Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Verspreid werk (1986)

Informatie terzijde

Titelpagina van Verspreid werk
Afbeelding van Verspreid werkToon afbeelding van titelpagina van Verspreid werk

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.68 MB)

XML (0.83 MB)

tekstbestand






Editeurs

B.C. Damsteegt

Garmt Stuiveling



Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Verspreid werk

(1986)–G.A. Bredero–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 100]
[p. 100]

Lof Van de Armoede

 
Ghy Gheesten die niet gaaren rustGa naar voetnoot1
 
Gheeft doch wat stilt, en hoort met lustGa naar voetnoot2
 
Een leeck een wonder spreuck bewysen:
 
(Want ick wil dat ghy't wel verstaat)Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
De Armoed' die een yder haat,
 
Voor goedt en boven Rijckdom prysen.Ga naar voetnoot6
 
 
 
Want d' Armoed' is van outs gheweest
 
Een op-weckster van kunst en gheest,
 
Een Dienst-boo van Philosophye,
10[regelnummer]
Een goede gaaf van Godt den Heer,
 
Een Lief-hebster van Lof en Eer,
 
Een vyandin der hovaardye.
 
 
 
D' Armoede gheeft steets goeden raadt:
 
D' Armoede is een seeck're staat:Ga naar voetnoot14
15[regelnummer]
D' Armoede is onbesorght en veylich:Ga naar voetnoot15
 
D' Armoede is nucht'ren en nut:Ga naar voetnoot16
 
D' Armoede oock veel quaats beschut:Ga naar voetnoot17
 
D' Armoede maect de Menschen heylich.
[pagina 101]
[p. 101]
 
D' Armoede let de Helden nietGa naar voetnoot19
20[regelnummer]
In staat te styghen, soo men sietGa naar voetnoot20
 
Aen Eumenes Schalck en Schrander:Ga naar voetnoot21
 
Dees Voer-mans Soone wel begunstGa naar voetnoot22
 
Quam door gheswindicheyt en KunstGa naar voetnoot23
 
Aen't Swagerschap van Alexander.
 
 
25[regelnummer]
En Tamerlaan, die grooten HeldtGa naar voetnoot25
 
Was eerst een Herder op het Veldt
 
Die Baiazeth verwon met stryen,
 
Dees al van joncks tot hoocheyt clom
 
En keerden Coninckrijcken omGa naar voetnoot29
30[regelnummer]
En brachtse tot syn Heerschappyen.
 
 
 
Virgili den kloecken PoeetGa naar voetnoot31
 
(Die voorst van de Latynen treedt)Ga naar voetnoot32
 
Was Soone van een Potte-backer.Ga naar voetnoot33
 
Horatius Vader was een Slaaf,Ga naar voetnoot34
35[regelnummer]
Maer niettemin soo was hy braaf,Ga naar voetnoot35
 
Iae groot van Gheest, aardich en wacker.Ga naar voetnoot36
[pagina 102]
[p. 102]
 
Den Coninck Cresus machtich Rijck,Ga naar voetnoot37
 
Die niemant waanden syns ghelijck,
 
Quam Solons spreuck eerst in ghedachtenGa naar voetnoot39
40[regelnummer]
Als hy ghebonden lagh op 't vier,Ga naar voetnoot40
 
Te weten dat men niemant hier
 
Voor dat hy sterft sal salich achten.
 
 
 
Want Policrates den Tyran,Ga naar voetnoot43
 
Waar soo gheluck'ge Rijcke ManGa naar voetnoot44
45[regelnummer]
Dat hy noyt ong'luck heeft ontfangen,
 
Dees Mensch die noyt in ramp en viel
 
Die liet noch 't leven of de ZielGa naar voetnoot47
 
Daar 'tlichaem aen een koort bleef hangen.Ga naar voetnoot48
 
 
 
Het is voor groote Heeren quaat
50[regelnummer]
Te treffen ofte houden maat,
 
Haar vryheyt doet haer schendich doolen,Ga naar voetnoot51
 
Den schralen Man soo vaack niet dwaalt,Ga naar voetnoot52
 
Vermits 't aen macht van ghelt hem faalt,
 
Door Armoet blyft veel quaats verhoolen.Ga naar voetnoot54
[pagina 103]
[p. 103]
55[regelnummer]
Daer hier den Brasser of den VraatGa naar voetnoot55
 
Sijn holle maagh tot swalpens laat,Ga naar voetnoot56
 
En 't eel vernuft in Wijn verspillen.Ga naar voetnoot57
 
Daar leeft den Armen heel ghesont,Ga naar voetnoot58
 
Syn oogh en twist niet met de mont,Ga naar voetnoot59
60[regelnummer]
Sijn rechter hant met slincxsche willen.Ga naar voetnoot60
 
 
 
De schurfden Laz'rus laf en lamGa naar voetnoot61
 
Quam inden schoot van Abraham,
 
Al wiert hy eerst so strengh en schamperGa naar voetnoot63
 
Van slempers slaven straf ghedriest:Ga naar voetnoot64
65[regelnummer]
Wie wellust soect zyn Siel verliestGa naar voetnoot65
 
Laas! met den prachtighe Slampamper.Ga naar voetnoot66
 
 
 
De Armen vinden kunst en raat,
 
Sy schrandriseren vroegh en laat:Ga naar voetnoot68
 
Als den paf-sack weydelijck coppert,Ga naar voetnoot69
70[regelnummer]
En smetst en smult, en snorckt en slaapt,Ga naar voetnoot70
 
Of als hy na syn asem gaapt
 
Recht als een ruych ghevoeten Croppert.Ga naar voetnoot72
[pagina 104]
[p. 104]
 
Sy hebben lust noch rust int lijf,
 
Haar hart en hooft dat is al styf,Ga naar voetnoot74
75[regelnummer]
Haar ooghen bol doen niet dan staaren,Ga naar voetnoot75
 
Haar ooren groeyen toe van smeer,Ga naar voetnoot76
 
Sy kennen Godt, noch Wet, noch LeerGa naar voetnoot77
 
Doch Bachus Feest sy vieren gaaren.Ga naar voetnoot78
 
 
 
Dies sy verbuyst en dorstich zynGa naar voetnoot79
80[regelnummer]
Na sarpe of na geyle Wijn,Ga naar voetnoot80
 
Dees doet verhit na boelen gyllen,Ga naar voetnoot81
 
Daar 't Lichaem licht'lijck van ontfancktGa naar voetnoot82
 
Veel vuyle sucht, ja leempt of kranckt,Ga naar voetnoot83
 
Die't met veel sweets weer moet uytquylen.Ga naar voetnoot84
 
 
85[regelnummer]
De Armen syn hier meest af vry,Ga naar voetnoot85
 
Want starcken dranck, noch leckerny
 
En port haar tot gheen boose lusten.Ga naar voetnoot87
 
Want die syn kost wint in syn sweet,
 
En cleyn Bier drinct, en droogh broot eet,Ga naar voetnoot89
90[regelnummer]
Die wenscht niet meer als wel te rusten.
[pagina 105]
[p. 105]
 
De grootste quelt de grootste schrick,
 
Want rusten sy een ooghenblick
 
Het minste dingh dat steurt haar slaapen,
 
Sy vreesen voor haar Rijck of Kroon,
95[regelnummer]
Of dat men haar int bedd' sal doonGa naar voetnoot95
 
Door list of kracht van snoode Knapen.Ga naar voetnoot96
 
 
 
Den Armen in syn grauwe Py
 
Banct onbeschroomt zijn Wat'ren-bryGa naar voetnoot98
 
Tot onderhout van't swacke leven.
100[regelnummer]
Men leest seer veel van Prinschen-moort,
 
Maar niemandt heeft noch oyt ghehoort
 
Dat eenich Arm Man is vergeven.
 
 
 
De Mensch die hier int Claag-huys sit,Ga naar voetnoot103
 
En Godt met ernst ghestadich bidt,
105[regelnummer]
Is die niet wel duysent maal beter
 
Als die int Lachuys vrolijck slempt
 
En met den Armen scharst en schempt?Ga naar voetnoot107
 
Dat vraagh ick elck verstandich weter?
 
 
 
En seyt de Schrift niet claar en naact
110[regelnummer]
Weest nuchteren, ja bidt en waact?Ga naar voetnoot110
 
Vergheefs en staat oock niet gheschrevenGa naar voetnoot111
 
Siet dat ghy u niet en verbrast,Ga naar voetnoot112
 
Noch dat gh'u ziele niet verlastGa naar voetnoot113
 
Met sorghe van dit nietich leven.Ga naar voetnoot114
[pagina 106]
[p. 106]
115[regelnummer]
Den Rijckaart licht zyn leven krenct,Ga naar voetnoot115
 
Met sorgen leyt hy 's nachts en denctGa naar voetnoot116
 
Hoe dat hy dit of dat sal winnen:
 
Want goet en stopt gheen giericheyt,Ga naar voetnoot118
 
Maar als den Armen neder leyt
120[regelnummer]
Soo rust syn Lijf, zyn Ziel en sinnen.Ga naar voetnoot120
 
 
 
Of als den Rijcken waact en braact,Ga naar voetnoot121
 
Op dat gheen Dief met list hem taactGa naar voetnoot122
 
Zyn Huys-raet, Kleed'ren of Iuweelen.
 
