Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Historische grammatica van het Nederlands (1987)

Informatie terzijde

Titelpagina van Historische grammatica van het Nederlands
Afbeelding van Historische grammatica van het NederlandsToon afbeelding van titelpagina van Historische grammatica van het Nederlands

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.69 MB)

XML (0.82 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

monografie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Historische grammatica van het Nederlands

(1987)–Cor van Bree–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 86]
[p. 86]

14 GGM. ă

SCHEMA:



illustratie
1 = i-Umlaut
2 = rekking


14.1. Gemeengermaans > Nederlands

De ggm. ă, waarvoor het Gotisch representatief is, correspondeert in het Nederlands over het algemeen met een ă (1), een ā (2), een ĕ (3) of een ē (4). Spellingen resp. <a>, <a/aa>, <e> en <e/ee>. Vgl.:

1 got. dags - nnl. dag
2   dagos -   dagen
3   wandjan -   wenden
4   fani     veen (mnl. vene)

We bespreken eerst de gevallen (1) en (2). In dagen (2) heeft in het Onl. rekking plaats gevonden: de ă is in open syllabe met hoofdaccent gerekt tot ā. In dag (1), met gesloten syllabe, bleef de vocaal ongerekt. (Voor dialectklanken voor ā zie 20.3.). Dat de rekking Onl. is, dus reeds een feit was aan het begin van de schriftelijke overlevering, blijkt hieruit dat in het Mnl. door rekking ontstane vocalen rijmen op vocalen die van oorsprong lang zijn: hane (rekking) op wane (van ouds lang); vgl. got. hana en wens. In vandaag (mnl. vandage) is de rekkingsvocaal door sjwa-apocope in een gesloten syllabe komen te staan.

Om wenden te verklaren hebben we de klankwet van de i-Umlaut nodig. Die vond plaats in het Owgm. en hield in dit geval in dat de ă van de stam tot ĕ is geworden onder invloed van de j in de volgende syllabe: de articulatie-plaats van de stamvocaal heeft zich gewijzigd in de richting van die van de

[pagina 87]
[p. 87]

j, de Umlautsfactor (palatalisatie). De Umlautsfactor j is al vóór het Mnl., dus in het Onl., verdwenen. In veen, mnl. vene (4) hebben als klankwetten i-Umlaut en rekking gewerkt. Eerst werd in de owgm. periode door i-Umlaut de stamvocaal ă tot ĕ, nu onder invloed van de ĭ als Umlautsfactor (vgl. got. fani). Vervolgens trad in het Onl. rekking in open syllabe met hoofdaccent op van ĕ tot ē. De Umlautsfactor ĭ vinden we in het Mnl. door reduktie als een sjwa terug: vene. Door apocope van de sjwa is de gerekte vocaal later in een gesloten syllabe komen te staan, vgl. mnl. vene met nnl. veen.

De ĭ-Umlaut werd verhinderd door lange velaire fricatief χχ en door de combinatie stemloze velaire fricatief χ + t: vgl. osa. hlahhian (<hh> = χχ) - ndl. lachen (met later verkorte stemloze velaire fricatief); het suffix-achtig; machtig tegenover amechtig ‘buiten adem’ (mnl. ‘machteloos’) uit het Limburgs-Brabants, waar vóór χt wél i-Umlaut is opgetreden.
OPM. Naast veen (mnl. vene) staat ven (mnl. venne). In de laatste vorm was door zgn. jod-geminatie (zie 31.2) een gesloten syllabe ontstaan waardoor geen rekking kon optreden. Veen/ven is een doublet: veen is uit de nom. en acc. te verklaren (got. fani), ven uit de gen. en dat. (got. fanjis). Er is later betekenisdifferentiatie opgetreden.

14.2. Secundaire ontwikkelingen

1.ĕ > ĭ
Door i-Umlaut ontstane ĕ kan in het Mnl. vóór nasaal + consonant (waaronder ook nasale geminaat, die dubbel gespeld wordt: <nn>) of vóór lange l <ll> ĭ worden: verminken uit owgm. *-mănkjăn, afgeleid van *mănk-, leenwoord uit het Lat. (mancus); bil, mnl. bille uit owgm. *băllĭ-, verwant met ndl. bal; kinnen naast kennen, vgl. got. kannjan. Vgl. ook zilt in 26.
2.ĕ > ei.
Umlauts-ĕ vinden we in het Mnl. en Nnl. vóór nasaal + dentaal soms als ei terug: einde naast ende (got. andeis) en heinde (in van heinde en ver) uit mnl. (ghe)hende uit owgm. *hăndĭ bij hand (‘wat bij de hand ligt; dichtbij’). Ook in leenwoorden vinden we vóór nasaal + dentaal ĕ wel als ei terug: peinzen naast (mnl.) pensen uit lat. pensāre; veinzen naast (mnl.) venzen uit lat. fingere ‘verzinnen’; mnl. veinster naast venster uit lat. fenestra.
3.De klankgroepen ăǥĭ, ĕǥ en ĭǥĭ
In het Owgm. wordt de klankgroep ăǥĭ door i-Umlaut om te beginnen tot ĕǥĭ. Daarna palataliseert in het Onl. de ǥ tot j met als eindresultaat een ei. Zo hoort bij zeggen uit owgm. *săǥjăn zeide uit owgm. săǥĭđă. Naast zeide (met d-syncope zei), dat vooral westelijk (ingweoons) is, komt in het Mnl. meer oostelijk seghede voor, met i-Umlaut en rekking. Voor gezeit tegenover gezeet (met syncope van ǥ) uit owgm. *-săǥĭþ- zie kaart 5. Gezegd is een analogische vorm van de schrijftaal, later ook van de standaardtaal.
[pagina 88]
[p. 88]


illustratie
KAART 5


Deze ontwikkeling doet zich ook voor in vormen met oude ĕ (ĕǥ > ei): breien via breiden (met d-syncope) uit owgm. *brĕǥđăn; zeil uit owgm. *sĕǥl (ohgd. seǥal). Ook ĭǥĭ wordt tot ei: owgm. *lĭǥĭþ > mnl. (hi) leit ‘ligt’.

14.3. Alternanties en gelijkmakingen

Duidelijke sporen van de rekking vinden we nog in de nnl. alternanties bij de meervoudsvorming van substantieven: dag - dagen, gat - gaten enz. In andere gevallen zijn de alternanties door paradigmatische gelijkmaking verdwenen: getal - getallen (vgl. echter nog ten getale van); tam - tamme (mnl. nog wel tame). Meestal wint de vocaal van de onverbogen vorm, maar dat is niet altijd het geval: vgl. met betekenisdifferentiatie staf - staven naast staaf - staven.

Ontstonden er in de flexie naast elkaar vormen met en vormen zonder i-Umlaut, dan vond er gewoonlijk gelijkmaking plaats. Vgl. got. gasts/gasteis (i-stam) - du. Gast/Gäste - nnl. gast/gaste(n). Verder got. dragan/dragiþ - du. tragen/(er) trägt - nnl. dragen/(hij) draagt. Daartegenover den met ĕ

[pagina 89]
[p. 89]

i.p.v. ă, terwijl een Umlautsfactor ontbrak; vgl. du. Tanne. Dit woord heeft zich aangepast aan het stoffelijk bijv.nw. mnl. dennen uit owgm. *dănnīn-. Bewaard is de Umlautsalternantie nog in bijv. hand - behendig, land - belendend. In steden bij stad heeft zowel i-Umlaut als rekking plaatsgevonden (uit een ggm. vorm *stădĭ-).

14.4. Gemeengermaans < Oerindoëuropees

De ggm. ă gaat op drie oeride. vocalen terug; deze oorsprongen illustreren we met de volgende voorbeeldreeksen:

1 got akrs lat. ager gr. agros skrt. ajra(s)
2   ahtáu   octō   oktō   aṣṭāu
3   fadar   pater   patē̍r   pita̍r

In geval (1) is een oeride. vorm met ă gereconstrueerd: *a̍ĝros; in geval (2) met een ŏ: *o̍k̂tō(u) ‘twee viertallen’; in geval (3), het geval met skrt. i, met een ǝ, het ‘sjwa indogermanicum’: *pǝtē̍r. Ggm: ă gaat dus terug op oeride. ă, ŏ of ǝ; in het Ogm. moet samenval van deze klanken hebben plaatsgevonden, waarschijnlijk in eerste instantie in een klank tussen ă en ŏ in: å.. Zoals men aan de voorbeelden kan zien, is het Latijn representatief voor de oeride. ă en ŏ, maar niet voor de oeride. ǝ. (Let in het geval *pǝtē̍r op de accentuering, die we nog in het Grieks en het oude Sanskrit terugvinden.)


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken