Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Verspreid werk (1986)

Informatie terzijde

Titelpagina van Verspreid werk
Afbeelding van Verspreid werkToon afbeelding van titelpagina van Verspreid werk

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.68 MB)

XML (0.83 MB)

tekstbestand






Editeurs

B.C. Damsteegt

Garmt Stuiveling



Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Verspreid werk

(1986)–G.A. Bredero–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 87]
[p. 87]

Lof Van de Ryckdom

 
Wonder werct Godt in al syn werck,Ga naar voetnoot1
 
Wonder ist al dat ick bemerck;Ga naar voetnoot2
 
Wonder ist leven vande Menschen.
 
Een wonder Woordt wert hier geseyt,Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
Bewesen en voorts uytgheleyt,
 
Dat Rijckdom goet is en te wenschen.
 
 
 
Want Rijckdom is een gaaf van Godt;
 
Dien sulcken vaack hier valt te lot,Ga naar voetnoot8
 
Die Godt, Vader en Moeder eeren.Ga naar voetnoot9
10[regelnummer]
De Rijcdom dijt de Mensch tot lust,Ga naar voetnoot10
 
Tot salichheyt, tot dienst, tot rust;
 
Is dit niet wenschlijck te begeeren?
[pagina 88]
[p. 88]
 
Die alles heeft wat hij begeert,
 
Die niets en siet dat hy ontbeert,
15[regelnummer]
Die moet vernoecht in vrede leven.
 
Soo hy syn selfs en Gode kent,Ga naar voetnoot16
 
En dancbaer Lof den Gever sent,Ga naar voetnoot17
 
Wat quaat can sulck den Rijckdom geven?Ga naar voetnoot18
 
 
 
Den Hemel-Voocht dien al wat leeft;Ga naar voetnoot19
20[regelnummer]
Den Adem, cracht en voetsel geeft,
 
Is onghetwijfelt de Alder-Rijcste.
 
Is Rijckdom dan van sulcker aart,Ga naar voetnoot22
 
Dat sy de snoode zonden baert,
 
Hoe blijft Godt dan de Deuchdelijcste?
 
 
25[regelnummer]
Hout yemant mijn bewijs voor spot,
 
Om dat ick de gaef-rijcken GodtGa naar voetnoot26
 
By zyn Schepsels wil verghelijcken?
 
Want hy is Heylich, wys en goedt,Ga naar voetnoot28
 
Volmaact in al 'tgunt dat hy doet;Ga naar voetnoot29
30[regelnummer]
Een Prins van alle Coningrijcken.Ga naar voetnoot30
[pagina 89]
[p. 89]
 
Den Mensch ghebooren Moeder naact:Ga naar voetnoot31
 
Wert van zyn Godt een Heer ghemaactGa naar voetnoot32
 
Van alles dat hier op 'tAartrijck is.
 
Het goet maact moet, ooc lust en vreucht,Ga naar voetnoot34
35[regelnummer]
De Rijckdom vordert ooc tot DeuchtGa naar voetnoot35
 
Die gheender die Godt meest ghelijc is.Ga naar voetnoot36
 
 
 
Den Rycken van zyn overvloet
 
Syn min're even naesten voet,Ga naar voetnoot38
 
Die hy zyn milde hant gaet bieden:
40[regelnummer]
Hy gheeft eer hun den honger praamt,Ga naar voetnoot40
 
Eer sy om broot vayllen haer schaamt:Ga naar voetnoot41
 
Syn dat gheen Godt-gelijcke Lieden?
 
 
 
Ghelijck een Philosooph bedocht,Ga naar voetnoot43
 
Die syn sieck, en arm vrundt versochtGa naar voetnoot44
45[regelnummer]
Vangden en troostelyck quam spreecken:Ga naar voetnoot45
[pagina 90]
[p. 90]
 
Hy wist zyn groots en eerlyc hart,Ga naar voetnoot46
 
Syn ghelts ghebreck, en duere smart,Ga naar voetnoot47
 
Heeft ghelt bedect int bed ghesteecken.Ga naar voetnoot48
 
 
 
Of 't Loff'lyck werc van Sancte Claas,Ga naar voetnoot49
50[regelnummer]
Als eens door noot, een Vader dwaasGa naar voetnoot50
 
Syn Doch'tren ginck tot Hoerdom raden;Ga naar voetnoot51
 
Hy wierp so veel int huys by nacht,
 
Dat zy ter eeren zyn gebracht,Ga naar voetnoot53
 
Syn dat gheen Christelycke daden?
 
 
55[regelnummer]
Die de ver-armde Weesen swack,Ga naar voetnoot55
 
En Wed'wen styf van ongemack,Ga naar voetnoot56
 
Haer commers noot met hulp versoeten.Ga naar voetnoot57
 
Die den beroofden Boots-man kleet,Ga naar voetnoot58
 
En soo zyn overschot besteet,Ga naar voetnoot59
60[regelnummer]
Sou dit wel sonden wesen moeten?
[pagina 91]
[p. 91]
 
Die Lant-loopers en, Prachers wiltGa naar voetnoot61
 
Van 't swerven brengt in rust en stilt,
 
En van den Troggel-sack can trecken:Ga naar voetnoot63
 
Die Bedel-boeven schier verwent,Ga naar voetnoot64
65[regelnummer]
Op zynen kost tot deuchden ment.Ga naar voetnoot65
 
Sou dat een Rijck tot sonden strecken?Ga naar voetnoot66
 
 
 
Die Huysen en Herbergen bout,
 
Voor Lamme Lieden out en kout,Ga naar voetnoot68
 
Of voor ghequetste Vremdelingen,Ga naar voetnoot69
70[regelnummer]
En haer gherack en hulp besteltGa naar voetnoot70
 
In raadt en daadt met macht van gheldt,
 
Sijn dat gheen nutte goede dinghen?
 
 
 
Is dat niet den Samaritaan,Ga naar voetnoot73
 
Of Christus selfs wel na ghedaan:Ga naar voetnoot74
75[regelnummer]
Die sorrich droegh voor den ghewonden?
 
Hy loedt hem op zijn Ezel-dier,Ga naar voetnoot76
 
En paeyt voor hem den Tavernier:Ga naar voetnoot77
 
Sulck heylich werck, is dat ooc sonden?
[pagina 92]
[p. 92]
 
De hebbers van Rijckdom en Macht
80[regelnummer]
Werden getroetelt en bewachtGa naar voetnoot80
 
Van Dienaers cloec en trouwe BodenGa naar voetnoot81
 
Sy zijn vermaaght met Vrunden veel,Ga naar voetnoot82
 
Van als is hun het beste deel:Ga naar voetnoot83
 
De Rycke zijn als cleyne Goden.
 
 
85[regelnummer]
De Man die hier gheen gheldt en heeft
 
Die is al doodt dewijl hy leeft,Ga naar voetnoot86
 
Sijn Lof wert vande Faam vergheten.Ga naar voetnoot87
 
De Rijcke leven na haar doodt
 
Ten waar de Schatten swaar en groot,Ga naar voetnoot89
90[regelnummer]
Men sou van Cresus nu niet weten.Ga naar voetnoot90
 
 
 
En Arm Mans wijsheyt wert veracht:
 
Maar comt een Rijckaart hier in macht
 
In Heerschappy, en in 't ghebieden:
 
Hy blinckt van claarheyt inden Raadt,Ga naar voetnoot94
95[regelnummer]
Hy soeckt voor Eerloos eygen-baat:Ga naar voetnoot95
 
Het nutst en 'tbest voor Land' en Lieden.
[pagina 93]
[p. 93]
 
De Armen soecken twist en kijf,
 
De Ziel die rammelt hun int LijfGa naar voetnoot98
 
Die zy vaack int perijckel bringhen:Ga naar voetnoot99
100[regelnummer]
'T welck hem de Rijcke wel ontsiet,Ga naar voetnoot100
 
De Rijcke-Lien en vechten niet,
 
Haar reden can de gramschap dwinghen.Ga naar voetnoot102
 
 
 
Het Arme Diefgen dat men vangt,
 
Dat crijght den Hencker die het hangt,Ga naar voetnoot104
105[regelnummer]
Den Rijcke-Guyt die laat men loopen.Ga naar voetnoot105
 
Soo een Rijcke ter Vierschaar pleyt,Ga naar voetnoot106
 
Het vonnis wert voor hem gheseyt:Ga naar voetnoot107
 
Hy can met gheldt syn leven coopen.
 
 
 
D'Armoede vol ghebreck en noot
110[regelnummer]
Maact Rovers loos, en Schelmen snoot,Ga naar voetnoot110
 
Die den goeden knev'len en quellen,
 
En menich ooc door wanhoop groot
 
Moort sich selfs, tot een tweede doodt,Ga naar voetnoot113
 
Laes! inden Swavel-poel der Hellen.
[pagina 94]
[p. 94]
115[regelnummer]
Dat ons voor eeuwich sterven vryt,Ga naar voetnoot115
 
En ziel en Lijf na wensch verblyt,
 
Mach men met eeren wel ontfanghen,Ga naar voetnoot117
 
En recht ghebruycken Haaf en SchatGa naar voetnoot118
 
En hebben of men 't niet en hadt,Ga naar voetnoot119
120[regelnummer]
Dat is: Sijn hart daar niet an-hanghen.
 
 
 
Hoe Dief-achtich men Banckerroet:Ga naar voetnoot121
 
Hoe schend'lijck dat men woecker doet;
 
Hoe vraetich dat men d'Armen schocken:Ga naar voetnoot123
 
Sy zyn ter Werelt even lief,Ga naar voetnoot124
125[regelnummer]
De vuyle Hoer, de loose Dief,
 
Soo sy maar Goude Schyven doeken.
 
 
 
De Rijckdom is een weeld'rich Paart;Ga naar voetnoot127
 
De Rijckdom is een quets'lyc SwaartGa naar voetnoot128
 
Voor onbedochte jonghe handen.
130[regelnummer]
De Rijckdom is der Wysen Kroon,
 
Soo Salomon ghetuycht seer schoon.Ga naar voetnoot131
 
De Rijckdom toetst d'Eed'le verstanden.Ga naar voetnoot132
[pagina 95]
[p. 95]
 
Want als een Sot aen Rijckdom comt
 
Hy brast, hy bruyst, hij bralt en bromtGa naar voetnoot134
135[regelnummer]
Steets op sijn Ridderlijcke sommen:
 
Syn lusten geyl, hy yv'rich dient,Ga naar voetnoot136
 
En wort alsoo der sonden Vrient,
 
Door 'tmisbruycken van zijn Rijckdommen.Ga naar voetnoot138
 
 
 
De Vroome bruyct zijn goet altoos
140[regelnummer]
Ten leven. Maar de Goddeloos
 
En wil zijn boose lust niet Fnuycken,Ga naar voetnoot141
 
Hy bruyct zyn in-comst al tot quaat,Ga naar voetnoot142
 
De sonden zyn, dat ghy't verstaatGa naar voetnoot143
 
In Rijckdom niet, maar int misbruycken.
 
 
145[regelnummer]
Ryck zynde, dan so dancten Godt
 
Ioseph, Daneel, Abraham, Lodth:Ga naar voetnoot146
[pagina 96]
[p. 96]
 
Iob een spiegel van lytsaamheden,Ga naar voetnoot147
 
Heeft van zyn Rijckdom Godt ghelooft.
 
Den Harpenaar die PhilosoophtGa naar voetnoot149
150[regelnummer]
Heel Christelyck in danck en beden.Ga naar voetnoot150
 
 
 
Om Rijckdom slooft de Arme kunst;
 
Om Rijckdom soect men Princen gunst;Ga naar voetnoot152
 
Om Rijkdom is ons heym'lyc wenschen;
 
Om Rijckdom 't besigh vollick wroet:Ga naar voetnoot154
155[regelnummer]
Om Rijckdom men veel wonders doet;
 
Om Rijckdom snacken alle Menschen.
 
 
 
De Ryckdom is een wenschlyc dingh,
 
Noodich en nut den Iongelingh,
 
En dienstich voor alle ghehouden;Ga naar voetnoot159
160[regelnummer]
Den wel bejaarden doet zy staat,Ga naar voetnoot160
 
S'is yder goet, sy werct gheen quaat
 
Alsmense bruyct ghelijc men souden.Ga naar voetnoot162
[pagina 97]
[p. 97]
 
Vergeefs men 'smorgens vroeg op staat
 
En 'tsavonts laat te bedde gaat,
165[regelnummer]
So Godt zyn seegh'ning wil af-keeren.
 
Maar wil den Heer onsterffelijc
 
Hy maect ons sonder moeyten Rijck:
 
Als Iesus Syrachs spreucken leeren.Ga naar voetnoot168
 
 
 
Ick heb met Democryt belachtGa naar voetnoot169
170[regelnummer]
Den Crates Sot, maar wys gheacht,Ga naar voetnoot170
 
Die over 'tGout had gheen ontfarmen,Ga naar voetnoot171
 
In Zee hy smoordent in een sack,Ga naar voetnoot172
 
'T waar beter (so Iscarioth) sprack)Ga naar voetnoot173
 
Ghedeelt de Haveloosen Armen.
 
 
175[regelnummer]
Die hier syn goet versmetst, versluymt,Ga naar voetnoot175
 
Of die zyn voordeel slof versuymt,Ga naar voetnoot176
 
Syn die niet waart laster en schanden?Ga naar voetnoot177
[pagina 98]
[p. 98]
 
Noch wert voor loffelyc vermaandtGa naar voetnoot178
 
Van 't Letter-volck, neus-wys verwaandt,Ga naar voetnoot179
180[regelnummer]
Den Stoysch die syn huys liet branden.Ga naar voetnoot180
 
 
 
Nu isser Rijckdom van't ghemoet;Ga naar voetnoot181
 
Die niet bestaat in gheldt en goet,
 
Maar int vernoecht en Godd'lijc leven:Ga naar voetnoot183
 
Hy is de Rijckste die daar leeft
185[regelnummer]
Wel vernoecht, met het gunt hy heeft,Ga naar voetnoot185
 
O wou mijn Godt die Rijckdom gheven.Ga naar voetnoot186
 
 
 
Dees had Dyogenes in zijn Ton,Ga naar voetnoot187
 
De welck hy wende na de Son,
 
Daar hy vernuft'liseerde Schrander,Ga naar voetnoot189
190[regelnummer]
De Werelt-winner Sot, en slecht,Ga naar voetnoot190
 
Die noemt hy drijst der Knechten knecht,
 
Der Vorsten dwing'land Alexander.Ga naar voetnoot192
[pagina 99]
[p. 99]
 
Dees verselschapten van ghelijcGa naar voetnoot193
 
Den goederloosen Paulus, RijckGa naar voetnoot194
195[regelnummer]
Van Godsvrucht, en van goede deuchden:
 
Wie dese schatten in sich vint,
 
En 't Hemels boven 't Aartsche mint,
 
Die leeft gerust in duysent vreuchden.
 
 
 
Dees misten Coningh Achab straf,Ga naar voetnoot199
200[regelnummer]
Die Nabots Wyngaard drieschten afGa naar voetnoot200
 
Door de Helsche slimme Isabelle.
 
Die de rust des ghemoets hier mist,
 
En onsen Heylandt Iesum Christ,
 
Dien is syn eygen hart een Helle.
 
 
205[regelnummer]
So yemant laact het gheen ick prijs,Ga naar voetnoot205
 
Die brengt my claar en goet bewys.Ga naar voetnoot206
 
Cort om ik haat de Rijcke Fielen.Ga naar voetnoot207
 
Dit is ghedaen met soeten lust,Ga naar voetnoot208
 
Het werrecx eynde dat is rust:
210[regelnummer]
Godt gheeft ons Ryckdom na der Zielen.Ga naar voetnoot210

g.a. bredero

'T kan verkeeren.

 

Ghemaeckt in 't Iaar 1613.

Den 26. October.

[tekstkritische noot]Gepubliceerd in Ned. Rijmen, 1620, fol. B1r-B4v, en in G.A. Brederoos Lof-dicht Van Ryckdom en Armoede. T'Amsteldam, by Niclaes Ellertz Verberg, Boeck-verkooper, wonende inde Beurs-Straet, inden Boeck-verkoopers Winckel. Anno 1620; in de varianten aangeduid als Verb.
Voorts in Ned. Poëmata, 1632, fol. B1r-B4v; 1638, fol. B1r-B4v; 1644, fol. A5r-A6r.
Gedeeltelijk opgenomen in Angeniet, 1623, in de varianten aangeduid als Ang. met het versnummer; zie ook de Bijlagen 3 en 4.
Titel in cursief, fractuur en romein; tekst romein met enkele woorden in cursief en klein kapitaal; ondertekening: zinspreuk cursief, naam klein kapitaal.
Titel de Rijckdom Verb. Ryckdom
voetnoot1
Wonder: éen groot wonder, iets wonderbaarlijks: werct: bewerkstelligt, brengt tot stand.
voetnoot2
ist al dat: is alles wat.
voetnoot4
Een wonder Woordt: het weerspreekt immers Lukas 18:25: Want het is lichter dat een kemel ga door het oog van een naald, dan dat een rijke in het koninkrijk Gods inga; wert: wordt.
voetnoot8
Dien: die (onderwerp in de vorm van de 4e nmv.); sulcken: aan zodanige mensen.
voetnoot9
eeren: toespeling op het vijfde gebod: Eert uw vader en uw moeder, opdat uw dagen verlengd worden in het land, dat u de Heer uw God geeft (Exodus 20: 12).
voetnoot10
dijt: gedijt, strekt; lust: vreugde.
[tekstkritische noot]14 niets Ang. 245 niet - 21 Is onghetwijfelt de Verb. Is ongerwijffelt d'; Ang. 239 Houdy die niet voor - 22 sulcker Verb. sulcken - 23 zonden Verb. sonde - 24 Godt dan Verb. dan God- 29 dat Verb. wat
voetnoot16
Soo: indien.
voetnoot17
dancbaer: met dankbaar gemoed.
voetnoot18
sulck: aan zo iemand.
voetnoot19
Den Hemel-Voocht: God (onderwerp, evenals dien).
voetnoot22
Is Rijckdom dan: als de rijkdom dan is.
voetnoot26
gaef-rijcken: rijk aan gaven.
voetnoot28
Want hy is: Hij immers is.
voetnoot29
in al 'tgunt dat: in al datgene wat.
voetnoot30
Prins: vorst.
[tekstkritische noot]33 alles dat Verb. al wat; op 't Verb. op het - 36 Die gheender Verb. Der gheender - 40 Hy gheeft Verb. Die geeft Ang. 254 En geeft - 41 vayllen Ang. 255 veylen - 43 een Philosooph Verb. den Philosooph; in margine Arccéphilas.
voetnoot31
Den Mensch: onderwerp van de zin.
voetnoot32
Wert van zyn Godt enz: wordt door zijn God een heerser gemaakt; toespeling op Gen. 1:28.
voetnoot34
maact moet: geeft moed.
voetnoot35
vordert: spoort aan.
voetnoot36
Die gheender: degene; deze hybridische buigingsvorm doet dienst als lijd. voorw. bij vordert.
voetnoot38
min're: mindere, armere.
voetnoot40
praamt: nijpt, kwelt.
voetnoot41
vayllen haer schaamt: hun schaamte verkopen, bijv. door prostitutie.
voetnoot43
een Philosooph: de marginale aantekening Arccéphilas in Verb. verwijst naar de griekse wijsgeer Arkesilaos (315-241 v.C). De hier bedoelde anekdote kan ontleend zijn aan Seneca, De beneficiis 2: 10, vertaald door Coornhert onder de titel Seneca vanden Weldaden (1562), maar komt ook voor in Diogenes Laertius' beschrijving van de levens en denkbeelden van de griekse wijsgeren (bk. IV, cap. 6: 37); bedocht: dacht.
voetnoot44
versocht: bezocht.
voetnoot45
Vangden: bezocht; hld. dialectvorm, verl. tijd enkv. van het werkw. vanden, ‘bezoeken’, speciaal gezegd wanneer iemand hulp of troost nodig heeft.
[tekstkritische noot]48 Heeft Verb. Dies heeft hy - 50 eens D E een - 51 ginck Verb. gingh - 60 dit Verb. dat; sonden Verb. sonde
voetnoot46
wist: kende; groots: fier, trots; eerlyc: vol eergevoel.
voetnoot47
duere smart: lijden dat veel geld kostte.
voetnoot48
Heeft: asyndetische verbinding; lees: en hij heeft; bedect: heimelijk; ghesteecken: gestoken, gestopt, met de bedoeling dat de zieke het later zou vinden.
voetnoot49
Sancte Claas: Sint Nicolaas, de Heilige Nicolaas, bisschop van Myra (4e eeuw), over wie veel wonderverhalen in omloop waren betreffende hulpverlening, redding en bekering. Hij was patroonheilige van Amsterdam; de Oude Kerk was tot 1578 Sint-Nicolaaskerk.
voetnoot50
dwaas: dwaze; achtergepl. bijv. bep.
voetnoot51
ginck tot Hoerdom raden: aanried als hoer aan de kost te komen.
voetnoot53
ter eeren: tot een eerzaam bestaan, een fatsoenlijk huwelijk.
voetnoot55
Die: indien iemand (evenzo vs. 58, 61, 64 en 67); de bijbehorende persoonsvorm versoeten had enkelvoud moeten zijn.
voetnoot56
styf van ongemack: stram door kwalen.
voetnoot57
Haer commers noot: deze woordgroep vormt samen met de ver-armde Weesen en Wed'wen en bijbehorende bepalingen een zg. possessieve datiefconstructie met de betekenis: de kommerlijke omstandigheden van de verarmde wezen en weduwen.
voetnoot58
Boots-man: matroos, hier wel: schipbreukeling.
voetnoot59
zyn overschot: wat hijzelf méer heeft dan het nodige.
[tekstkritische noot]64 schier Ang. 266 heel - 66 Sou dat een Rijck Verb. Kan 't den Rycken Ang. 268 Souw dat yemand - 69 Vremdelingen Verb. vreemdelingen - 70 gherack C D E gheraeck - 76 loedt Verb. layd - 78 sonden Verb. sonde
voetnoot61
Prachers wilt: zwervende bedelaars.
voetnoot63
Troggel-sack: bedelzak, dus: bedelarij; trecken: aftrekken, losmaken.
voetnoot64
schier verwent: al gauw van het goede pad geraakt.
voetnoot65
ment: leidt; na dit vers leze men een komma.
voetnoot66
een Rijck: een rijk man; strecken: aangerekend worden.
voetnoot68
Lamme Lieden: gebrekkige mensen.
voetnoot69
ghequetste: gewonde.
voetnoot70
haer: aan hen, datief; gherack: levensbehoeften; bestelt: verschaft.
voetnoot73
den Samaritaan: zie Lukas 10:30-37.
voetnoot74
Christus selfs: Christus zelf; na ghedaan: navolgen.
voetnoot76
loedt: laadde; zie Lukas 10:34.
voetnoot77
paeyt: betaalt; Tavernier: herbergier.
[tekstkritische noot]83 het Verb. hen - 88 Rijcke Verb. Rycken - 92 Rijckaart Ang. 282 ryckert; in 't Ang. 282 an - 94 inden Ang. 284 inde - 96 'tbest Verb. best
voetnoot80
Werden: worden; bewacht: beschermd. Van deze strofe af heeft het gedicht meest een opmerkelijk sociaal-kritische toon.
voetnoot81
Van Dienaers cloec: door kloeke dienaars; Boden: knechts of dienstboden.
voetnoot82
vermaaght: door bloedverwantschap verbonden; Vrunden: familieleden.
voetnoot83
Van als: van alles; hun: voor hen.
voetnoot86
dewyl: terwijl.
voetnoot87
Faam: godin van de roem, lat. Fama.
voetnoot89
Ten waar: als het niet was vanwege.
voetnoot90
Cresus: koning van Lydië, 595-526 v.C., befaamd om zijn rijkdom; niet: niets.
voetnoot94
blinckt van claarheyt: munt uit door helder inzicht; misschien tóch licht ironisch?
voetnoot95
voor: in plaats van, boven.
[tekstkritische noot]99 int Verb. in Ang. 289 in groot - 100 hem Verb. hun - 105 Rijcke-Guyt Verb. rycken guyt - 106 Rijcke Verb. Rycken - 109 D'Armoede Verb. De Armoed - 111 den goeden Verb. de goeden; quellen Ang. 295 knellen - 112 ooc door Ang. 296 door sijn; groot volgens Verb.; A C D E snoot
voetnoot98
die rammelt hun int Lijf: zit maar losjes in hun lichaam, m.a.w. ze kunnen ieder moment sterven. Vgl. WNT XII (II), kolom 237.
voetnoot99
Die: dit verwijst waarschijnlijk naar Ziel en Lijf beide; perijckel: gevaar.
voetnoot100
'T welck hem enz.: waarvoor de rijke zich wel wacht.
voetnoot102
Haar reden: hun redelijkheid, hun verstand; dwinghen: beheersen.
voetnoot104
den Hencker: de beul (onderw. van crijght).
voetnoot105
Guyt: booswicht.
voetnoot106
Soo: wanneer.
voetnoot107
voor hem gheseyt: in zijn voordeel uitgesproken.
voetnoot110
Maact: is de oorzaak van; Rovers loos: sluwe rovers; Schelmen snoot: boosaardige schelmen. De strofe heeft viermaal dezelfde rijmklank en in A, C, D, E tweemaal hetzelfde rijmwoord (snoot).
voetnoot113
Moort sich selfs: pleegt zelfmoord; een tweede doodt: nl. de dood van de ziel, die bij zelfmoord met het lichaam te gronde ging.
[tekstkritische noot]117 men Ang. 301 elck
voetnoot115
Dat: wat; eeuwich sterven: sterven zonder de hemelse zaligheid te verwerven; vryt: vrijwaart. Bredero spreekt nu over de rijkdom in tegenstelling tot de voorgaande strofe.
voetnoot117
met eeren: zonder zijn achtenswaardigheid te verliezen.
voetnoot118
En: lees: en men mach; recht: op de juiste wijze; Haaf: bezit.
voetnoot119
hebben of men 't niet en hadt: bezitten alsof men het niet bezat. Deze paradox verklaart Bredero in vs. 120.
voetnoot121
Banckerroet: bankroet gaat. Tegen frauduleuze bankroetiers kant Bredero zich ook in de Spaanschen Brabander, o.a. in de voorrede ‘Tot den goet-willighen leser’ en in het le bedrijf, vs. 353 en vlg.
voetnoot123
vraetich: vraatzuchtig, inhalig; schocken: plundert, uitzuigt; het meervoud is verklaarbaar doordat men een collectief begrip is.
voetnoot124
ter Werelt: in de ogen van de wereld.
voetnoot127
weel'drich: dartel, ontembaar.
voetnoot128
quets'lyc: gemakkelijk verwondend.
voetnoot131
Salomon: zie Spreuken 14: De kroon der wijzen is hun rijkdom: de dwaasheid der zotten blijft dwaasheid.
voetnoot132
toetst: is een toetssteen voor, stelt op de proef.
[tekstkritische noot]133 aen Verb. an - 139 Vroome Verb. vromen Ang. 305 vromen - 145 dan so volgens Verb.; A C D E soo; dancten Verb. danckmen - 146 Daneel, Abraham Verb. Daniel, Abram; C D E Daniel, Abraham
voetnoot134
brast: eet en drinkt overdadig; in deze betekenis vaak verbonden met het werkw. bruisen, ‘onbeheerst, wild feesten’ (zie ook Lucelle, vs. 1307); bralt en bromt: schept op en pocht.
voetnoot136
lusten geyl: ontuchtige verlangens.
voetnoot138
Door 'tmisbruycken enz.: dit vers vertoont een sterke afwijking van het jambische metrum. Al zal een klemtoon op mis- nog wel verantwoord zijn, op -dom- is die niet denkbaar.
voetnoot141
Fnuycken: intomen.
voetnoot142
al: helemaal, volledig.
voetnoot143
dat ghy't verstaat: begrijp dat goed.
voetnoot146
Ioseph: Jozef, zoon van de aartsvader Jakob en diens vrouw Rachel. Hij werd door slavenhandelaars naar Egypte gebracht en kwam daar tot grote rijkdom. Zie Gen. 37 en 39-50; Daneel: Daniël, een joodse balling aan het hof van koning Nebukadnezar (6e eeuw v.Chr.), die daar in groot aanzien stond. Zie het boek Daniël in het Oude Testament; Abraham: een van de aartsvaders. Hij was ‘zeer rijk aan vee, aan zilver en aan goud’ (Gen. 13:2); Lodth: Lot, een neef van Abraham, die eveneens ‘schapen, runderen en tenten’ bezat (Gen. 13:5).
[tekstkritische noot]149 Verb. in margine David - 150 beden. A beden (zonder punt) - 151 Arme Verb. armen - 152 Princen Verb. 's Prinçen - 154 besigh vollick Verb. beest'ge volck
voetnoot147
Iob: Job, een man van volmaakte Godsvrucht, die door God met grote rampen beproefd werd. Toen hij die in ongeschokt geloof had doorstaan, beloonde God hem met grote rijkdom. Zie het boek Job in het O.T.; spiegel van lytsaamheden: toonbeeld van geduld.
voetnoot149
Harpenaar: koning David; Philosoopht: filosofeert, nl. in de psalmen.
voetnoot150
Christelyck: opmerkelijk anachronisme, het best verklaarbaar vanuit de overtuiging dat het Oude en het Nieuwe Testament een door God geïnspireerde eenheid vormden.
voetnoot152
Princen gunst: vorstengunst.
voetnoot154
besigh: arbeidzaam; wroet: zwoegt.
voetnoot159
ghehouden: gehuwden.
voetnoot160
wel: hoog; doet zy staat: geeft zij aanzien.
voetnoot162
souden: behoorde te doen; zie ook vs. 123.
[tekstkritische noot]164 'tsavonts Verb. 's avonds - 168 spreucken Verb. Spreucke - 170 Crates Verb. Crato - 173 Verb. in margine Iudas - 174 Haveloosen Verb. haveloose
voetnoot168
Iesus Syrachs spreucken: het apocriefe boek Ecclesiasticus, geschreven door Jezus, een zoon of kleinzoon van Sirach. Het bevat een verzameling spreuken, waarin veel praktische levenswijsheid vervat is. Bredero doelt op 11:22: ‘Want het is in de ogen des Heren licht, snel en onvoorziens een arme rijk te maken.’
voetnoot169
Democryt: Demokritos, een griekse wijsgeer (ong. 460-380 v.C.), voorstander van een optimistische levensvisie.
voetnoot170
Crates: Krates van Thebe (3e eeuw v.C.). Hij was een wijsgeer die de onthechting predikte. Zijn eigen vermogen zou hij, volgens een overlevering, in zee gegooid hebben.
voetnoot171
over: met.
voetnoot172
hy smoordent: liet hij het zinken.
voetnoot173
'T waar beter...Ghedeelt: het was beter geweest, als men het uitgedeeld had; Iscarioth: Judas Iskariot, de discipel die Jezus verraden heeft. Toespeling op Joh. 12:15: ‘Waarom is deze mirre niet voor driehonderd schellingen verkocht en aan de armen gegeven?’
voetnoot175
versmetst: door veel en lekker eten (smetsen) verkwist; versluymt: door slempen (sluymen) opmaakt.
voetnoot176
slof: nalatig, zorgeloos; versuymt: verwaarloost.
voetnoot177
laster: afkeuring, kritiek.
[tekstkritische noot]178 vermaandt volgens Verb.; A C D E verwaant - 179 verwaandt volgens Verb.; A C D E vermaant - 180 branden Verb. afbranden - 185 Wel Verb. En wel; het gunt Verb. 't gunt
voetnoot178
Noch: toch; voor loffelyc vermaandt: als prijzenswaardig beschouwd.
voetnoot179
neus-wys verwaandt: eigenwijs en hoogmoedig (bepaling bij Letter-volck).-
voetnoot180
Den Stoysch: de stoïcijn. Zeer waarschijnlijk doelt Bredero op een hem bekende anekdote, maar naspeuringen noch navraag hebben de naam van de stoïcijn aan het licht kunnen brengen.
voetnoot181
Nu isser: maar er is ook.
voetnoot183
vernoecht: tevreden.
voetnoot185
het gunt: datgene wat.
voetnoot186
mijn: mij, datief.
voetnoot187
Dyogenes: grieks wijsgeer (ong. 400-324 v.C.), stichter van de cynische school. Lees: Dioog'nes.
voetnoot189
Daar: waar; vernuft'liseerde: filosofeerde.
voetnoot190
Werelt-winner: wereldveroveraar, nl. de macedonische vorst Alexander de Grote (356-323 v.C.); slecht: dom, onnozel.
voetnoot192
Der Vorsten enz.: verklarende bijstelling bij het lijd. voorwerp De Werelt-winner.
[tekstkritische noot]193 verselschapten volgens Verb.; A C D E vergeselschapten - 201 de Helsche Verb. d'helsche - 202 de rust Verb. d'ruste - 210 gheeft Verb. geef - onderschrift Verb. Eynde. 'tKan verkeeren. geen eigennaam, geen datering
voetnoot193
Dees: nl. deze Rijckdom van't ghemoet (vs. 181); van ghelijc: insgelijks, evenzo.
voetnoot194
goederloosen: bezitloze; Paulus: een van de belangrijkste van de twaalf apostelen, oorspronkelijk Saulus geheten. Zie Handelingen 22.
voetnoot199
Dees misten: dit ontbeerde; Coningh Achab straf: de hardvochtige koning Achab, een der koningen van Israël (9e eeuw v.C.). Zie I Kon. 16:29-34 en vlg. hoofstukken.
voetnoot200
Nabots Wyngaard: Achab wenste de wijngaard van Naboth te verwerven, maar deze weigerde. Achabs vrouw Izébel of Jezabel deed Naboth toen na een valse aanklacht tot de dood stenigen; zie I Kon. 21, 1-16; drieschten af: door bedreiging (hier: door geweld) afnam.
voetnoot205
So yemant: indien er iemand is, die
voetnoot206
brengt: brenge.
voetnoot207
Fielen: schurken, schoften.
voetnoot208
ghedaen: gemaakt.
voetnoot210
gheeft: geve; na der Zielen: wat de ziel betreft.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • De werken van Gerbrand Adriaensz. Bredero

  • Nederduytsche poëmata

  • Nederduytsche Rijmen


auteurs

  • Garmt Stuiveling

  • B.C. Damsteegt


organisaties

  • Nederduytsche Academie

  • Eglentier


Over dit hoofdstuk/artikel

datums

  • 26 oktober 1613