Soo leyt den Kalis bar gheponstGa naar voetnoot124
125[regelnummer]
En ronct soo sorgh'loos dat het gonst:Ga naar voetnoot125
 
Daar niet en is, can men niet steelen.Ga naar voetnoot126
 
 
 
Door Leghers van Moes-koppers quaatGa naar voetnoot127
 
Den Armen Bloet al singend' gaat
 
Vry en vranck d'onvaylige straaten.
130[regelnummer]
Maar comt een Coopman in het Wout
 
Met sijn ghesteent en Oosters-gout,
 
Hy moet het gout en 't leven laten.
[pagina 107]
[p. 107]
 
Een Arm Mensch (Rijc van goet verstant)
 
Acht al de Wer'lt syn Vaderlant,
135[regelnummer]
Al is hy Ballinghslants ghebannen,Ga naar voetnoot135
 
Hy Pilgrimmeert in syn ghemoet,Ga naar voetnoot136
 
Acht yder een zijn naasten bloet:Ga naar voetnoot137
 
Sijn dat gheen rechte Rijcke Mannen?Ga naar voetnoot138
 
 
 
Alchmenas Soone grof en grootGa naar voetnoot139
140[regelnummer]
Heeft Monster-Dieren fel ghedoodt,
 
Ooc Reusen ruych, en snoo Tirannen.Ga naar voetnoot141
 
Maar stercker wert met recht gheacht
 
Die zyn ghemoet neemt in zyn macht.Ga naar voetnoot143
 
En 't quaat met reden can uytwannen.Ga naar voetnoot144
 
 
145[regelnummer]
D'een leeft vernoeght in Cel en Cluys,
 
Den ander in syn stroyen huys
 
Is met zijn Armoed' wel te vreden,
 
Woont by zyn Vroutge saart en kuysGa naar voetnoot148
 
Met grooter vreucht en cleynder kruysGa naar voetnoot149
150[regelnummer]
Als wylen ons voor-Ouders deden.Ga naar voetnoot150
[pagina 108]
[p. 108]
 
Den Schoen-minck glat en wel beteert,Ga naar voetnoot151
 
Wel louter singht en quinckelleertGa naar voetnoot152
 
Als hy het Kosgie maar mach winnen.Ga naar voetnoot153
 
De Coopmans gift hadt hem ontstelt,Ga naar voetnoot154
155[regelnummer]
Hy brocht hem weer zyn sorgh'lijc ghelt:Ga naar voetnoot155
 
Hoe minder goet, hoe blyer sinnen.
 
 
 
Hoe meerder goet, hoe minder rust,
 
Dat is den Vroeden wel bewust,
 
Dies sy niet tydelijcks verkiesen,Ga naar voetnoot159
160[regelnummer]
Maar houden 't al voor Eb en vloet,Ga naar voetnoot160
 
En recht alst is voor anders goet:Ga naar voetnoot161
 
Die niet eygent, can niet verliesen.Ga naar voetnoot162
 
 
 
De Schat die men met moeyt verwerft,
 
Met sorgh' besit, met droefheid derftGa naar voetnoot164
165[regelnummer]
Doet menich mensch tot quaat bekoorenGa naar voetnoot165
 
Tot dieft, onkuysheyt, twist of nydt,Ga naar voetnoot166
 
d'Edele Ziel, en duere tydtGa naar voetnoot167
 
Laas! Minst gheacht wert meest verlooren.
[pagina 109]
[p. 109]
 
De Doodt met bitt're smarte//quelt
170[regelnummer]
Den Rijcke die zyn harte//stelt
 
Op der Fortuynen blinde gaven,Ga naar voetnoot171
 
Gheen grooter schrick is hun als 't graf.Ga naar voetnoot172
 
Maar den beroyden naact en lafGa naar voetnoot173
 
Dien is de Doodt een soete Haven.Ga naar voetnoot174
 
 
175[regelnummer]
Hoe Salich is den Armen Man
 
Die sich tot Godt wel gheven can,Ga naar voetnoot176
 
En wederwaardicheyt can draghen,Ga naar voetnoot177
 
Met een stantvastich vroom ghemoetGa naar voetnoot178
 
Die even neemt het suur alst soet,Ga naar voetnoot179
180[regelnummer]
Wie mach oock so een Mensch beclagen?
 
 
 
D' Armoede is ghewisselijck
 
Van zonden arm, van deughden Rijck,
 
Dies is sy alder eeren waardich.
 
Socrates maact zy vroom en vroet;Ga naar voetnoot184
185[regelnummer]
Epaminondas strengh van moet;Ga naar voetnoot185
 
Homerus kunst-rijck en goet-aardich.Ga naar voetnoot186
[pagina 110]
[p. 110]
 
Attallus en DiocletiaanGa naar voetnoot187
 
Sijn willich uyt haar Rijck gegaanGa naar voetnoot188
 
In onghedwongen Arremoede.Ga naar voetnoot189
190[regelnummer]
De Armen leven onbenijdt,
 
De Vorsten zijn niet sonder strijdt
 
Noch sonder vrees of quaat vermoeden.Ga naar voetnoot192
 
 
 
Door overromp'len van een stadt
 
Gheraecken somtydts uyt haar SchatGa naar voetnoot194
195[regelnummer]
De Burgers Riick, en oock d'Edelen
 
Die men haer huys en Hof verbrant,Ga naar voetnoot196
 
Dies doolens' over Zee en Sant,Ga naar voetnoot197
 
'T zijn al gheen Guyts die gaan beedelen.Ga naar voetnoot198
 
 
 
De Trotsers die met macht ghebienGa naar voetnoot199
200[regelnummer]
Sijn al gheen Deughdelijcke Lien,
 
Hoewel sy't veel tyts willen blycken.Ga naar voetnoot201
 
De grootste Dief (o 't is te snoot!)
 
Verwyst de kleynste vaack ter doodt.Ga naar voetnoot203
 
Wat oordeel wil daar Godt op strijcken.Ga naar voetnoot204
[pagina 111]
[p. 111]
205[regelnummer]
Maar die in weelden is ghewent,
 
En plotst bedooven in ellentGa naar voetnoot206
 
Laas! met veel broodeloose buycken,Ga naar voetnoot207
 
En zyn Ellende morrend' draaght
 
En over Godt en Mensche klaaght,
210[regelnummer]
Die can syn Armoed' ooc mis-bruycken.
 
 
 
De dinghen die men sichtbaar sietGa naar voetnoot211
 
En zyn voor seecker anders niet
 
Alsmense neemt of can verhand'len,Ga naar voetnoot213
 
Den reynen zijn sy alle reyn,
215[regelnummer]
De Sotten doen sy int ghemeyn
 
Op slim on-weghen wand'len.Ga naar voetnoot216
 
 
 
De Armen vinden troost aen Godt
 
Als haar de Werelt schots bespotGa naar voetnoot218
 
Verachtet als onnutte slaven:
220[regelnummer]
Ghy Vroomen weest doch niet bedroeft
 
Als u de Heer door Armoedt proeft:Ga naar voetnoot221
 
De goede Godt gheeft goede gaven.
[pagina 112]
[p. 112]
 
Godt maact ons Arm na den GheestGa naar voetnoot223
 
Op dat ons honghert aldermeestGa naar voetnoot224
225[regelnummer]
Na 'tHemels broot (de Spijs der Zielen)
 
Sijn levend' Salich-makend' WoortGa naar voetnoot226
 
Soo wy dat nutten als 'tbehoort
 
Hy sal zyn Rijck ons mede-dielen.
 
 
 
dat worde waer.
 
 
 
So wie met smaack dit hoort of leest,Ga naar voetnoot229
230[regelnummer]
Of die het lust hier op te schryven,
 
Sijt ghy begaaft met hoogher gheest
 
En laatet inde Pen niet blyven,
 
Maar toont u leerlijck Rijm of DichtGa naar voetnoot233
 
Voor elckerlijck verstandelaar:Ga naar voetnoot234
235[regelnummer]
De Kaers bestolpt en gheeft gheen lichtGa naar voetnoot235
 
Als op den vryen Kandelaar.Ga naar voetnoot236
 
Ghelijck de Son voor elck wandelaar.

'T kan verkeeren.

g.a. bredero.

 

Anno 1614. Den vierden Ianuarij.

[tekstkritische noot]Gepubliceerd in Ned. Rijmen 1620, fol. C1r-D1r en in ed. Verberg (zie blz. 87 hiervoor) fol. B2v-C3v. Verder in Ned. Poëmata 1632, fol. C1r-D1r; 1638, fol. C1r-C4v; 1644, fol. A6v-A7v. Deels opgenomen in Angeniet; zie de Bijlagen 3 en 4.
Titel in cursief, fractuur en romein; tekst romein met enkele woorden in cursief en klein kapitaal; zinspreuk cursief, naam klein kapitaal. De woorden Dat worde waer na vs. 228 in fractuur, gr. corps.
Titel de Armoede Verb. Armoede - 8 op-weckster Verb. Opwreckster - 9 Dienst-boo van Verb. dienst-bood vande - 10 den Verb. en - 11 Lief-hebster volgens Verb.; A C D E Lief-hebber - 12 hovaardye Verb. hoovaerdijen - 13 t/m 18 D'Armoede Verb. 13, 14, 16 t/m 18 De Armoed 15 D'Armoed - 18 de Menschen Verb. de mensche
voetnoot1
Gheesten: talenten, vernuften; hier: rederijkers.
voetnoot2
lust: aandacht; term veel gebruikt in middelned. rechtstaal.
voetnoot4
dat ghy't wel verstaat: begrijp dit goed. Het haakje voor Want behoort voor dat te staan.
voetnoot6
Voor: als.
voetnoot14
een seeck're staat: een toestand van veiligheid.
voetnoot15
onbesorght: zonder zorgen.
voetnoot16
nucht'ren: sober, ingetogen; nut: nuttig.
voetnoot17
veel quaats beschut: weert veel kwaad af.
[tekstkritische noot]19 D'Armoede Verb. D'Armoed - 21 Eumenes Verb. Cumene seer - 22 begunst Ang. 104 ter hant - 23 gheswindicheyt en Kunst Ang. 105 geswindheyd en verstant - 24 Aen Ang. 106 An - 25 die Verb. dien - 26 Herder Verb. Harder - 29 Coninckrijcken Verb. Koninghrycken - 31 den kloecken Ang. 107 die grooten - 34 Horatius Ang. 110 Horati - 36 Iae groot van Gheest, aardich Ang. 112 En wel begeest aartigh
voetnoot19
let: belet, verhindert.
voetnoot20
In staat te styghen: tot een hogere stand op te stijgen.
voetnoot21
Eumenes: secretaris van Alexander de Grote; huwde Artonis, de zuster van Alexanders vrouw Barsine. Lees terwille van het metrum E-u-ménes; Schalck: listig.
voetnoot22
wel begunst: zeer begaafd.
voetnoot23
gheswindicheyt: vlugheid van geest; Kunst: bekwaamheid.
voetnoot25
Tamerlaan: Timoer Lenk, een turkse veldheer en heerser (1336-1405), die grote delen van Azië veroverde, in 1395 doordrong tot in Moskou, en in 1402 de turkse sultan Bajezid I versloeg..
voetnoot29
keerden (...) om: bracht ten val.
voetnoot31
Virgili: de latijnse dichter Vergilius (70-19 v.C.), schrijver van de Aeneis.
voetnoot32
Die voorst enz.: die de eerste is onder de latijnse dichters.
voetnoot33
een Potte-backer: in sommige levensbeschrijvingen van Vergilius wordt inderdaad gezegd, dat zijn vader pottenbakker was. Zie ook Verkuyl 1982, blz. 276, aant. bij vs. 109.
voetnoot34
Horatius: beroemd latijns dichter, vooral lyricus (65-27 v.C.); hij was de zoon van een vrijgelatene.
voetnoot35
braaf: fier, onbevreesd.
voetnoot36
aardich: scherpzinnig, vindingrijk (vgl. WNT, Suppl. I, kolom 261); wacker: levendig.
[tekstkritische noot]37 Den Conick Verb. Den Koningh Ang. 113 De Coningh - 38 waanden Ang. 114 waande - 39 Quam Ang. 115 Schoot - 42 sterft Ang. 118 sterf - 43 den Ang. 119 die - 44 geluck'ge Ang. 120 luckige - 48 aen Ang. 124 an; hangen. A hangen (zonder punt) - 50 ofte Verb. of te - 54 verhoolen. A verhoolen (zonder punt)
voetnoot37
Cresus: koning van Lydië (595-526 v.C.); hij was fabelachtig rijk.
voetnoot39
Solon: wetgever van Athene (ong. 640-560 v.C.); de bedoelde spreuk volgt in de vzn. 41-42.
voetnoot40
't vier: de brandstapel. Volgens een onhistorisch verhaal van Herodotus werd Croesus na zijn nederlaag tegen de Perzen ter dood veroordeeld, maar op wonderbaarlijke wijze gered.
voetnoot43
Policrates: Polycrates, tiran van Samos, in 522 v. C. door de Perzen verslagen en vermoord.
voetnoot44
Waar: was.
voetnoot47
noch: toch nog; of: ofwel.
voetnoot48
Daar: terwijl
voetnoot51
Haar vryheyt: hun onbegrensde macht.
voetnoot52
schralen: arme, schamele.
voetnoot54
verhoolen: verborgen, achterwege.
[tekstkritische noot]55 Brasser Verb. Brasserd Ang. 131 brassaert - 56 swalpens volgens Verb. en Ang. 132; A C D E swalpen - 66 prachtighe Verb. prachtigen - 68 Sy Verb. Se - 69 paf-sack Verb. Pofzack; weydelijck Ang. 139 weyd'lijck - 70 snorckt Ang. 140 slempt
voetnoot55
Daer: terwijl; Brasser: zuiplap.
voetnoot56
tot swalpens: tot de inhoud klotst; laat: vult, vollaadt.
voetnoot57
verspillen: bij een nevenschikking met of (zie vs. 55) komt ook de meervoudsvorm voor (zie ook Verkuyl 1982, blz. 276, aant. bij vs. 133). Na dit vs. leze men een komma.
voetnoot58
Daar: overtollig bijw; herhaling van het voegw. Daer (vs. 55).
voetnoot59
en twist niet: verzet zich niet tegen, dus: kijkt niet naar wat de mond toch niet te eten kan krijgen.
voetnoot60
met slincxsche willen: (twist niet) met wat de linkerhand wil. In slincx zit ook een woordspeling met het begrip ‘sluw, oneerlijk’.
voetnoot61
schurfden: met zweren overdekte; Laz'rus: een bedelaar die door de engelen ten hemel gedragen werd; zie Lukas 16:20-32; laf: zwak.
voetnoot63
strengh: hardvochtig.
voetnoot64
Van slempers slaven enz.: door de slaven van de verkwisters wreed getart.
voetnoot65
wellust: genot.
voetnoot66
met: evenals; prachtighe Slampamper: prachtlievende verkwister.
voetnoot68
schrandriseren: piekeren, denken na.
voetnoot69
paf-sack: veelvraat; weydelijck: uitbundig; coppert: fuift.
voetnoot70
smetst: schranst. De viervoudige alliteratie in dit vs. heeft een sterk emfatisch effect.
voetnoot72
een ruygh ghevoeten Croppert: een duif met beveerde poten en een geprononceerde krop.
[tekstkritische noot]73 rust Verb. en Ang. 143 loof - 74 t/m 76 Haar Verb. Heur - 78 sy vieren Verb. vieren sy - 79 verbuyst Ang. 149 steets buys - 80 Na sarpe of na Ang. 150 Van sarpe en van - 84 moet uytquylen Ang. 154 uyt moet quijlen - 85 af Verb. en Ang. 155 of - 86 starcken Verb. en Ang. 156 stercken; noch Verb. of - 88 kost Verb. brood - 89 cleyn Bier Ang. 159 schar-bier
voetnoot74
al styf: helemaal verstard.
voetnoot75
ooghen bol: bolle ogen.
voetnoot76
toe: dicht; smeer: oorvet.
voetnoot77
Wet: nl. Gods wetten (geboden); Leer: godsdienst.
voetnoot78
Bachus Feest: eig. het feest van de griekse god van de wijn, Bacchus; hier: een drink-partij.
voetnoot79
verbuyst: dronken.
voetnoot80
Na: naar; sarpe: rinse; geyle: aanhitsende, prikkelende.
voetnoot81
boelen: hoeren; gyllen: ontuchtig verlangen.
voetnoot82
Daar (...) van: waardoor.
voetnoot83
sucht: kwalen; leempt: geslachtsziekten (ook: gebrekkigheid).
voetnoot84
uytquylen: kwijtraken, uitscheiden.
voetnoot85
hier (...) af: hiervan.
voetnoot87
port: spoort aan.
voetnoot89
cleyn Bier: goedkoop dun bier.
[tekstkritische noot]92 rusten Ang. 162 ruwen - 94 voor Verb. veur - 96 snoode A suoode - 99 onderhout A onderheyt - 101 oyt A noyt - 105 duysent maal beter A duysent beter - 113 gh'u Verb. gh'uw
voetnoot95
doon: doden, vermoorden.
voetnoot96
kracht: geweld; snoode Knapen: boosaardige, misdadige bedienden.
voetnoot98
Banct: verorbert; onbeschroomt: onbevreesd; Wat'ren-bry: met water bereide pap.
voetnoot103
Claag-huys: huis vol droefenis.
voetnoot107
En met den Armen enz.: en de armen bespot en beschimpt.
voetnoot110
Weest nuchteren: zie I Petrus 4:7: Komt tot bezinning en wordt nuchter, opdat gij kunt bidden.
voetnoot111
Vergheefs: zonder reden.
voetnoot112
verbrast: met spijs en drank overlaadt.
voetnoot113
verlast: bezwaart.
voetnoot114
sorghe van: vrees voor; dit vers is een toespeling op Matth. 16:25.
[tekstkritische noot]116 sorgen Verb. sorge; 's nachts Ang. 174 staagh - 124 gheponst Verb. gepongst - 125 het A ket; gonst Verb. gongst - 128 al Verb. wel - 132 moet het Verb. moeter 't
voetnoot115
licht: gemakkelijk; krenct: bederft, schaadt.
voetnoot116
leyt hy 's nachts en denct: ligt hij 's nachts te denken.
voetnoot118
goet: bezit; stopt: maakt een einde aan; giericheyt: hebzucht.
voetnoot120
Soo rust: dan rusten.
voetnoot121
braact: in de weer is.
voetnoot122
taact: ontsteelt.
voetnoot124
Kalis: arme man; bar gheponst: schamel toegedekt.
voetnoot125
gonst: zoemt, bromt.
voetnoot126
Daar niet: waar niets.
voetnoot127
Door: door ... heen; Moes-koppers quaat: boze rovers.
[tekstkritische noot]136 Pilgrimmeert Verb. Pilgremeerd Ang. 182 pelgrimeert - 137 Acht yder een Verb. Acht yder man Ang. 183 Hout yder voor; naasten Verb. naaste - 141 ruych A ridych - 143 neemt Verb. heeft - 144 uytwannen Verb. uyt-bannen - 148 Vroutge Verb. Vroutjen
voetnoot135
Ballinghslants ghebannen: tot ballingschap veroordeeld.
voetnoot136
Pilgrimmeert enz: keert tot zichzelf in (lett. maakt een pelgrimstocht in zijn innerlijk).
voetnoot137
bloet: bloedverwant.
voetnoot138
rechte: waarlijk.
voetnoot139
Alchmenas Soone: de legendarische griekse held Herakles (lat. Hercules), de zoon van Zeus en Alkmene; beroemd om de twaalf ‘werken’: grootse daden, die hij verrichtte.
voetnoot141
ruych: ruw.
voetnoot143
neemt in zyn macht: beheerst.
voetnoot144
met reden can uytwannen: door zijn redelijkheid kan uitzeven, verwijderen.
voetnoot148
saart: teder, lieftallig.
voetnoot149
grooter vreucht: nl. dan de rijke mensen.
voetnoot150
Als wylen: zoals eertijds.
[tekstkritische noot]151 Den Verb. D'een; wel beteert Ang. 185 vet besmeert - 153 Kosgie Verb. kostjen Ang. 187 kosje - 154 hadt hem ontstelt Verb. had hem onstelt Ang. 188 heeft hem ghequelt - 156 blyer Verb. blyder - 158 den Verb. de - 159 Dies Verb. Dus; tydelijcks Verb. tytelycx - 161 anders Ang. 195 Godes - 162 niet Verb. niet en - 165 Doet Ang. 199 Kan - 167 d'Edele Verb. Die ed'le
voetnoot151
Schoen-minck: schoenlapper (zie ook Verkuyl, Angeniet, blz. 276, aant. bij vs. 185); glat: glimmend (van leervet); wel beteert: (de handen) zwart van het pek.
voetnoot152
louter: helder.
voetnoot153
het Kosgie: de kost.
voetnoot154
ontstelt: verontrust.
voetnoot155
sorgh'lijc: zorgen barend.
voetnoot159
Dies: daarom; niet: niets.
voetnoot160
houden 't al enz.: beschouwen het allemaal als iets dat afneemt en toeneemt, komt en gaat.
voetnoot161
recht alst is: juist zoals het is; anders goet: leengoed (vgl. de variant in Ang.)
voetnoot162
niet eygent: niets in eigendom heeft.
voetnoot164
derft: mist, verliest.
voetnoot165
Doet (...) bekooren: verleidt.
voetnoot166
nydt: afgunst. Na dit vs. leze men een punt of puntkomma.
voetnoot167
d'Edele Ziel enz.: de edele ziel en de kostbare tijd, die helaar het minst in tel zijn, gaan het vaakst teloor.
[tekstkritische noot]170 Den Rijcke Verb. Den Rycken Ang. 204 De Rijcke - 171 Fortuynen Ang. 205 fortuyne - 172 grooter schrick Ang. 206 bangher vrees - 185 Epaminondas Verb. en Ang. 213 Epaminonde
voetnoot171
der Fortuynen: van de fortuin (het lot, het geluk).
voetnoot172
is hun: bestaat er voor hen.
voetnoot173
laf: afgeleefd, krachteloos.
voetnoot174
een soete Haven: vooral in de late middeleeuwen beschouwde men onrust als het grootste kwaad en daarom de dood als een verlossing.
voetnoot176
sich tot Godt wel gheven: zich geheel aan God overgeven.
voetnoot177
wederwaardicheyt: tegenspoed.
voetnoot178
vroom: rechtschapen.
voetnoot179
even: gelijkmoedig, op eendere wijze.
voetnoot184
Socrates: grieks wijsgeer (469-399 v.C.), beroemd om zijn systematische twijfel en de absolute trouw aan zijn geweten.
voetnoot185
Epaminondas: grieks veldheer, staatsman van Thebe (ong. 420-362 v.C.); strengh van moet: sterk van karakter.
voetnoot186
goet-aardich: edel van aard.
[tekstkritische noot]190 De Armen Verb. Den arme - 192 of D E oft - 193 Door Verb. Door 't - 195 d'Edelen Verb. de Ed'len - 198 die gaan Verb. die wel gaan - 200 Deughdelijcke Ang. 222 deghelycker - 202 Dief Verb. die
voetnoot187
Attallus: mogelijk Attalus III, die zich onthield van regeren en zijn rijk, Pergamum, in 133 v.C. bij testament aan Rome vermaakte. (Maar zie ook Verkuyl 1982, blz. 276, aant. bij vs. 215.); Diocletiaan: Diocletianus (ong. 234-316); hij werd keizer van Rome, maar deed in 305 wegens ziekte afstand van de regering.
voetnoot188
willich: vrijwillig; haar: hun.
voetnoot189
onghedwongen: onverplichte.
voetnoot192
quaat vermoeden: wantrouwen, argwaan.
voetnoot194
haar Schat: hun bezit, hun rijkdom.
voetnoot196
Die: wie (belangh. voorw.), in combinatie met haer te vertalen als wier
voetnoot197
Sant: woest, onbebouwd land.
voetnoot198
al gheen: niet allemaal; Guyts: booswichten.
voetnoot199
Trotsers: hoogmoedigen.
voetnoot201
blycken: schijnen.
voetnoot203
Verwyst: veroordeelt.
voetnoot204
wil: zal; daar op strijcken: daarover vellen.
[tekstkritische noot]205 Maar Ang. 227 Doch - 206 plotst A ploft - 207 buycken A bruycken - 209 Godt en Mensche Ang. 231 Goon en menschen - 210 ooc Ang. 232 wel - 213 neemt Verb. neempt - 216 slim on-weghen Verb. slimme ommewegen Ang. 316 slimme dwael-wegen - 219 Verachtet volgens C D E; A en Verb. Verachten - 220 niet bedroeft Verb. goedertier - 221 de Heer door Armoedt proeft Verb. d'Heer proeft met Armoed hier
voetnoot206
plotst: stort neer; bedooven: ondergedompeld.
voetnoot207
met: samen met; buycken: mensen, gezinsleden (pars pro toto).
voetnoot211
sichtbaar siet: kan waarnemen.
voetnoot213
Alsmense neemt: dan men ze opvat; verhand'len: behandelen, verwerken.
voetnoot216
slim on-weghen: slechte dwaalwegen (vgl. WNT X, kolom 2204).
voetnoot218
schots: laatdunkend.
voetnoot221
proeft: beproeft, op de proef stelt.
[tekstkritische noot]224 honghert C D E honger - 227 nutten Verb. bruycken - Onderschrift Verb. Eynde. 't Kan verkeeren. Den 4. Ianuarij 1614. Geen eigennaam.
voetnoot223
maact: make.
voetnoot224
ons honghert: wij hunkeren.
voetnoot226
Sijn ... Woort: bijstelling bij 'tHemels broot. Na dit vs. leze men een punt.
voetnoot229
So wie: als er iemand is die. Vergelijk dit coda met dat van de Lof vande Rijckdom, vzn. 205-206.
voetnoot233
leerlijck: leerzaam.
voetnoot234
elckerlijck verstandelaar: ieder die het begrijpt, iedere goede verstaander.
voetnoot235
De Kaers bestolpt: de kaars die onder een stolp staat; toespeling op Matt. 5:15; ook Lukas 11:33.
voetnoot236
Als op: zoals wél op.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • De werken van Gerbrand Adriaensz. Bredero

  • Nederduytsche poëmata

  • Nederduytsche Rijmen


auteurs

  • Garmt Stuiveling

  • B.C. Damsteegt


organisaties

  • Nederduytsche Academie

  • Eglentier


Over dit hoofdstuk/artikel

datums

  • 4 januari 1614