Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Historische grammatica van het Nederlands (1987)

Informatie terzijde

Titelpagina van Historische grammatica van het Nederlands
Afbeelding van Historische grammatica van het NederlandsToon afbeelding van titelpagina van Historische grammatica van het Nederlands

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.69 MB)

XML (0.82 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

monografie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Historische grammatica van het Nederlands

(1987)–Cor van Bree–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 118]
[p. 118]

21 GGM. ē

Schema:



illustratie

21.1. Gemeengermaans > Nederlands

De ontwikkeling van ggm. ē (waarvoor het Got. representatief is: her ‘hier’) gaat blijkens het schema via een diftongische tussentrap in het Owgm.: ië. Deze tussentrap is overigens per dialect verschillend geweest: vgl. ohgd. hiar. Voor het Onl. vinden we iǝ; het Mnl. heeft als spelling <ie> voor waarschijnlijk nog iǝ. Er vindt dus samenval plaats met iǝ uit ggm. ĕŏ (zie 19.2) en met zuidwestelijke iǝ uit ggm. ĭŭ (zie 19.4). De ontwikkeling via een diftongische tussentrap ië of ia geldt echter niet voor de kustdialecten; daar heeft de overgang in de onl. periode rechtstreeks van ē tot ī (iǝ?) plaatsgevonden. Het mod. Ndl. heeft ī <ie>. Ook het Du. heeft ī: hier.

OPM. 1. In het Got. vindt samenval plaats van ggm. ē en ggm. ε̄ in ē althans vóór consonant (zie 20.1).

OPM. 2. In een geval als mnl. miede is de ē (>iǝ) ontstaan uit ggm. *mĕzdō met syncope van z (of r uit z: zie 31.5.6) en rekking van de vocaal; vgl. du. Miete en got. mizdo met bewaarde z.

21.2. Leenwoorden uit het Lat. of het Oudfrans

Behalve in een aantal van oorsprong germaanse woorden moeten we de ontwikkeling van een oude ē tot iǝ aannemen voor twee groepen leenwoorden uit het Lat.:

1. lat. bēta - ndl. biet
    Graecus -   Griek

(In Graecus moet de klankwaarde van <ae> niet meer ai maar al ē geweest zijn.)

[pagina 119]
[p. 119]

2. lat. brĕve - ndl. brief
    spĕgulum     spiegel

(De ontwikkeling van ĕ via ē tot iǝ kan voor een deel in het Oudfrans hebben plaatsgevonden.)

In een latere ontleningsfase gaat de lat. ē in owgm. ī over, die in het Ndl. behalve vóór r diftongeert tot ei <ij> (zie 22.1):

3. lat. crēta - ndl. krijt
    saeda (ē) -   zijde
    poena(ē) -   pijn (mnl. pine)
    fēriari -   vieren

Bij nog latere ontlening vinden we de lat. ē en de lat. ĕ (de laatste in open syllabe) in het Ndl. (ook Mnl.) als ē terug:

4. lat. bēta - ndl. beet(wortel)
    spegulum - spegel

Bij de bestudering van dergelijke leenwoorden uit het Lat. of het Oudfrans moeten we rekening houden met:

1.verschillende lat. leenwoorden naast elkaar, bijv. met korte en lange vocaal: regula - rēgula; alleen de laatste vorm kan mnl. rigel opleveren.
2.vulgair-lat. (dus niet klassiek-lat.) vormen als saeda (klassiek-lat. saeta) en spegulum (klassiek-lat. speculum).
3.ontlening in verschillende perioden (zie boven).
4.de weg der ontlening, mondeling of schriftelijk: gevallen 1, 2 en 3 tegenover 4.

21.3. Gemeengermaans < Oerindoëuropees

De oorsprong van de ggm. ē is een beroemd probleem in de oudgermanistiek, dat we hier niet zullen behandelen. Voor meer informatie verwijzen we naar de bibliografische aantekeningen.

De ggm. ē moet in ieder geval goed gescheiden worden van de in het vorige hoofdstuk besproken ggm. ε̄. In de oude historische grammatica wordt de ε̄ wel als e1 en de ē als e2 aangeduid. Deze terminologie is goed beschouwd onjuist, omdat de zgn. e1 helemaal geen ē-klank is geweest. Voor het Got. zou men de termen nog op diachronische gronden kunnen handhaven: letan met e1, d.w.z. ē uit ggm. ε̄, her met e2, d.w.z. ē uit ggm. ē. Synchroon was er in het Got. echter sprake van één foneem /ē/.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken