Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Moortje en Spaanschen Brabander (1999)

Informatie terzijde

Titelpagina van Moortje en Spaanschen Brabander
Afbeelding van Moortje en Spaanschen BrabanderToon afbeelding van titelpagina van Moortje en Spaanschen Brabander

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.69 MB)

Scans (15.43 MB)

ebook (3.83 MB)

XML (1.25 MB)

tekstbestand






Editeur

E.K. Grootes



Genre

drama

Subgenre

blijspel / komedie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Moortje en Spaanschen Brabander

(1999)–G.A. Bredero–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 29]
[p. 29]

Eerste uytkomen van het eerste bedrijfaant.

 
ritsart,
 
Koenraat
 
Wel wat sal ick dan doen? sal icker gaen of nietGa naar voetnoot1
 
Nu sy myn uyt haer selfs en vrye wil ontbiet?
 
Of wil 'k myn sotte lust met reden nu besnoeren
 
En vlieden het bedroch der afgherechter hoeren?Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
Die lóóslijck met myn spot, als ick tot harent komGa naar voetnoot5
 
Dan sluytse myn voor deur, dan roeptse myn weerom,Ga naar voetnoot6
 
En set my tóót op tóót en loopt by andere pollen.Ga naar voetnoot7
 
Ick weet niet hoe ick wil, soo is myn kop op rollen!Ga naar voetnoot8
 
Neen ick en gader niet al badt sy noch so seer,
10[regelnummer]
Myn sinnen zyn ghekeert:Ga naar voetnoot10
 
koenraat
 
't Is u oock 't best myn Heer
 
Dat ghy de gayle tocht des herten gaet in houwen,Ga naar voetnoot11
 
En gheefdy gheen ghehóór der lóóser lichter vrouwen,
 
Ghy wert u selven voocht, 't is wel datmen begint,Ga naar voetnoot13
 
En stadich blyft by 't werck, ghestadicheyt verwint:
15[regelnummer]
Doch is u sin soo wuft dat ghy u niet kunt breecken
 
Noch koelen u ghemoedt, en loopt haer weder smeecken
 
Met lieffelijck gheplaar van woorden suycker-soet,Ga naar voetnoot17
 
Tot hare schalckheyt merckt dat ghyt uyt liefden doet,Ga naar voetnoot18
 
So ist met u ghedaen! u saken gaan verloren,
20[regelnummer]
Want sy sal u met schijn van vruntschap so bekoren,
 
Bekollen dol en dom: soo dat ghy sonder maatGa naar voetnoot21
 
Nauw weten sult of ghy op hóóft oft voeten gaet.
[pagina 30]
[p. 30]
 
En hangdy hart of siel an haer beveynsde trekenGa naar voetnoot23
 
So sal sy endelingh den draack noch met u steken;Ga naar voetnoot24
25[regelnummer]
Dat is der Hoeren aert.Ga naar voetnoot25
 
ritsart
 
Dewijl de saack soo staat
 
Besint u en versint voor my een goede raadt:
 
Denckt eens, noch eens, noch eens! en vraacht an u ghepeynsen
 
Hoe dat ick myn verdriet en minne best sal veynsen.Ga naar voetnoot28
 
koenraat
 
O Meester! u ellendt ontroert my sonderlingh,Ga naar voetnoot29
30[regelnummer]
En wat de min belanght dat is een seldsaam dingh,Ga naar voetnoot30
 
s'Is raadt en redenlóós, en so wilt van manierenGa naar voetnoot31
 
Dat wijsheyt, kracht, noch kunst, haer woestheyt kan bestieren.Ga naar voetnoot32
 
Al dees ghebreecken zijn voorneemlijck inde min
 
Als laster, quaat vermoen, bekommeringh van sin,
35[regelnummer]
En rueckelóósheyt slof, en veel onnutte vreesen,Ga naar voetnoot35
 
En sorghen, licht-ghelóóf, betuetering van wesen;Ga naar voetnoot36
 
En achterclap, en haat, en twijffelinghen mee
 
En verand'ringhen van bestant, van krijch, van vree.
 
Beseylt dan op't Kompas vande beslepe redenGa naar voetnoot39
40[regelnummer]
Eens een'ge sekerheyt, in des' onsekerheden.
 
Vergheefs is al u moeyt, al woeldy noch soo hart,
 
Ghy vindt noch rust, noch ree, maer eyndeloose smart.
 
So u vermoeyde gheest door 't hopeloose trueren
 
Op eyghen slapheydt dan u selven gaat verstueren;Ga naar voetnoot44
45[regelnummer]
En vaart onheb'lyck uyt, uyt dulheydt meer verwoedtGa naar voetnoot45
 
Dan redelyck of recht, met bittre mondt en moedtGa naar voetnoot46
 
Bescheldent uwe schuldt, en vloeckt dan vloeck op vloecken
 
Op't ongh'luck, dat wy selfs benaarstighen en soecken.Ga naar voetnoot48
 
Neemt by u selven voor van daar niet meer te gaan,
[pagina 31]
[p. 31]
50[regelnummer]
En treckt het hart en hooft met onwil daar van daan,
 
Segghende in u selfs: en soud' ick haar niet haten
 
Die nu een ander mint en my al heeft verlaten?
 
Ick waar veel liever dóót: het sal oock soo gheschien
 
Dat sy wie dat ick ben te laat met leedt sal sien.
55[regelnummer]
Dit opset is wel goet, en billich oock ghenomen,Ga naar voetnoot55
 
Maar krachtelóós en ijl, want wil jer weder komen
 
Sy sal u vlieghen met veel jonsten om den hals,Ga naar voetnoot57
 
En gheven u een praat van schóóne wóórden vals,
 
En soecken met gheweldt van wringhen, en van wrijven,
60[regelnummer]
Een traantje soo ghemaackt, ten óóghen uyt te drijven,
 
En met gheveynst ghebaar versieren een onschult,Ga naar voetnoot61
 
Waar op dat ghy terstont u gramschap laten sult,
 
En 't al te dweech ghemoedt van wreede tyrannijenGa naar voetnoot63
 
Beschulden, als of ghy waart oorsaack van haar lijen,
65[regelnummer]
En gheven uyt u selfs u over inde macht,
 
Die met betraant ghelaat om u in't harte lacht.
 
ritsart
 
Die schandelycke treek, 't bedroch, en schelmerijen,Ga naar voetnoot67
 
Dat werdt ick nu ghewaar, maar meest myn sotternyen,Ga naar voetnoot68
 
En 't wonderlyck verraadt. Ick brande van een vlamGa naar voetnoot69
70[regelnummer]
Die uyt onkuysche lust haar eerste oorsprongh nam,
 
Ick doe al wetens quaadt, al streefter reden teghen,
 
Myn sinlyckheydt verwindt, ick ben te seer gheneghen,Ga naar voetnoot72
 
Ick sterf dat ick sie, ick leef, ick weet niet hoe,Ga naar voetnoot73
 
'k Heb noch belul, noch raadt, ay raadtmen dat ick doe?Ga naar voetnoot74
 
koenraat
75[regelnummer]
Staet af van't snóódt vervolch van u ver bode minne,Ga naar voetnoot75
 
En tueghelt met verstandt u tóómelóóse sinnen:
 
Valt u 't beginsel swaar, of barst u 't hart van spydt,
[pagina 32]
[p. 32]
 
Allengsjens dat versacht met hulp van werck en tydt:
 
Gheen beter middel mach u yemandt hier voorstellen,
80[regelnummer]
Om u op 't alderminst in dese saack te quellen.
 
ritsart
 
Maar houdy dat voor best?
 
koenraat
 
Ja Heere! dats ghewis,
 
Maackt toch gheen swaricheydt, noch gróóte droeffenis
 
Om een lichtvaardicheydt; den vrouwen aangheboren,
 
Die licht vergheten 't gheen sy lichtelyck verkoren.Ga naar voetnoot84
85[regelnummer]
Siet daar, daar komtse selfs, die pest, en het verderf,
 
Die u gheheele goet verteert als eyghen erf.Ga naar voetnoot86
 
moy-aal
 
Ach arme! ick helas! ick ducht, dits al myn vreesen
 
Dat Ritsaart seer versteurt en tóórnich sal wesen
 
Op myn, om dat ick hem voor deur heb laten staan,
90[regelnummer]
Niet wetende waarom ick sulcx heb ghedaan.Ga naar voetnoot90
 
ritsart
 
Ach Koenraadt wat is dit? ick kan gheen wesen houwen,Ga naar voetnoot91
 
Myn hart ontsinckt my slechts alleen door het anschouwen.Ga naar voetnoot92
 
koenraat
 
Hebt goede moedt, myn Heer, komt nader by het vyerGa naar voetnoot93
 
Al waardy stijf van kouw u wermte die is hier.Ga naar voetnoot94
 
moy-aal
95[regelnummer]
Wel wie spreeckt daar? zyt ghyt? o sleutel van myn sinnen!Ga naar voetnoot95
 
Hoe blijfdy nu soo staan? hoe gady niet na binnen?
 
En krijch ick goeden dach? noch die ghewone kus?Ga naar voetnoot97
 
En spreeck gy niet een wóórdt? wel lief! hoe swijchdy dus?
 
ritsart
 
Lief! ja lief, goen dach lief, hoe meuchdy noch soo spreken?Ga naar voetnoot99
100[regelnummer]
Hoe lief dat ick u waar dats gist'ren wel ghebleken:
 
Die valsheydt hadt ick noyt in u te zyn ghelóóft,
[pagina 33]
[p. 33]
 
Dat ghy my sonder reen de deure sluyt voor 't hóóft.
 
moy-aal
 
Ay lieve laat dat na, laat ons wat anders praten?
 
ritsart
 
Wat sechdy! soud' ick dit so los dan varen laten?Ga naar voetnoot104
105[regelnummer]
Och! oft ick eens van Godt soo vele maar ontfingh
 
Dat my de min als u niet dieper in en gingh;Ga naar voetnoot106
 
Oft dat u eens de vlam die my het hart doet blaken,
 
Met sulcken hitte mocht u siele brandent maken.
 
Of roock ghy maar de geur, ghy sturreft van myn leedt,
110[regelnummer]
En van de bittre spijt, die ghy my gist'ren deedt.Ga naar voetnoot110
 
moy-aal
 
Bedroeft u niet myn hart! myn lievert! ach myn waarde!
 
Daar is gheen soeter mondt (ghelóóf ick) opter aarde.
 
Myn uytverkoren! ach 't is niet uyt trots gheschiet,Ga naar voetnoot113
 
Noch oock om lievers wil, neent seeckerlycken niet,Ga naar voetnoot114
115[regelnummer]
Maar tot een goeden endt al myn voornemen streckten.Ga naar voetnoot115
 
koenraat
 
Ja dat ghelóóf ick best! en dat ghy 't daarom recktenGa naar voetnoot116
 
Ten goeden eynde, he? en om beterswil quansuysGa naar voetnoot117
 
Soo sloot ghy ons uyt liefd' soo moytjes buytenshuys.Ga naar voetnoot118
 
moy-aal
 
Ja dunckt u dat? wel an, ick wil u nu bedieden
120[regelnummer]
Om welcke saake ick u hebbe doen ontbieden:
 
ritsart
 
Int u belieft, secht op?Ga naar voetnoot121
 
moy-aal
 
eerst bid ick datje secht
 
Of hy wel swijghen sal, den desen, uwe knecht?
 
koenraat
 
Wien, ick? seer wel, maar houwt! ick sweert u by myn trouwen,Ga naar voetnoot123
 
Soo langh ick waarheydt hóór kan ick myn mondt wel houwen;
[pagina 34]
[p. 34]
125[regelnummer]
Maar soo ghy yets versiert van leughens dit, of dat,Ga naar voetnoot125
 
So brengh ick het terstont over die heele stadt,
 
O ick kan soo larye, trots yemandt vande besteGa naar voetnoot127
 
Larysters van't heeckel-velt, van't kattegat, van't hol en vande vesten.Ga naar voetnoot128
 
Dats nou al eveleens, spreeckt op, en sechdy reyne biechtGa naar voetnoot129
130[regelnummer]
Soo sal ick swyghen, en u straffen als ghy liecht.Ga naar voetnoot130
 
moy-aal
 
Ick had een moeder die woonachtich was in Spangjen,
 
Doch Brabants van geboort.Ga naar voetnoot132
 
koenraat
 
dats wel!
 
moy-aal
 
als de prins van Orangjen
 
Hier uyt het lant vertrock, met zyn eedlen en bloedt,Ga naar voetnoot133
 
Uyt vreese van het straf bedwinghen van't ghemoedt,
135[regelnummer]
En soob'ren staat des lants, en dat d'Hollantsche Steden,Ga naar voetnoot135
 
Den grooten overlast, en 't schricklyck móórden leden;
 
So wasser seecker Don een lóósen ouwden guyt,Ga naar voetnoot137
 
Die een kleyn Meysje hadt beneffens and're buyt,
 
Die hy soomen daar riep wel loff'lyck hadt verwurven,Ga naar voetnoot139
140[regelnummer]
Dit schonck hy an myn Moer, en vóórts is hy ghesturven
 
An die fransoysche sieckt, en quellingh vande Maagh;Ga naar voetnoot141
 
Hy seyde eer hy stierf, dit kint is uyt den Haagh.
 
koenraat
 
Uyten Haagh!Ga naar voetnoot143
 
moy-aal
 
So denck ick, ick ben niet sekers vroeder;
 
Sy noemde dickwils my haar Vader en haar Moeder:
[pagina 35]
[p. 35]
145[regelnummer]
Maar vóórt gheen meer bescheyt, noch van haar staat of stadt,Ga naar voetnoot145
 
Van welck door jonckheyt sy gheen kennis heeft ghehadt.
 
Daar na myn Moeder hiel dit jonghe wicht in eeren,
 
En lietet Kunsten, en veel schóóne wercken leeren,
 
Van Naayen met de naait, van teeck'nen uyter handt,
150[regelnummer]
Van 't spelen op de Luydt, na de manier van 't Landt:
 
Van lustigh dansen, oock van meesterlyck te singhen;
 
Int kort, sy brochtse op in alle soete dinghen;Ga naar voetnoot152
 
Myn Moeder hadtse toch te wonderlijck besint,Ga naar voetnoot153
 
Niet als een vremdelingh, maar als een eyghen kint;
155[regelnummer]
En ick hadse oock lief, en sach haar byster garen,Ga naar voetnoot155
 
De lieden waanden dat wy twee ghesusters waren.
 
Daar na so ist ghebeurt dat ick seecker verdraghGa naar voetnoot157
 
Maackten, met een Jonghman die hier voor leggher lagh:Ga naar voetnoot158
 
Een Oosterlingh! die mijn (God wil het hem vergheven)Ga naar voetnoot159
160[regelnummer]
Hier tróónd, en brachtmen tot dit onbehoorlyck leven:Ga naar voetnoot160
 
Hy hadmen seer bemindt ghelyck het bleeck in't ent
 
Want siet hy maackte mijn al 't goet by Testament.
 
Na wat verlóóps van tydt so quam hier doen een Ruyter,Ga naar voetnoot163
 
Een hallef mallen bloet een Róóver, een Vrybuyter,Ga naar voetnoot164
165[regelnummer]
Die had de Muts op myn, en heeft mijn vaak besochtGa naar voetnoot165
 
Tot dat hy lest vertrock en reysden op een tocht.
 
't Sint viel u óógh op myn, ghy quaamt by my verkeerenGa naar voetnoot167
 
En trockt myn hart en sin, ick mocht u niet ontbeeren,Ga naar voetnoot168
 
Als ick u niet en sach myn siel was ongerust:
170[regelnummer]
Als ick u weder sach ick vlamden steets van lust,
 
U selven ist bekent, hoe ick u plach te streden
 
En myn verborghentheen so grondich te beveelen:Ga naar voetnoot172
[pagina 36]
[p. 36]
 
Ghy waart alleen myn raat, myn hulp, myn huel, myn heyl,Ga naar voetnoot173
 
Dien oydt was meest de wech tot mynen boesem veyl,Ga naar voetnoot174
175[regelnummer]
Daar myn als brandent lont de ving'ren van u handen
 
Ontvonckten 't ingewant, en deet als Bus-poer branden.Ga naar voetnoot176
 
En elcken woordt, hoe kleyn dat ghy tot mywaarts sprack,
 
My als een Sulpher-stock, de heete borst ontstack.Ga naar voetnoot178
 
Helas! wat kittelingh gevoel ick door 't vernuwen:Ga naar voetnoot179
180[regelnummer]
Myn tróóst! waarom ist myn belet met u te huwen?Ga naar voetnoot180
 
koenraat
 
Ja hadse dat geluck die afgereden QueenGa naar voetnoot181
 
Hy trouwe? ja kóópje geen glas? ick denck wel neen.Ga naar voetnoot182
 
moy-aal
 
O waardige! gedenckt hoe ghy eens waart ghelegen
 
Nevens myn groene sy: ghelyck wy dickwils pleghenGa naar voetnoot184
185[regelnummer]
Te doen: Maar noyt so soet als die ghewenste nacht
 
Die van ons beyden wert met vreughden door-ghebracht.
 
ritsart
 
Wat nacht, wanneer, en hoe?Ga naar voetnoot187
 
moy-aal
 
Maer doe ghy onder allen
 
Verwonnen vande vaack in slaape waart ghevallen;Ga naar voetnoot188
 
Mijn hóóft lach in u narm, u hand lach an myn sy,Ga naar voetnoot189
190[regelnummer]
U óóchjes hallef toe die lonckten noch op my:
 
Wie weet wat tochten dat my inde sinne viellen,Ga naar voetnoot191
 
De reden met ghewelt myn lusten teghen hiellen,
 
So niet; of ick rees op, en kusten vóórt terstontGa naar voetnoot193
 
U voorhoofd, wangh en kaak maar boven al u mont:
195[regelnummer]
Ick sprack, ghy snoofd, ick woeld, en stille bleefdy legghen
[pagina 37]
[p. 37]
 
En wat ick meerder docht dat sal ick u eens segghen.Ga naar voetnoot196
 
koenraat
 
Also! liech al voort, wel seecker jy kuntet promptGa naar voetnoot197
 
Ist geen jammer dat liegen sondt is, daert so wel te pas kompt?Ga naar voetnoot198
 
Wat gherammel heb ick hier? jy sult de waarheyt spreecken,Ga naar voetnoot199
200[regelnummer]
En beginnen daar jy eerst u reden by liet steecken.Ga naar voetnoot200
 
moy-aal
 
Wel ymmers hóórt dan toe, hoe dattet voorts bevoer:Ga naar voetnoot201
 
Myn moeder sturf, en liet het jonghe kindt haar broer,
 
Wel verstaande mijn Oom, die somen wel magh wetenGa naar voetnoot203
 
Van een gierigen droes was gants en al beseten:Ga naar voetnoot204
205[regelnummer]
Niettemin voor eerst, so nam hy 'twicht wel waarGa naar voetnoot205
 
Onghevaarlyck den tydt van thien of twalif jaer,Ga naar voetnoot206
 
Int leste wiert myn Oom heel suynich en heel kaarich,
 
Doch d'oude lieden zyn hier meest van onderwaarich,Ga naar voetnoot208
 
Sy garen sparen steets alst minst haer is van noot,Ga naar voetnoot209
210[regelnummer]
S'onthouwen om het geldt haar selven kleet en broot.
 
Wat strenghe straf lecht ghy, o giericheyt! rechtvaardich
 
U slaven op? en acht haar kost noch voetsel waardich.
 
De man hadt ghelt en schat in grooten overvloet,
 
Wat wast? hy was en bleef een dienst-knecht van zyn goedt.
215[regelnummer]
Des smorghens stont hy op in een kaal onderrockje,Ga naar voetnoot215
 
En gingh int vulles-vat, en roerdent met een stockje,
 
Oock somtijdts met zyn hant, en sochtet scharep duer,Ga naar voetnoot217
 
En vulde so een sack met d'een en d'ander luer.Ga naar voetnoot218
 
Hy brayde alle daagh zyn korfjes en zyn matten,Ga naar voetnoot219
220[regelnummer]
En bleef een Bedelaer by Ridderlycke schatten.
 
Wat baat de Ryckdom dan alsmense niet besteet
[pagina 38]
[p. 38]
 
Tot ons of 's naastens nut? ach armen niet en beet!Ga naar voetnoot222
 
O geltsucht! o ghy plaagh! ghy gront-vest aller quaden!
 
O hongher diemen kan vernoegen noch versaden!Ga naar voetnoot224
225[regelnummer]
Maar wat de Duyvel denckt en blaast de mensche inGa naar voetnoot225
 
Volbrenght hy met een set om 't snoode gelts ghewin:Ga naar voetnoot226
 
Ghelyckmen Nóóm, die om veel gouts te saam te hóópen,Ga naar voetnoot227
 
Besloot dit lieve Lam aan yemant te verkóópen.Ga naar voetnoot228
 
ritsart
 
Wel hoe verginckt hem doch?Ga naar voetnoot229
 
moy-aal
 
Recht als AEsopus hondt,
230[regelnummer]
Die om de schijn van 't gróót, verloos 'tvleys uyt zyn mondt:Ga naar voetnoot230
 
Hy is uyt Spaengien vóórt met dit opset ghevaren,
 
Om haar te veyllen by de Turcken of Barbaren.Ga naar voetnoot232
 
ritsart
 
Onmenschelyck ghebruyck! Godlóóse schelmery!
 
