Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Historische grammatica van het Nederlands (1987)

Informatie terzijde

Titelpagina van Historische grammatica van het Nederlands
Afbeelding van Historische grammatica van het NederlandsToon afbeelding van titelpagina van Historische grammatica van het Nederlands

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.69 MB)

XML (0.82 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

monografie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Historische grammatica van het Nederlands

(1987)–Cor van Bree–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 129]
[p. 129]

24 GGM. ō

Schema:



illustratie

24.1. Gemeengermaans > Nederlands

De klankwaarde van ggm. ō is waarschijnlijk nogal open geweest: ɔ̄. Deze klank vinden we in het Got. vóór vocaal terug; overigens heeft het Got. een gesloten vocaal ō. Illustratief is de afwisseling stojan ‘richten’ - stáúa ‘rechter’ en ‘gerecht’. Het Got. is dus ten dele representatief. We vergelijken nu de volgende got., ohgd. en ndl. woorden:

got. broþar ohgd. bruodor ndl. broeder
  sokjan   suohhen   zoeken
  bloma   bluoma   bloem

We constateren dat ggm. ō in het Ndl. altijd als ū (kort) <oe> wordt teruggevonden (vóór r lang). Deze ontwikkeling (vgl. de parallellie met ggm. ē; zie 21.1) heeft waarschijnlijk evenals in het Ohgd. via een diftongische tussentrap plaatsgevonden: owgm. uo. Voor (het oudste) Mnl. doen we er goed aan nog een diftong uǝ aan te nemen. De spelling <oe> kan zijn ontstaan aan zo'n diftongische tussentrap te danken hebben, maar het is ook mogelijk dat <e> als een verlengingsteken moet worden opgevat. De ontwikkeling via diftongen, die per dialect verschillend was, geldt echter niet voor de kustgebieden, waarvoor we nog lang ō moeten aannemen: vgl. mnl. spellingen als nomen ‘noemen’, ropen ‘roepen’, rode ‘roede’, die daar rechtstreeks in een ū-klank overging. De <ou>-spelling, die vooral in vlaamse teksten optreedt, kan al in de richting van een ū-klank wijzen. Vgl. in de Walewein: bouc, plouch, roupen, behouf. Deze <ou>, die alleen vóór labiaal of velair optreedt, vertegenwoordigt in deze tekst dan dezelfde klankwaarde als de <ou> van bijv. cout, waarin het hedendaagse Westvlaams nog steeds ū heeft evenals in ploeg enz. Een andere mogelijkheid is dat de <ou>-spelling op een

[pagina 130]
[p. 130]

ou-diftong wijst, die dan later in het Westvlaams ū geworden is. In de posities vóór dentaal ontwikkelde zich een diftongische klank uǝ <oe>; vgl. nog het hedendaagse Westvlaams.

Voor een deel van het 17e-eeuwse Hollands moeten we een oe-achtige klank aannemen vóór labiaal of velair; in andere posities werd een ō-klank uitgesproken. In sommige dialecten is het precies andersom geweest: de meer gesloten klank vóór dentaal, de meer open vóór labiaal en velair. De grammaticus Séwel (1708) vermeldt nog dat veel Rotterdammers kookje zeggen in plaats van koekje. Later vielen de beide varianten in de hedendaagse ū-klank samen. De oude ō verdwijnt dus, maar de plaats daarvan wordt ingenomen door het samenvallingsprodukt van de vocaal, ontstaan door rekking van ŭ of ŏ, en de vocaal uit ăŭ (zie 16.2 en 18.1). De oude ō wordt ū en neemt zo de plaats in van de oude ū, die we door palatalisering en/of diftongering als ȳ, ɔei of ou terugvinden (zie 23.1 en 23.3).

24.2. Dialectische verschillen

In de oostelijke helft van het taalgebied komt i-Umlaut van owgm. ō voor met als resultaat ø̄: greun voor groen (vgl. osa. grōni), zeuken voor zoeken (vgl. osa. sōkian). Deze ø̄ vinden we op de Veluwe en in de Achterhoek en Twente. In streken waar de overgang van ō tot uǝ eerder plaats vond dan de i-Umlaut, is het resultaat ȳ via yǝ: gruun, zuken. Dergelijke streken zijn Brabant, de Betuwe, de Lijmers, Drente. Het Duits heeft ook ȳ: vgl. grün; suchen vertoont, wellicht onder invloed van de velair, de Umlaut niet. Ook voor oost-mnl. (bijv. brabantse) teksten moeten we met deze Umlaut rekening houden: vgl. spellingen als <gruene> en <suete> met waarschijnlijk yǝ door i-Umlaut uit uǝ. Zie kaart 13 en 18.

24.3. Gemeengermaans < Oerindoëuropees

We vergelijken de volgende twee woorden met lat. en griekse:

1. got. broþar lat. frāter gr. phrātēr
2.   bloma   flōs   -

In geval 1 is voor het Oeride. een ā gereconstrueerd, waarvoor het Lat. en het Grieks, althans een bepaald grieks dialect, representatief zijn. In geval 2 is als oeride. klank ō aangenomen, waarvoor het Lat. weer als representatief kan gelden. Oeride. ā en ō vallen in het Ogm. samen in ō, een klank die nogal open moet zijn geweest, aanvankelijk zelfs å̄, later in het Ggm., ɔ̄. De open klank vinden we in het Got. nog vóór vocaal terug (zie 24.1).

[pagina 131]
[p. 131]


illustratie
KAART 13
Karte 21 (Frings 1944)



Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken