Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Liederen (1985)

Informatie terzijde

Titelpagina van Liederen
Afbeelding van LiederenToon afbeelding van titelpagina van Liederen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.41 MB)

Scans (17.13 MB)

ebook (3.95 MB)

XML (0.15 MB)

tekstbestand






Editeur

E.K. Grootes



Genre

poëzie

Subgenre

bloemlezing
liederen/liedjes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Liederen

(1985)–G.A. Bredero–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Nieuw liedeken

Stemme: Te Brug al binnen de muren, etc.

 
1 Haarlemse droge harten nu,
 
komt toont hier wie gij zijt,
 
wij Amsterdammers tarten u
 
te drinken eens om strijd:
 
elk die drinkt een volle kan,
[pagina 39]
[p. 39]
 
al wordt de buik gezwollen dan,
 
zo loop niet als een dolleman,
 
blijf bij de dronk altijd.
 
 
 
2 Wij hebben zo vaste zitters hier,
 
en gladde kelen fris,
 
'k verdwaal in onze kitters schier,
 
wat hier zo menig is:
 
komt, maakt onze bierhanen moe
 
en brengt elkaar met vanen toe,
 
gij verliest 't naar mijn wanen vroe,
 
ons drinkers zijn te wis.
 
 
 
3 Een rustig vaandel vrijers fijn
 
die eisen u te veld,
 
maar dat 't wevers noch snijers zijn
 
die men ons tegenstelt.
 
Roept lustig al uw bazen vrij,
 
zegt dat ze rustig blazen bij,
 
maar brengt kannen en glazen bij,
 
en bruikt vrij uw geweld.
 
 
 
4 Wij hebben een zo vaardig gast
 
verkoren tot Kor'nel,
 
die deze staat zeer aardig past,
 
want hij drinkt stijf en snel.
 
Als hij de vocht maar schuimen ziet,
 
zo zal hij hem verzuimen niet,
 
niet veel hij op zijn duimen giet,
 
want hij mag 't al te wel.
 
 
 
5 De Kapitein, een stouter man,
 
die ook geweldig veegt,
 
die deze kunst zo louter kan,
[pagina 40]
[p. 40]
 
de kan schier stadig leegt,
 
een half vat kan hij stuwen, hoort,
 
en weet 't zo te duwen voort,
 
wie weet hoe menig nuwe woord
 
hij daar wel onder pleegt.
 
 
 
6 De Luit'nant zal geen molik zijn,
 
het is te nobele baas,
 
hij wil zo garen vrolijk zijn
 
al bij de jonge maats,
 
op allerlei manieren klaar
 
drinkt hij de hele bieren daar,
 
bij drie?n of bij vieren, maar
 
toch zonder veel geraas.
 
 
 
7 Ons Vaanderig is dol genoeg,
 
die in de kan zo slooft,
 
drie vier dagen over één boeg,
 
'k had 't schier niet geloofd,
 
waar hij zo trots wil an de kan,
 
hij vat die met zijn tanden an,
 
en houdt er ook zijn handen van
 
en slingert z' over 't hoofd.
 
 
 
8 Gelooft dat het wat wezen moet
 
die men kiest tot Sergeans;
 
waar een gelag voor vrezen moet,
 
zijn immers al wat mans.
 
Al schijnen 't slechte sullen sneeg,
 
zij drinken grote pullen leeg,
 
zij roepen: Laat ze vullen, veeg,
 
aars hebben wij gien kans.
[pagina 41]
[p. 41]
 
9 Ons Korporaal wat druistig is
 
en daarbij al wat vet,
 
wonder hij niet meer puistig is,
 
daar hij nooit stort noch zet.
 
Hij zal 't toch niet ontlopen, neen:
 
hij stuurt 't met hele stopen heen,
 
zou er nog wel an knopen een,
 
was 't anders maar gewed.
 
 
 
10 De schrijver zeide nog onlanks
 
zelve tot ons Foerier,
 
dat hij getroffen had viel dranks
 
en dat van wijn en bier.
 
Zelden dat dezen broeder pocht,
 
nochtans ook al zijn goeder vocht,
 
zeid' hij, niet in een voeder mocht,
 
't officie staat hem dier.
 
 
 
11 W' hebben ons Adelborsten vier,
 
en Lansmissaten mee,
 
wiens kelen altijd dorsten schier,
 
niet weinig praten mee.
 
Met ons Provoost wij brommen zeer,
 
die drinkt er zo uit kommen meer
 
zich dronken eer ik ommekeer,
 
en ken 't wel laten mee.
 
 
 
12 d' Ouwe Soldaten winnen prijs,
 
die drinken met verstand
 
zichzelve en hun zinnen wijs,
 
is dat niet triomfant?
 
Nu voort aan, gij optrekkers, trekt,
 
die garen wel wat lekkers lekt,
[pagina 42]
[p. 42]
 
ziet, dat gij nu als trekkers strekt
 
en tart het hele land.
 
 
 
13 Beklaagt u niet, gij Prinsen eêl,
 
ik van uw naam niet roem,
 
want zeker daar zijn d'r zoveel,
 
dus zo ik iemand noem,
 
d' ander die zouden schelden mij,
 
dat ik er hen niet stelden bij,
 
van opspraak is men zelden vrij,
 
wij missen nog een bloem.
 
 
 
14 Ziet hier nu, gij Drogisten droog,
 
gij bent het niet alleen,
 
w' hebben hier ook kannisten hoog,
 
die 't ook kunnen, zo 'k meen.
 
Was er maar geld te winnen mee,
 
o bloed! wij zouden minnen mee,
 
wij mosten straks beginnen mee,
 
dan waren wij tevreên.
 
 
 
15 Onze Krijgsraad besloten heeft,
 
wat vroom of kloek Soldaat
 
die allermeest gegoten heeft,
 
te vereren met staat.
 
Maakt de waardin veel trompe diets
 
en zoekt haar te ontmompen iets,
 
en geeft haar van de lompen niets,
 
gij krijgt de hoogste graad.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken