Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Verspreid werk (1986)

Informatie terzijde

Titelpagina van Verspreid werk
Afbeelding van Verspreid werkToon afbeelding van titelpagina van Verspreid werk

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.68 MB)

XML (0.83 MB)

tekstbestand






Editeurs

B.C. Damsteegt

Garmt Stuiveling



Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Verspreid werk

(1986)–G.A. Bredero–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Liedeken

Amoureus lied, gericht tot een geliefd meisje met de bede om het leed van de minnaar door haar wederliefde te vertroosten.

Beginregel: Ick klaegh u lief mijn groot torment,
Eerste publikatie: Geestigh Liedt-Boecxken, 1621, blz. 224-227.
Omvang: zes strofen van 6 regels.
Versvorm: in de vzn. 1-4 overwegend jambisch metrum, in de vzn. 5-6 overwegend trocheïsch; vier heffingen in de vzn. 1, 3, 5 en 6, drie heffingen in de vzn. 2 en 4.
Rijmschema: a b a b c c.

Het lied past geheel in de traditie van de amoureuze liederen uit het begin van de zeventiende eeuw. Er zijn geen woorden die naar een autobiografische achtergrond verwijzen; ook de uitdrukking mijn ionck hert (vs. 6) en mijn ionghe tijt (vs. 13) mogen niet als zodanig worden opgevat. Toch maakt het lied de indruk tot een vroege fase van Bredero's dichterschap te behoren; het taalgebruik is tamelijk eenvoudig, maar er zijn enkele relicten uit de rederijkerstijd: torment (vs. 1), jent (vs. 3) en vooral Oorlof en Princes (vs. 31), dus aan het begin van de slotstrofe. Onder alle voorbehoud mag men het lied daarom op omstreeks 1610 dateren.

Het staat in het Geestigh Liedt-Boecxken als laatste in de afdeling ‘De Kleyne Bron der Minne’ en behoort dus waarschijnlijk tot de liederen die door Bredero zelf voor publikatie waren uitgekozen. Waarom het door Van der Plasse in 1622 is weggelaten, is een open vraag. Het doet in geen geval onder voor tal van teksten die hij toen wel heeft gepubliceerd. Ofschoon men voor het samenstellen van het Liedt-Boeck 1644 gebruik heeft gemaakt van het Geestigh Liedt-Boecxken, is dit ‘Liedeken’ toen evenmin opgenomen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • De werken van Gerbrand Adriaensz. Bredero

  • Nederduytsche poëmata

  • Nederduytsche Rijmen


auteurs

  • Garmt Stuiveling

  • B.C. Damsteegt


organisaties

  • Nederduytsche Academie

  • Eglentier