Datmen de menschen vent, tot paartsche slaverny!Ga naar voetnoot234
235[regelnummer]
Hier zynder oock in stadt, die sulcken handel dryven,
 
In Farnabock: maar 't sal Godt niet verhoolen blyven.Ga naar voetnoot236
 
moy-aal
 
De Spaansche Kraack en was met ballast niet ghelaan,Ga naar voetnoot237
 
Maar met Jan gatten, dier niet op de vaart verstaan:Ga naar voetnoot238
 
Sy dwarlen inde Zee met neerghestreeke Seylen,
240[regelnummer]
En weten star noch grondt te schieten noch te peylen.Ga naar voetnoot240
 
De kracht vande Magneet en wasser niet bekent,Ga naar voetnoot241
 
En niemant was van haar de dolle Zee ghewent,
 
Voorts kompter bruysent an een schip vol ruekeloosenGa naar voetnoot243
[pagina 39]
[p. 39]
 
En Godt-vergeten guyts van schuymers en Matroosen,Ga naar voetnoot244
245[regelnummer]
Die klampen hem anboort, en legghen hem een laaghGa naar voetnoot245
 
Gheschuts ter zyen in, en raken so voort slaagh:
 
Dat groote Back-beest dat verlaan was met ses hondertGa naar voetnoot247
 
Spaenjaarden, was terstont verovert, en gheplondert,
 
Gepluystert, en geplockt, van gelt en kostlyckheen,Ga naar voetnoot249
250[regelnummer]
Diese waanden op de tocht te mang'len en besteen;Ga naar voetnoot250
 
De Specken, die haar lyf met gelt niet konden boeten,Ga naar voetnoot251
 
Die nam het Grauw gheswindt en spoeldese de voeten:Ga naar voetnoot252
 
Myn Oom wert ande Mast recht overeyndt ghestelt,
 
En met een touw om 't hooft gewronghen en gheknelt,
255[regelnummer]
Dat hem de ad'ren grof opswollen schier tot barsten,
 
So dat hy beet van pyn dat hem de tanden knarsten:
 
Noch leet hy nieten mydt: doen quam een oorlochs-boefGa naar voetnoot257
 
En nam zyn voorste duym, en schroefse in een schroefGa naar voetnoot258
 
Dat hem ten naghel uyt, het bloet met krachte spuyten,Ga naar voetnoot259
260[regelnummer]
Syn lyf was hem so lief niet als zyn Spaensche kluyten.Ga naar voetnoot260
 
De Schieman sprack tot hem wijst met gemack u gheltGa naar voetnoot261
 
Of ick salt u eerlangh doen segghen met ghewelt!
 
Dan ick raadt u voort best verweckt my tot gheen tóórenGa naar voetnoot263
 
Of 'k sal met Bossekruyt vervullen dyne óóren,
265[regelnummer]
En steeckent met wat vier hiel luchtigh inde brandtGa naar voetnoot265
 
Ist dat ghy hier u geldt niet daadlyck schaft ter handt!Ga naar voetnoot266
 
Doen isser 'tgroote wóórt dusdanigh uytghekomen:
 
Ick hadt, o mannen! hoort, grootmoedigh voorghenomenGa naar voetnoot268
 
Te sterven, eer ick u souw wysen geldt of goedt
[pagina 40]
[p. 40]
270[regelnummer]
Doch een dingh wringht en wroegt, ja geesselt myn gemoetGa naar voetnoot270
 
So fel en ysselijck met hondert duysent strepenGa naar voetnoot271
 
Om dat ick myn o schandt! so byster heb vergrepen:Ga naar voetnoot272
 
Dat witte meysje, dat daar ginder sit en schreyt,
 
Dat had ick laas! ghedocht uyt ickers giericheydtGa naar voetnoot274
275[regelnummer]
Aan eenich Moorsche Prins of Koningh te verkóópen,
 
Nu ist God danck met haar veel beter afghelóópen;
 
Och! doeter toch gheen quaadt, doet myn vry watje wilt,
 
Het is my schier alliens of ghy myn braat of vildt;Ga naar voetnoot278
 
Daar leyt myn geldt (seyd hy) deylt ghy dat bóótsghesellen:Ga naar voetnoot279
280[regelnummer]
Vóórt heeft hy't avontuur van't meysje gaan vertellen,
 
Van waar, en hoe sy quam, en wien haar heeft ghebrocht,
 
Kort om; myn nóóm is daar voor slaef int landt verkocht.Ga naar voetnoot282
 
ritsart
 
Hoe tommelt het gheluck van 's menschen staat en leven!Ga naar voetnoot283
 
Maar wien heeft u soo vlack al dese reys beschreven?Ga naar voetnoot284
 
moy-aal
285[regelnummer]
Den Hopman myn boelschap die heeftet myn vertelt,Ga naar voetnoot285
 
Want hy was Kapiteyn van't róóvers schip ghestelt:
 
Van fyn ducate goudt soo schonck hy myn een keten
 
Tot een wellekom; maar doen hy quam te wetenGa naar voetnoot288
 
Dat ick met u op nuw soo kennis hadt ghemaackt,
290[regelnummer]
Soo quam hy op zyn Paart, hy is doch haast gheraackt,Ga naar voetnoot290
 
Die sotheydt heeft hy, dat hy om lueren en sueren,Ga naar voetnoot291
 
Als een by-slapen, hem soo hevich gaat verstueren;Ga naar voetnoot292
 
Myn dunckt 't is mis-verstandt, datmen daar soo op siet:Ga naar voetnoot293
 
So veel als myn angaat, ick neem dat soo nauw niet.
 
ritsart
295[regelnummer]
Wat onbeschaamtheyt gróót ghebruyck gy in u wóórden?
[pagina 41]
[p. 41]
 
Waar bleef het meysje doch? dat woud' ick dat ick hóórde:
 
moy-aal
 
Hy brochtet met de buyt in dese meeningh hier,Ga naar voetnoot297
 
Om my te schencken tot een meydt of Kamenier,
 
Dan nu hy siet en hóórt hoe dat wy 't samen leven,Ga naar voetnoot299
300[regelnummer]
Nu is hy niet ghesint de Dochter myn te ghevenGa naar voetnoot300
 
Voor en al eer dat ick (het dient u toch gheseyt)
 
Een wijltydts met hem leef in alle vriend'lyckheydt:
 
Niet dat ick op hem soo tóchtich ben verslinghert,Ga naar voetnoot303
 
Die niet soets aan hem heeft, ick spot maar met den dringhert,Ga naar voetnoot304
305[regelnummer]
Ten is gheen Ritsaardt! ghy Toovenaar ghy maackt myn
 
Een ander mensch, als ick voor dese plach te zyn.
 
O vriendelycke mondt! verhóórt toch myn ghebeden
 
En laat myn sulcx toe om drie besond're reden:Ga naar voetnoot308
 
Voornaamlyck om dat sy myn suster was gheacht,Ga naar voetnoot309
310[regelnummer]
Ten andren om dat sy is van een goet gheslacht;Ga naar voetnoot310
 
Ten derden op dat ick soo ick an haar kon raken,Ga naar voetnoot311
 
Met wedergheven my hier vrienden mochte makenGa naar voetnoot312
 
Van haar vriendtschap, met weldaadt, ghy weet dat ick benGa naar voetnoot313
 
Hier vreemt en vriendelóós, en dat ick niemandt ken,
315[regelnummer]
Siet hierom bid ick u, ick kan u niet ghebieden,
 
Vergunt my dat zyn wil en myne mach gheschieden:
 
En maackt de stomme niet maar gheeftme doch antwoort!Ga naar voetnoot317
 
ritsart
 
Wien heeft zyn daghen oyt so snóóden vondt ghehóórdt?Ga naar voetnoot318
 
O hartelóóse mondt! u valsheyt en u snóótheyt
320[regelnummer]
Beken ick door de tijdt in haar volwassen gróótheyt;Ga naar voetnoot320
[pagina 42]
[p. 42]
 
O loghens sonder grondt! o al te dubble reenGa naar voetnoot321
 
Van onschult: maer te blauw en vol lichtvaardicheen:Ga naar voetnoot322
 
Het kindt dat is gheróóft, de Spaengiert is ghesturven,
 
U moeder die is dóót! u nóóm heeft 't kint verwurven,
325[regelnummer]
Die heeftet opghequeeckt, die ist daar nae ontrócktGa naar voetnoot325
 
Van Hopman Roemer die ghy't garen weer onttrócktGa naar voetnoot326
 
Om haar te lev'ren haar Maachschap, om haar vrindenGa naar voetnoot327
 
Door sulcken grooten duecht en vruntschap te verbinden.Ga naar voetnoot328
 
Versieringh schóón versiert, dan daar toe maar beleydtGa naar voetnoot329
330[regelnummer]
Om te bedrieghen myn simple onnooselheydt.Ga naar voetnoot330
 
Met het gheleent ghelaat van u ghesplete minneGa naar voetnoot331
 
En gunsten sonder hart: Ritsart waar zyn u sinneGa naar voetnoot332
 
En siedy niet, dat zy nu in haar hart besluytGa naar voetnoot333
 
Een Zeeróóver! een bloedt! en u; die schoptse uyt?Ga naar voetnoot334
335[regelnummer]
Doch schóón bewimpelt om met vruntschap u te slijtenGa naar voetnoot335
 
Uyt jonst niet, maer uyt vrees, dat ghy haar souwt verwijtenGa naar voetnoot336
 
Het hoerachtich onthaal.Ga naar voetnoot337
 
moy-aal
 
ach! Ritsardt lief 'k en doe
 
Ghy weet immers wel bet, vertrouwdy myn dat toe?Ga naar voetnoot338
 
Waar heeft dat yeuwerts aan int minste doch ghebleken?Ga naar voetnoot339
340[regelnummer]
Hoe macht u van u hart so wrevelich te spreken?Ga naar voetnoot340
 
Ghelóófdy het bewijs nu minder als 't vermoen?
 
Myn waardert! ach myn tróóst! wat wildy? ick salt doen;Ga naar voetnoot342
[pagina 43]
[p. 43]
 
Wist ick den óórsprongh maar van u weemoedich trueren
 
Ick souse weeren dat 't u nimmer sou ghebueren.Ga naar voetnoot344
345[regelnummer]
Ach! siet soo droevich niet, 't schijnt dat u 't harte sluyt:Ga naar voetnoot345
 
En weet ghy niet myn lief! dat u druck overspruyt?Ga naar voetnoot346
 
Komt geeft myn noch een kus! hoe; laatje myn noch pracchen?Ga naar voetnoot347
 
So sekers kindt, ick docht of ghy niet eens souwt lacchen?Ga naar voetnoot348
 
Myn hartebreecker! ach! waarom bedroefdy myn?
350[regelnummer]
Hoe soud' ick van u doch ghescheyden kunnen zyn?
 
Bidt Godt maar dat hy u alsulcken vrouw doet trouwenGa naar voetnoot351
 
Die u bemint als ick, ghy sult u gh'luckich houwen.Ga naar voetnoot352
 
Myn tróóstertje! myn hart! ghy en sult nimmer sien
 
Dat yemant meerder jonst als u, en sal gheschien,Ga naar voetnoot354
355[regelnummer]
Dus stelt u siel gherust, ick sal u van myn leven
 
Noch nu, noch nimmermeer vergheten noch begheven.Ga naar voetnoot356
 
ritsart
 
Verradelijcke Vrouw! die myn bedriechlijck kust
 
Uyt valsheyt meer vervloeckt dan van een lieve lust.Ga naar voetnoot358
 
Ick merck u helsche treek, u meyneedt en u loghenGa naar voetnoot359
360[regelnummer]
Daar ghy myn hebt soo schelms en schendich met bedroghen.Ga naar voetnoot360
 
Wat Duyvel heeft u tot dit weyfelen beroert?Ga naar voetnoot361
 
Ghedenckt u niet den eet die ghy soo dickwils swoert,
 
Dat niemant 't gheender tijdt my uyt u sin souw drijvenGa naar voetnoot363
 
En dat ick in u siel de opperste souw blyven?
365[regelnummer]
Of hebdy o Moy-aal! nu gheen gheheuchenis,
 
(Hoe wel ter nauwer nóódt verhaalens waart en is,)
 
Hoe dat ick u van't Jaar een lustigh huys gingh huuren,Ga naar voetnoot367
 
Van alles soo versien, dat ghy neffens u buurenGa naar voetnoot368
[pagina 44]
[p. 44]
 
Heerlijck mocht komen uyt? dat weet myn Vaders kas,Ga naar voetnoot369
370[regelnummer]
Die int sluyten van 't boeck vry wat ten acht'ren was.Ga naar voetnoot370
 
Hoe dickwils deedt ick 's nachts de stadts Speel-lieden speelenGa naar voetnoot371
 
Voor u deur? dat meer is: wat schonck ick u juweelen?
 
Heb ick u niet vereert met Par'len en Kourael?Ga naar voetnoot373
 
Dan met een goude Ringh: dan met een silv're Schaal,
375[regelnummer]
Dan met een Siserandt, en ander frayicheden?Ga naar voetnoot375
 
Wat Vryers hebdy doch, al zyn s' uyt ander Steden
 
Die u sulckx doen? ick kent, ick was noyt uyter StadtGa naar voetnoot377
 
Veerder dan in Brabandt, daar leertmen oock al wat:
 
Hoe datmen leven sal met vriendelycke Vrouwen.Ga naar voetnoot379
380[regelnummer]
Heb ick oock yet belooft 't gheen ick u heb onthouwen?
 
Heb ick u yet ontseydt dat ghy aen my versocht?
 
Wat weygerd ick u oyt daar ghy met lust om docht?Ga naar voetnoot382
 
Eergist'ren badje myn dat ick u eens souw kóópen,
 
Of kryghen een Moris; ick hebber een belóópenGa naar voetnoot384
385[regelnummer]
Die onse Schipper selfs gints van Angola brocht,
 
Dees heb ick op het duurst hem uyt de handt ghekocht;
 
Die schenck ick u op nu, suldy al dit belóónenGa naar voetnoot387
 
Met my te bannen om een ander hier te tróónen?Ga naar voetnoot388
 
moy-aal
 
Wel Ritsardt wat is dit? Hoe wel ick hadt ghewaantGa naar voetnoot389
390[regelnummer]
Dit te bestellen juyst so ick u heb vermaent:Ga naar voetnoot390
 
Te weten; dat ick docht hem 't meysje te ontsmeken:Ga naar voetnoot391
 
Maar liever, eer ick u (ick bidje! hoortme spreken)
 
Te vyandt kryghen souw, ick vollich u ghebien;Ga naar voetnoot393
 
Secht wat u best ghevalt.
[pagina 45]
[p. 45]
 
ritsart
 
O Godt! mocht dat gheschien.
395[regelnummer]
Dat ghy't van harten spraakt: of kon ick het vertrouwenGa naar voetnoot395
 
Voor waarheyt, so dat ick my mocht versekert houwen;
 
Ick lietet u noch toe, hoewel met groote smart.
 
koenraat
 
Dat wóórdt dat heeft al ree gants omgheset zyn hart.Ga naar voetnoot398
 
moy-aal
 
Ik meent van harten, ach! ach! dit is te beklaghen
400[regelnummer]
Dat ghy niet sonder my souwt kunnen zyn twee daghen.
 
ritsart
 
Myn lief! een dagh of twee, dat waar een kleyne saak,
 
Maar al myn vresen is, waar door ick swaarheydt maak;Ga naar voetnoot402
 
Dat die twee metter Tydt wel twintigh souwde warden.Ga naar voetnoot403
 
moy-aal
 
Neen sekerlijck, ghelooft, hy salt niet langher harden
405[regelnummer]
Als twee daghen, of etc.Ga naar voetnoot405
 
ritsart
 
Of! heb ick u niet gheseydt?
 
Ick schey'er uyt, ick gheef u gants gheen vryicheydt.
 
moy-aal
 
Ghewisselyck hy sal dan datelyck vertrecken,Ga naar voetnoot407
 
Als ick het meysjen heb sal ick noch met hem gecken.Ga naar voetnoot408
 
ritsart
 
Wel an, ick ben te vreen, die tydt wert u vergunt.Ga naar voetnoot409
 
moy-aal
410[regelnummer]
Met recht heb ick u lief myn aldergróótste vrunt!
 
ritsart
 
Gaat, en doet wel, en ick sal met myn speel-genootenGa naar voetnoot411
 
Gaan tijen op ons Landt en Hof-ste buyten Sloten,Ga naar voetnoot412
 
Haast dat een dagh of twee daar lichtlyck henen springt.Ga naar voetnoot413
 
Myn hart my tot de wil van myn Moy-Aaltje dringt.Ga naar voetnoot414
[pagina 46]
[p. 46]
415[regelnummer]
Ghy Koenraat, brengt de Swart, gelyck het is besteecken.Ga naar voetnoot415
 
koenraat
 
Gaaren.
 
ritsart
 
Moyaal vaart wel, wilt u beloft niet breken.
 
moy-aal
 
Ach Ritsaart! ach myn Siel! gelieft u oock yet meer?
 
ritsart
 
Ick weet niet dat ick nu yet sonders meer begeer.Ga naar voetnoot418
 
Dan dat, als ghy sult zyn by den korsel weersoordichGa naar voetnoot419
420[regelnummer]
En gemelycken bloedt, met 'tlichaam tegenwoordich:
 
Dat ghy dan met u hart afkeerich van hem scheydt,Ga naar voetnoot421
 
En kompt by my op 'tlandt met u genegentheydt.
 
Siet dat ghy my bemindt by daghen en by nachten,Ga naar voetnoot423
 
En dat ghy my begeerdt, en wenscht in u gedachten,
425[regelnummer]
En dat ghy in my hoopt, en u in my verblydt,Ga naar voetnoot425
 
En dat ghy over al in myn by-wesen zyt:Ga naar voetnoot426
 
Endelyck, dat ghy my door myne Jonsts vernuwenGa naar voetnoot427
 
De myne wert en blyft, gelyck ick ben den uwen.Ga naar voetnoot428
 
moy-aal
 
Het moeyt myn in myn hart, dat hy noch so wantrouwt,Ga naar voetnoot429
430[regelnummer]
Dat hy myn minne voor niet bondigher en houwtGa naar voetnoot430
 
Als die Straat-hoeren die haar Lichaam aller uuren,Ga naar voetnoot431
 
Aan d'een en d'ander guyt verkóópen en verhuuren:
 
Ik bender so niet an, te vroom is myn ghemoedt,Ga naar voetnoot433
 
Daar ben ick seecker toe te eerlyck en te goedt.Ga naar voetnoot434
435[regelnummer]
Daar leydt geen soeter naam en spartelt in myn hartje,Ga naar voetnoot435
 
En hippelt op myn tong, als Ghy, o myn Ritsartje!
[pagina 47]
[p. 47]
 
Al 'tgeender is geschiet, of datter sal geschien,Ga naar voetnoot437
 
Is om het Maaghdeken, van welke dat ick mien
 
Dat ick de Broeder heb gevonden, door vernemenGa naar voetnoot439
440[regelnummer]
Na 'tGeslacht, en dat sy malkander so wel swemen;Ga naar voetnoot440
 
Oock heb ick van Oude-lien daar volle kennis of:Ga naar voetnoot441
 
Hoe dat haar Vaders huys stont tegen over 'tHof
 
Daar ande Vyv'ren-bergh, en dat een van zyn sonen,
 
Die daar de Brandt ontliep, hier 'tAmsterdam quam wonen,
445[regelnummer]
Siet om de veyllicheyt, want de Spechten de'en hierGa naar voetnoot445
 
