt


organisaties

  • Nederduytsche Academie

  • Eglentier