Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Verspreid werk (1986)

Informatie terzijde

Titelpagina van Verspreid werk
Afbeelding van Verspreid werkToon afbeelding van titelpagina van Verspreid werk

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.68 MB)

XML (0.83 MB)

tekstbestand






Editeurs

B.C. Damsteegt

Garmt Stuiveling



Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Verspreid werk

(1986)–G.A. Bredero–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
Regelnummers proza verbergen
[pagina 220]
[p. 220]

Voor-reden vande Sotheytaant.

1Het Volck duncktmen volght malkanderen start an start, ghelijck deGa naar voetnoot1 2 paerden (hoy Os) vande Valckenburghsche marct, en dat haer lust voor uGa naar voetnoot2 3 gelt te hebben een betiel met visch met botter en mostert van mijnGa naar voetnoot3 4 vermaecklijckheyt. Maer ick waerschuwje datje wel bedroghen sult syn,Ga naar voetnoot4 5 indien ick wouw mijn seem-leere montjen openen met mijn buffels-leerGa naar voetnoot5 6 verstant, ick souw niet mogen spreecken in een half uyr: Want wat souwtGa naar voetnoot6 7 ghy dan doch goede Luyden al verwachten? Ick souwje raden om eenGa naar voetnoot7 8 kuyertjen te gaen aenden Overtoom, ende u aldaer te vermaken, ende etenGa naar voetnoot8 9 een sootjen Span-Baers, ende drincken mekaar een half bier toe uytGa naar voetnoot9 10 broederlijcke liefde, wel aan! Een Advocaets spreeck woort: Laat onsGa naar voetnoot10 11 beginnen te drincken en te spreecken. Waer van sullen wy 't hebben? IckGa naar voetnoot11 12 weet het niet. Voor my: ick en ben niet gedistileert inde harsenen derGa naar voetnoot12

[pagina 221]
[p. 221]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

13 inbeeldinge van Plato, noch inde wellustigheyt van Epicurus, noch inGa naar voetnoot13 14 d'ondersoeckinge van Democritus. Nu hebb' ick ghehoort van mijnGa naar voetnoot14 15 Besjen, dat wy niet en sullen reppen van 't ghene dat ons te hoogh is, endeGa naar voetnoot15 16 dat een Smit van yser ende kolen moet praten, een Schoen-maker van syn 17 leest, de Molenaer van syn molen, de Kock van syn koken, van syn sieden, 18 van syn braden, van syn roosten ende van syn stoven, van syn smooren,Ga naar voetnoot18 19 ende van al de dingen die de koocken aengaen. Maer aen wat eynd' sullen 20 wy beginnen? Ick en weet niet: Want vande Godheyt en verstae ick niet,Ga naar voetnoot20 21 vande weet of wis-kunst immers soo weynich, vande wysheyt weet ickGa naar voetnoot21 22 noch minder, ende van al d'andere wetenschappen en weet ick oock niet, 23 God danck. Want voor de Rechts-gheleertheyt (anders inde Rechten) uGa naar voetnoot23 24 Labbekacken hebben daer meer in gheleert als ick, die moghen u daer watGa naar voetnoot24 25 af leeren: Sulcx dat ick niet waerdighs en kan voor uwe heerlijckheden,Ga naar voetnoot25 26 noch ick en weetje niet te prevelen van mijn daghelijcx doen, dat 27 ghetuyght mijn kleet, 't welck niet en ruyckt na de Philosophie, maer naer 28 over-fyne ende klinck-klare Sotheyt, en so ghy u niet gewaerdight my teGa naar voetnoot28 29 hooren van dese rijcke stoffe, ick geefje allegaer oorlof, ende ick scheldjeGa naar voetnoot29 30 quyt voor de rest, maer nu ick jouw ooren soo open sien als een

[pagina 222]
[p. 222]

31 veurspraacx tas, ick sal u seggen een woort of twee, of meer: Wel aen dan,Ga naar voetnoot31 32 hout op je hant, en sweertmen in heylicheyt ende oprechtigheyt van 33 gemoet: Meenje datje wyser bent als ick? soo ghy dat denckt, soo sydy ten 34 eersten ghevangen in d'eerste Sotheyt (want de verwaentheyt is d'eerste litGa naar voetnoot34 35 vande dwaesheyt) hebdy niet ghelesen in Salomon ende anderen, dat hetGa naar voetnoot35 36 getal der Sotten oneyndelyck syn? ende dat de Menschelijcke wysheyt isGa naar voetnoot36 37 pure narrigheyt by de eeuwige wysheyt? Ay segt my eens, so ghy lust hebt 38 my te betalen, wie begaet meer geckheyt, ick die u ophouw met mijnGa naar voetnoot38 39 Mallicheytjes, of ghy met my te hooren? Die u woorden vent, of ghy dieseGa naar voetnoot39 40 koopt? Voor my, die mijn selfs kittel dat ick lach, of ghy om dat ghy lacht,Ga naar voetnoot40 41 als ghy siet lacchen? Ick vind dat ons verschil over een komt met het 42 woordt vande Romeynen: Senatus Populusque Romanorum: maer metGa naar voetnoot42 43 vier voor-letteren, S.P.Q.R. of, Stultus Populus querit Roma.Ga naar voetnoot43

[pagina 223]
[p. 223]

44Ist niet een groote sotheyt vande huyrlingen van dit gheslacht, dat syGa naar voetnoot44 45 haer lyf ende ziel vermoorden om veel goets te vergaeren met ongeoor-Ga naar voetnoot45 46 lofde middelen? Om van dese werelt te dragen een ellendich slaeplaken?Ga naar voetnoot46 47 Ende laten al haer goet aen erffgenaemen die meerder geest hebben dan sy?Ga naar voetnoot47 48 want sy brengen meer deur in een dach, alsmen haer souw kunnenGa naar voetnoot48 49 toevoeren in een jaer. Is niet de selve sotheyt in de Coopman die daerGa naar voetnoot49 50 handelt op zee, dat hy hasardeert syn leven ende welvaren inde spatie vanGa naar voetnoot50 51 twee dry vingeren vande doot? om te deurgraven de mynen van Peru, om 52 hem te verrycken met een Metael dat syn leven geen oogenblick souwGa naar voetnoot52 53 konnen verlanghen. In Somma Sommarum, om tot een eynde te komen, alGa naar voetnoot53 54 de werelt is vol Sotten, ende ghy toehoorders mijn Nichten en Neven.Ga naar voetnoot54

55Lacht wel.Ga naar voetnoot55

 
Het rechte recht al vande kan,Ga naar voetnoot56
 
Is: drincket uyt en knoopet an.Ga naar voetnoot57

G.A. Bredero

[tekstkritische noot]Gepubliceerd in: Ned. Poëmata, 1632, fol. J4r-J4v; 1638, fol. J4r-J4v; 1644, fol. D4r-D4v.
Titel romein; tekst fractuur met enkele woorden romein; het rijmpje aan het slot cursief; ondertekening kl. kapitaal.
4 vermaecklijckheyt E vermakelijckheyt
voetnoot1
Het Volck: de mensen; toespeling op het binnenkomende publiek, dat in het vervolg, te beginnen met u gelt (r. 2) in de 2e persoon wordt aangesproken.
voetnoot2
hoy Os: schertsende aansporing van een paard, als een clownesk terzijde in de monoloog opgenomen; de Valckenburghsche marct: de jaarlijkse paardenmarkt in Valkenburg (bij Leiden), waarvoor Willem II in 1246 het privilege gegeven heeft en die nog steeds elk jaar in september gehouden wordt; en dat haer lust: en (het dunkt me) dat ze er zin in hebben; u: uw. Van hier af richt de Sotheyt zich in de 2e persoon tot het volk.
voetnoot3
betiel: schotel; de Sotheyt vergelijkt het opvoeren van een klucht met het opdienen van een maaltje vis.
voetnoot4
vermaecklijckheyt: geestigheid.
voetnoot5
mijn seem-leere montjen: mijn lieve mondje (zeemleer is zacht leer); mijn buffels-leer verstant: mijn stugge, grove verstand.
voetnoot6
niet mogen spreecken in een half uyr: binnen een half uur met mijn mond vol tanden staan (?).
voetnoot7
al: allemaal (bijv. bepaling bij wat, r. 6).
voetnoot8
aenden Overtoom: naar de Overtoom, de bekende toegangsweg te water aan de zuidwestzijde van Amsterdam, waar de reizigers herbergen vonden, die tevens vermaakscentra waren voor de Amsterdammers zelf.
voetnoot9
Span-Baers: baars van ten minste een span lang, d.i. de afstand van duim tot pink bij de uitgespreide hand; een half bier: een halve pint bier, dus een bescheiden glas.
voetnoot10
Advocaets spreeck woort: advocatenuitdrukking.
voetnoot11
Waer van: waarover.
voetnoot12
gedistileert: door verdamping en condensatie gezuiverd; hier echter: goed onderricht en ingewijd; harsenen: hier figuurlijk voor ingewikkelde en moeilijke dingen.
[tekstkritische noot]21 wis-kunst D E wis-const - 25 waerdighs D E weerdichs - 28 gewaerdight D E gheweerdicht
voetnoot13
der inbeeldinge van Plato: van de ideeënleer van Plato (ong. 428-348 v. Chr.), de griekse wijsgeer volgens wie de wereld van de Ideeën eeuwig en wezenlijk is en die van onze begrippen slechts een afspiegeling daarvan; inde wellustigheyt van Epicurus: in de leer van het geluk van Epicurus (ong. 342-271 v. Chr.), een griekse wijsgeer wiens levensbeschouwing de mens opdraagt te streven naar een duurzaam geluk.
voetnoot14
Democritus: grieks wijsgeer en veelzijdige natuuronderzoeker (ong. 460-379 v. Chr.).
voetnoot15
mijn Besjen: mijn grootmoeder; niet en sullen reppen: niet behoren te spreken.
voetnoot18
roosten: roosteren; smooren: boven een zacht vuur gaar stoven.
voetnoot20
en verstae ick niet: begrijp ik niets, weet ik niets af.
voetnoot21
immers soo weynich: zeker zo weinig, zeker niet meer; wysheyt: wijsbegeerte; niet: niets;
voetnoot23
voor: inzake, wat betreft; anders: met andere woorden.
voetnoot24
u Labbekacken: uw praatjesmakers; moghen: kunnen.
voetnoot25
af: van; Sulcx: zodat; niet waerdighs: niets dat de moeite waard is; voor uwe heerlijckheden: voor u, mijne heren; een eervolle omschrijvende titulatuur, zoals Uwe Hoogheid, Uwe Edelheid.
voetnoot28
gewaerdight: verwaardigt; van: over.
voetnoot29
oorlof: toestemming om te vertrekken.
voetnoot31
een veurspraacx tas: een geldbuidel van een advocaat; ick sal: zal ik; de inversie na een bepaling kon in het 17e-eeuws ontbreken.
voetnoot34
ten eersten: al dadelijk, terstond.
voetnoot35
Salomon: zoon van David en Bathseba; hij regeerde veertig jaar (972-932 v. Chr.) als koning van Juda en Israël (zie I Kon. 1-11). Van hem zouden de uitspraken in het boek Prediker in het Oude Testament afkomstig zijn.
voetnoot36
dat het getal der Sotten oneyndelyck syn: de meervoudsvorm syn sluit aan bij het meervoudsbegrip van het onderwerp getal. De bijbelplaats komt voor in Erasmus' Laus Stultitiae (Dirkzwager 1949, blz. 274; Kan 1969, blz. 348-349); zij is ontleend aan de Vulgaat, Pred. 1: 15b: et stultorum infinitus est numerus. In de r.k. Leuvense Bijbel van 1548 en zijn opvolgers van 1566 en 1599 is dit vers vertaald met: ende der sotten ghetal is sonder eynde. (Met dank aan dr. S.J. Lenselink.)
De reformatorische bijbels (Liesveldt 1526, Biestkens 1560, Deux-Aes in de druk van 1587) volgen een andere Latijnse versie, nl.: et quod deficiens est, numerari non potest; in vertaling in de taalvorm van 1587: noch de feyle ghetelt worden. - Bredero heeft de door hem gebezigde spreuk misschien in een vroege vertaling van de Laus Stultitiae gevonden, maar het is ook mogelijk dat ze, toepasselijk als ze is in velerlei situaties, als spreekwoord in de volkstaal leefde. En tenslotte is het niet ondenkbaar, dat zich in het familiebezit een exemplaar van een oude roomse bijbel bevond.
dat de Menschelijcke wysheyt enz.: toespeling op I Cor. 3:19: Want de wijsheid dezer wereld is dwaasheid bij God.
voetnoot38
my te betalen: mij antwoord te geven.
voetnoot39
Die u woorden vent: hij die u woorden verkoopt.
voetnoot40
dat: zodat.
voetnoot42
Senatus Populusque Romanorum: de senaat en het volk der Romeinen.
voetnoot43
Stultus Populus querit Roma(m): het dwaze volk wil naar Rome (zie Porteman 1985, n. 10).
voetnoot44
huyrlingen: huursoldaten; van dit gheslacht: onder de mensen van deze tijd.
voetnoot45
goets: bezit; in de 2e naamval in de verbinding met veel.
voetnoot46
Om van dese werelt enz.: terwijl ze van deze wereld niets kunnen meenemen dan een armzalig doodskleed.
voetnoot47
geest: fantasie, vindingrijkheid.
voetnoot48
brengen meer deur: verkwisten meer, maken meer op.
voetnoot49
toevoeren: leveren, brengen, bezorgen.
voetnoot50
hasardeert: waagt; inde spatie enz.: in de ruimte van twee, drie vingers van de dood verwijderd. Dit doelt op de dikte van de planken van het scheepsboord. Het is niet duidelijk of spatie meer concreet als de ruimte binnenin het schip, of meer abstract als ‘speelruimte’ geïnterpreteerd moet worden.
voetnoot52
hem: zich.
voetnoot53
In Somma Sommarum: alles bijeengenomen.
voetnoot54
mijn Nichten en Neven: bloedverwanten van de Zotheid; aangesproken persoon, waar de gebiedende wijs Lacht wel als afscheidsgroet bij behoort; de punt denke men als een komma.
voetnoot55
wel: hartelijk, gul.
voetnoot56
Het rechte recht enz.: wat de kan rechtens toekomt. Met dit rijmpje drinkt de zotheid het publiek toe.
voetnoot57
knoopet an: zet (het drinken) voort, schenk de beker opnieuw in; drincket en knoopet zijn verlengde vormen van de gebiedende wijs.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • De werken van Gerbrand Adriaensz. Bredero

  • Nederduytsche poëmata

  • Nederduytsche Rijmen


auteurs

  • Garmt Stuiveling

  • B.C. Damsteegt


organisaties

  • Nederduytsche Academie

  • Eglentier