So veel quaats niet, als wel de Bloedt-raadt en het vier.Ga naar voetnoot446
 
De Jongman die is ryck en machtich van Geslachte,
 
Ick heb hem tans ontboo'n, ick ga hem t'huys verwachte.
Eyndt van het Eerste Bedrijf.
voetnoot1
icker: ik erheen
voetnoot4
afgherechter: doortrapte
voetnoot5
lóóslijck: op een valse manier
voetnoot6
sluytse myn voor deur: slaat ze de deur voor mijn neus dicht
voetnoot7
set my tóót op tóót: neemt mij telkens in de maling; pollen: minnaars
voetnoot8
op rollen: op hol, in de war
voetnoot10
myn sinnen zyn ghekeert: ik ben op andere gedachten gekomen
voetnoot11
tocht des herten: hartstocht
voetnoot13
voocht: de baas
voetnoot17
gheplaar: gevlei
voetnoot18
hare schalckheyt: zij met haar sluwheid
voetnoot21
bekollen: beheksen
voetnoot23
beveynsde treken: streken vol geveins
voetnoot24
endelingh: tenslotte
voetnoot25
dewijl: omdat
voetnoot28
veynsen: ontveinzen, verbergen
voetnoot29
sonderlingh: zeer
voetnoot30
seldsaam: vreemd
voetnoot31
raadt en redenlóós: zonder overleg en verstand
voetnoot32
kunst: kundigheid
voetnoot35
rueckelóósheyt slof: achteloze roekeloosheid
voetnoot36
betuetering van wesen: beteuterd erbij staan
voetnoot39
beslepe: ervaren
voetnoot44
op: over; verstueren: kwaad maken
voetnoot45
dulheydt: razernij
voetnoot46
moedt: gemoed
voetnoot48
benaarstighen: nastreven
voetnoot55
dit opset: dit voornemen; billich: met recht
voetnoot57
jonsten: vertoon van genegenheid
voetnoot61
versieren een onschult: een verontschuldiging bedenken
voetnoot63
dweech: weekhartig
voetnoot67
treck: list
voetnoot68
werdt: word
voetnoot69
't wonderlyck verraadt: de buitengewone trouweloosheid; brande: brand
voetnoot72
verwindt: overwint, heeft de overhand
voetnoot73
ick sterf dat ick sie: ik ga met open ogen de ondergang tegemoet
voetnoot74
belul: benul; dat ick doe: wat ik doen zal
voetnoot75
staet af: zie af; vervolch: najagen
voetnoot84
't gheen sy lichtelyck verkoren: waar zij op lichtzinnige wijze voor kozen
voetnoot86
verteert als eyghen erf: opmaakt als was het haar eigen erfelijk bezit
voetnoot90
niet wetende: terwijl hij niet weet
voetnoot91
ick kan gheen wesen houwen: ik raak helemaal van mijn stuk
voetnoot92
slechts alleen: alleen al
voetnoot93
vyer: vuur
voetnoot94
waardy: was je
voetnoot95
sinnen: gemoed, hart
voetnoot97
en krijch ick: krijg ik geen
voetnoot99
meuchdy: kun je
voetnoot104
so los dan varen laten: dan maar zo over mijn kant laten gaan
voetnoot106
als u niet dieper in en gingh: niet dieper raakte dan jou
voetnoot110
spijt: krenking
voetnoot113
uyt trots: om je te grieven
voetnoot114
om lievers wil: ter wille van een meer geliefde
voetnoot115
endt: doel
voetnoot116
ja... best: (ironisch)
voetnoot117
quansuys: zogenaamd
voetnoot118
moytjes: gladweg
voetnoot121
int: indien het
voetnoot123
houwt!: wacht eens; by myn trouwen: op mijn erewoord
voetnoot125
versiert: verzint
voetnoot127
larye: kletsen; trots: zo goed als
voetnoot128
't heeckel-velt... vesten: volksbuurtje tussen Singel en Nieuwezijds Achterburgwal (nu Spuistraat)
voetnoot129
dats nou al eveleens: maar dat doet er niet toe; sechdy reyne biecht: biecht je de zuivere waarheid op
voetnoot130
soo: dan; en: maar (ik zal)
voetnoot132
als: toen
voetnoot133
vertrock: nl. in 1567; bloedt: familieleden
voetnoot135
soob'ren staat: armoedige situatie; dat: toen
voetnoot137
Don: Spaanse edelman; lóósen ouwden guyt: slimme oude schelm
voetnoot139
soomen daar riep: zoals men daar verkondigde; wel loff'lyck: op zeer eervolle wijze
voetnoot141
fransoysche sieckt: syfilis; quellingh vande Maagh: een maagkwaal
voetnoot143
ick ben niet sekers vroeder: preciezer weet ik het niet
voetnoot145
bescheyt: informatie; staat: stand, maatschappelijke positie
voetnoot152
brochtse op: voedde haar op
voetnoot153
hadtse... besint: hield bepaald heel veel van haar
voetnoot155
byster garen: bijzonder graag
voetnoot157
seecker verdragh maackten: een relatie begon met
voetnoot158
voor leggher lagh: als handelsagent gevestigd was
voetnoot159
een Oosterlingh: iemand uit het Oostzeegebied
voetnoot160
hier tróónd: hierheen meelokte
voetnoot163
doen: toen; Ruyter: (zee)rover
voetnoot164
bloet: kerel
voetnoot165
had de Muts op myn: was gek op mij
voetnoot167
't sint: nadien
voetnoot168
mocht u niet ontbeeren: kon niet buiten je
voetnoot172
verborghentheen so grondich te beveelen: mijn geheimen geheel en al aan je toe te vertrouwen
voetnoot173
huel: toevlucht, troost
voetnoot174
dien oydt... veyl: voor wie steeds het meest de weg naar mijn hart openstond
voetnoot176
't ingewant: mijn binnenste; deet: deden het; Bus-poer: buskruit
voetnoot178
Sulpher-stock: zwavelstok
voetnoot179
't vernuwen: het opnieuw op te halen
voetnoot180
myn tróóst: mijn lief
voetnoot181
Queen: oud wijf
voetnoot182
ja kóópje geen glas?: ja geloof het maar!
voetnoot184
nevens myn groene sy: naast mij, als jouw geliefde; pleghen: plachten
voetnoot187
doe: toen; onder allen: onder de bedrijven
voetnoot188
verwonnen vande vaack: door slaperigheid overmand
voetnoot189
narm: arm
voetnoot191
tochten: lusten
voetnoot193
so niet; of: maar niet zodanig of
voetnoot196
eens: ooit wel
voetnoot197
also! liech al voort: wel ja, lieg maar door
voetnoot198
daert: terwijl het
voetnoot199
gherammel: geleuter
voetnoot200
daar jy... steecken: waar je je verhaal zo-even afbrak
voetnoot201
wel ymmers hóórt dan toe: luister dan tenminste; bevoer: verliep
voetnoot203
somen: zoals men
voetnoot204
droes: duivel
voetnoot205
voor eerst: aanvankelijk; so nam hy 'twicht wel waar: zorgde hij goed voor het meisje
voetnoot206
onghevaarlyck: ongeveer
voetnoot208
hier van onderwaarich: hieraan onderhevig
voetnoot209
alst minst haer is van noot: als het voor hen het minst noodzakelijk is
voetnoot215
onderrockje: hemdje
voetnoot217
scharep: nauwlettend
voetnoot218
luer: prul, vod
voetnoot219
brayde: vlocht
voetnoot222
ach armen niet en beet: helaas geen zier
voetnoot224
vernoegen: bevredigen
voetnoot225
denckt: bedenkt
voetnoot226
volbrenght hy met een set om: krijgt hij in een wip voor elkaar wanneer het gaat om
voetnoot227
ghelyckmen Nóóm: zoals mijn oom
voetnoot228
dit lieve Lam: nl. het Haagse meisje
voetnoot229
recht als AEsopus hondt: net als de hond uit de fabel van Aesopus
voetnoot230
om de schijn van 't gróót: omdat het (spiegelbeeld in het water) groter leek; verloos: verloor
voetnoot232
Barbaren: de bewoners van Barbarije, d.i. Noord-Afrika
voetnoot234
paartsche slaverny: slavernij als van paarden
voetnoot236
Farnabock: Pernambuco (Brazilië); verhoolen: verborgen
voetnoot237
Kraack: (groot) schip
voetnoot238
Jan gatten: sukkels; dier: die zich
voetnoot240
star - te schieten: op de sterren hun positie te bepalen
voetnoot241
wasser: was hun
voetnoot243
ruekeloosen: gewetenloze
voetnoot244
guyts: schurken; schuymers: zeerovers
voetnoot245
hem: nl. de Kraack; legghen... ter zyen in: geven hem dwarsscheeps de volle laag
voetnoot247
verlaan: volgeladen
voetnoot249
gepluystert: leeggeroofd; geplockt: geplukt
voetnoot250
te mang'len en besteen: te ruilen en uit te geven
voetnoot251
Specken: Spanjaarden; boeten: vrij kopen
voetnoot252
het Grauw: het tuig; spoeldese de voeten: gooide ze in zee
voetnoot257
noch leet hy nieten mydt: toch liet hij nog niets los
voetnoot258
voorste duym: het voorste stuk van zijn duim
voetnoot259
spuyten: spoot
voetnoot260
Spaensche kluyt: zilveren munt van 52 stuivers
voetnoot261
Schieman: tweede bootsman (d.i. de oorlochs-boef uit vs. 257); met gemack: goedschiks
voetnoot263
dan: maar; voort best: voor je bestwil
voetnoot265
hiel luchtigh: zonder enig probleem
voetnoot266
schaft ter handt: afgeeft
voetnoot268
grootmoedigh: dapper
voetnoot270
wroegt: geeft wroeging
voetnoot271
strepen: striemen
voetnoot272
myn - so byster heb vergrepen: zo'n erge wandaad heb begaan
voetnoot274
ghedocht: gemeend; uyt ickers giericheydt: uit een duivelse begerigheid
voetnoot278
schier alliens: bijna om het even
voetnoot279
deylt: verdeelt
voetnoot282
nóóm: oom
voetnoot283
tommelt: tuimelt, wisselt
voetnoot284
vlack: precies
voetnoot285
boelschap: minnaar
voetnoot288
tot een wellekom: als geschenk bij zijn terugkeer
voetnoot290
soo quam hy op zyn Paart: toen werd hij razend; haast: licht
voetnoot291
om lueren en sueren: om beuzelingen
voetnoot292
hem - gaat verstueren: zich gaat opwinden
voetnoot293
mis-verstandt: domheid; daar soo op siet: daar zo'n punt van maakt
voetnoot297
in dese meeningh hier: hier met de bedoeling
voetnoot299
dan: maar
voetnoot300
de Dochter: het meisje
voetnoot303
tóchtich: vol wellust
voetnoot304
dringhert: doordrijver
voetnoot308
sulcx: nl. dat ik een tijdje met hem omga; besond're reden: afzonderlijke redenen
voetnoot309
myn suster was gheacht: werd beschouwd (d.w.z. ook door mij) als mijn zuster
voetnoot310
ten andren: ten tweede
voetnoot311
soo ick an haar kon raken: als ik haar kon krijgen
voetnoot312
met wedergheven: door haar terug te bezorgen; mochte: zou kunnen
voetnoot313
vriendtschap: verwanten; met weldaadt: door deze goede daad
voetnoot317
maackt: speel
voetnoot318
zyn daghen: van zijn levensdagen; soo snóóden vondt: zo'n doortrapt verzinsel
voetnoot320
beken ick door de tijdt: leer ik kennen naarmate de tijd verstrijkt
voetnoot321
dubble reen van onschult: onoprechte verontschuldigingen
voetnoot322
te blauw: niets waard
voetnoot325
opghequeeckt: opgevoed; ontróckt van: afgepakt door
voetnoot326
die ghy't garen weer onttróckt: aan wie jij het graag weer afhandig zou maken
voetnoot327
Maachschap: familie; vrinden: verwanten
voetnoot328
duecht: weldaad; te verbinden: aan je te verplichten
voetnoot329
versieringh: verzinsel; dan daar toe maar beleydt: maar alleen erop gericht
voetnoot330
onnooselheydt: argeloosheid
voetnoot331
het gheleent ghelaat: het onechte, gespeelde gedrag; ghesplete minne: gedeelde liefde
voetnoot332
waar zyn u sinne: waar is je verstand?
voetnoot333
besluyt: heeft gesloten
voetnoot334
bloedt: sukkel
voetnoot335
doch... slijten: maar mooi verbloemd om jou zonder ruzie te lozen
voetnoot336
jonst: genegenheid
voetnoot337
onthaal: nl. van de kapitein; 'k en doe: dat doe ik niet
voetnoot338
bet: beter; vertrouwdy myn dat toe?: acht je mij daartoe in staat?
voetnoot339
yeuwerts: ergens
voetnoot340
hoe macht u van u hart: hoe kun je het over je hart verkrijgen
voetnoot342
waardert: lieverd
voetnoot344
souse weeren: zou die (nl. die óórsprongh) van je afweren
voetnoot345
dat u 't harte sluyt: dat je hart zich (voor gevoelens) afsluit
voetnoot346
u druck overspruyt: je verdriet ook mij aansteekt
voetnoot347
pracchen: smeken, bedelen
voetnoot348
so sekers: ja, zo is het goed; eens: één keertje
voetnoot351
alsulcken: zo'n
voetnoot352
houwen: achten
voetnoot354
meerder jonst: meer liefde
voetnoot356
begheven: in de steek laten
voetnoot358
uyt valsheyt... lust: meer uit vervloekte valsheid dan uit een verliefd verlangen
voetnoot359
helsche treck: duivelse list
voetnoot360
daar - met: waarmee; schendich: schandelijk
voetnoot361
tot dit weyfelen beroert: bewogen tot deze onstandvastigheid
voetnoot363
't gheender tijdt: op geen moment; uyt u sin: uit je hart
voetnoot367
lustigh: fraai
voetnoot368
versien: voorzien; neffens: in vergelijking tot
voetnoot369
heerlijck mocht komen uyt: schitterend voor de dag kon komen
voetnoot370
die int sluyten... was: die bij het afsluiten van het kasboek een flink tekort liet zien
voetnoot371
de stadts Speel-lieden: de stadsmuzikanten
voetnoot373
vereert met: geschonken
voetnoot375
Siserandt: halssieraad
voetnoot377
sulckx: zoiets; kent: erken 't
voetnoot379
leven sal met vriendelycke Vrouwen: hoe men moet omgaan met vrouwen die mannen van hun ‘vriendschap’ laten genieten
voetnoot382
met lust om docht: verlangend naar uitzag
voetnoot384
Moris: negerin; belóópen: gevonden
voetnoot387
op nu: nu meteen
voetnoot388
te tróónen: op de troon te zetten, (of:) binnen te lokken
voetnoot389
ghewaant: gemeend
voetnoot390
bestellen: regelen; so: zoals; vermaent: verhaald
voetnoot391
te ontsmeken: door smeken afhandig te maken
voetnoot393
ick vollich u ghebien: volg ik jouw bevelen
voetnoot395
van harten: uit het hart, oprecht
voetnoot398
al ree: reeds; omgheset: veranderd
voetnoot402
swaarheydt: zwarigheden
voetnoot403
souwde warden: zouden worden
voetnoot405
of etc.: of... (Ritsart valt haar in de rede)
voetnoot407
dan: d.i. na die twee dagen
voetnoot408
noch met hem gecken: alsnog de draak met hem steken
voetnoot409
wert: wordt
voetnoot411
speel-genooten: makkers
voetnoot412
gaan tijen op: vertrekken naar
voetnoot413
haast: misschien; lichtlyck henen springt: vlot voorbijvliegt
voetnoot414
tot de wil: om te voldoen aan de wil
voetnoot415
de Swart: het moortje; gelyck het is besteecken: zoals is afgesproken
voetnoot418
yet sonders: iets bijzonders
voetnoot419
dan... tegenwoordich: behalve dat, als je in aanwezigheid bent van die korzelige prikkelbare en gemelijke kerel (nl. de kapitein),
voetnoot421
van hem scheydt: je van hem afwendt
voetnoot423
siet: zorg
voetnoot425
in my hoopt: je hoop op mij gevestigd houdt
voetnoot426
by-wesen: bijzijn
voetnoot427
door myne Jonsts vernuwen: door je mijn liefde voor de geest te halen
voetnoot428
wert: wordt
voetnoot429
Moy-Aal: (alleen)
voetnoot430
bondigher: standvastiger
voetnoot431
als die: dan die van zulke
voetnoot433
ik bender so niet an: zo staat het niet met mij; vroom: deugdzaam
voetnoot434
eerlyck: fatsoenlijk
voetnoot435
leydt - en spartelt: ligt te spartelen, komt voortdurend bij mij op
voetnoot437
al 'tgeender: alles wat er
voetnoot439
vernemen na 'tGeslacht: inlichtingen in te winnen over de familie
voetnoot440
en dat sy malkander so wel swemen: en omdat zij (het meisje en haar broer) zoveel op elkaar lijken
voetnoot441
of: van
voetnoot445
siet om: namelijk met het oog op; de Spechten de'en hier: de Spanjaarden deden hier (in Amsterdam)
voetnoot446
het vier: de brandstapels

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken