Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Historische grammatica van het Nederlands (1987)

Informatie terzijde

Titelpagina van Historische grammatica van het Nederlands
Afbeelding van Historische grammatica van het NederlandsToon afbeelding van titelpagina van Historische grammatica van het Nederlands

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.69 MB)

XML (0.82 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

monografie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Historische grammatica van het Nederlands

(1987)–Cor van Bree–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 78]
[p. 78]

12 De klanken in zwak geaccentueerde syllaben

12.1. De oudgermaanse wetten voor zwak geaccentueerde syllabe

Het feit dat in het Ggm. het hoofdaccent op de eerste syllabe kwam te liggen, had belangrijke gevolgen voor de vocalen en soms ook voor de consonanten in de zwak geaccentueerde syllaben. Zo werd bijv. de ogm. acc. sg. * đăǥăn ‘dag’ via *dăǥă, met op het eind waarschijnlijk nog een genasaleerde vocaal, tot owgm *dăǥ (in het Gotisch daǥ). We moeten voor de zwak geaccentueerde syllaben met allerlei gevallen van syncope en apocope rekening houden en met veranderingen die vaak verschillend zijn geweest van wat in geaccentueerde syllaben pleegde te gebeuren. Doordat de meeste klanken waar het hier om gaat, in het Ndl. niet meer terug te vinden zijn, gaan we op deze veranderingen hier niet verder in. Zie echter 12.2.

12.2. De syncopewet van Sievers

De syncopewet van Sievers luidt: in een vroeg stadium van het Owgm. wordt de korte vocaal van een middensyllabe gesyncopeerd wanneer de voorafgaande stam lang is, d.w.z. er vindt syncope plaats wanneer de korte middenvocaal voorafgegaan wordt door een korte vocaal + 2 consonanten of een geminaat, een lange vocaal of diftong + 1 consonant en verder ook wanneer er meer dan één syllabe voorafgaat. Geen syncope vindt dus plaats na korte vocaal + 1 consonant of na lange vocaal danwel diftong zonder volgende consonant. Vgl. de volgende vormen:

got. kannjan (inf.) ggm. *kannjan mnl. kennen
got. kannida (praet.) ggm. *kanniđa mnl. kande

In de tweede vorm wordt de korte ĭ gesyncopeerd; de stamsyllabe is immers lang: korte vocaal + geminaat. De syncope van Sievers vindt plaats vóór de in 14.1 behandelen i-Umlaut (van ă tot ĕ onder invloed van de ĭ in de volgende syllabe): vandaar mnl. kande en niet kende. In kannjan kàn onder invloed van de j, die niet gesyncopeerd wordt, wèl i-Umlaut plaatsvinden: vandaar mnl. kennen. De mnl. afwisseling kennen - kande, met resp. ĕ - ă, moet dus aan de syncopewet van Sievers worden toegeschreven. Naast kande komt overigens de analogische vorm kende voor. Als part. praet. vinden we

[pagina 79]
[p. 79]

zowel ghekent als ghekant; ghekent kan uit de onverbogen vormen worden verklaard (vgl. de got. vorm kanniþs nom. sg. masc.), ghekant uit de verbogen vormen, waarin syncope plaatsvindt (vgl. got. kannidis, owgm *kannides (zonder Umlautsfactor in de derde syllabe!) gen. sg. masc.). Ghekent/ ghekant vormen dus een zgn. doublet.

Andere gevallen zijn (telkens met een stam op nn of nd): mnl. sende - sande/sende - ghesant/ghesent; zo ook rennen, wenden, schenden. Rennen en kennen hebben nu alleen nog maar vormen met ĕ; zenden en schenden zijn sterk geworden (klasse 3, type binden). De sporen van de syncopewet van Sievers vindt men nog duidelijk in het Duits: vgl. kennen - kannte - ge - kannt enz.

We geven tenslotte nog een voorbeeld van een nomen: owgm. *hairĭrŏ (oorspronkelijk een comparatief bij een adj. *hair, vgl. heer(lijk) en du. hehr ‘verheven’) > *hêrro (Sievers!) > *hêro > mnl. here > nnl. heer ‘seigneur’.

OPM. 1 Ten onrechte sprak men vóór de ontdekking van de syncopewet van Sievers t.a.v. vormen als kande van Rückumlaut, alsof de Umlaut in een dergelijke vorm weer te niet gedaan zou zijn.

OPM. 2. Op de syncopewet van Sievers bestaan nogal wat uitzonderingen: vgl. bijv. hengst uit ggm. *hăngĭstă-. Hier is de ĭ kennelijk niet vroeg gesyncopeerd, waardoor i-Umlaut kon optreden.

12.3. Latere ontwikkelingen

Voor de ontwikkeling vanaf het Onl. zijn de volgende ontwikkelingen van belang:

1.het ontstaan van een sjwa oftewel reductievocaal ǝ: vgl. bijv. got. bindan, tuggo, diupei, nemun, gibiþ met mnl. binden, tonge, diepe ‘diepte’, nemen, gevet.
2.syncope van reductievocalen en andere elementen: mnl. (hi) cussedese > (hi) cussese; nnl. politie > pǝlisie > plisie.
3.apocope van sjwa: mnl. sonne > nnl. zon, mnl. (ic) geve > nnl. (ik) geef. Dit verschijnsel komt niet in het hele taalgebied voor, nl. niet in de zuidwestelijke en noordoostelijke gebieden (zie kaarten 3 en 4). Er zijn vele uitzonderingen, die aan diverse oorzaken kunnen worden toegeschreven: vermijding van homofonie of polyfunctionaliteit (vgl. aarde tegenover aard; de verleden tijd maakte tegenover de tegenwoordige tijd maakt); betekenisdifferentiatie (wijze ‘manier’ tegenover wijs ‘melodie’, in het Mnl. beide wise); versteend of archaïsch taalgebruik (vgl. er is sprake van; juridische termen als boete en getuige); ontlening: aan het Frans de aanduiding met -ǝ van vrouwelijke persoonsnamen als in agente naast agent, aan het Duits substantieven op -name, -lage en -gave als toename, toelage en uitgave. Dat in het geval maakte vermijding van polyfunctionaliteit inderdaad
[pagina 80]
[p. 80]


illustratie
KAART 3


een rol gespeeld heeft, blijkt uit nnl. moest, wist enz. waarin de apocope wèl heeft plaatsgevonden: mnl. moeste, wiste.
4.de apocope van n: mnl. lopen > nnl. lope; mnl. tongen > nnl. tonge. De n-apocope is niet thuis in het zuidwesten en het noordoosten van het taalgebied (zie kaart 4). De uitspraak met -n buiten deze gebieden moet aan invloed van het schriftbeeld worden toegeschreven. Heel gewoon is de -n in bijv. eten-en-drinke, om een hiaat te voorkomen. Hoort de -n tot de stam van het woord, dan treedt minder vaak apocope op: vgl. nnl. regen. Bij de n van een werkwoordelijke stam blijft de apocope zelfs geheel achterwege: (ik) reken.
OPM. Synchroon kan men eten-en-drinke zien als een geval waarin een onderliggende n niet wordt geapocopeerd of waarin een n wordt geïnserteerd. Voor het laatste pleit dat zo'n hiaatdelgende n ook verschijnt waar hij historisch gezien niet aanwezig was: vgl. ik hoorde-n-em ‘ik hoorde hem’.
[pagina 81]
[p. 81]


illustratie
KAART 4 Isoglossen in Midden-Nederland (naar Kloeke 1954)
1. klaver/klever
2. ladder/leer
3. big/keu
4. neerkauwe/eerkauwe
5. tarwe/weit
6. nieuw/nei
7. nagel/negel
8. sneeuw/snee
9. huis/huus
10. oud/old
11. lope/lopen
12. bed/bedde


[pagina 82]
[p. 82]
5.optreden van svarabhaktivocalen (maar niet in het noordoosten) tussen l of r en een labiaal of velair: vgl. kalm, stolp, elf, kalk, walg; zwerm, dorp, erf, kerk, erg. Soms kan wat synchroon voor het mod. Ndl. als een svarabhaktivocaal moet worden beschouwd, historisch gezien een oude vocaal blijken te zijn: vgl. melk met got. miluks.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken