Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Historische grammatica van het Nederlands (1987)

Informatie terzijde

Titelpagina van Historische grammatica van het Nederlands
Afbeelding van Historische grammatica van het NederlandsToon afbeelding van titelpagina van Historische grammatica van het Nederlands

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.69 MB)

XML (0.82 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

monografie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Historische grammatica van het Nederlands

(1987)–Cor van Bree–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 260]
[p. 260]

Bibliografische Aantekeningen

Gotisch. Een uitvoerige grammatica: Braune 1966. Een beknopte nederlandse grammatica: J.W. de Vries 1982. UItgave van de gotische bijbeltekst met gotisch-duits-grieks glossarium: Streitberg 1965. Over de morfologische eenvoud in het Gotisch: Van Bree 1995 en Van Coetsem 1997. Voor de oorsprong van de goten zie Kortlandt (2001), die een meer zuidelijke herkomst aanneemt.

 

Algemeen. Een algemene inleiding in de theorie en de methodologie van de historisch-vergelijkende taalwetenschap is Van Bree 1990. Het belangrijkste handboek nog altijd: Van Loey 1970 (‘Schönfeld’) met ook een gedeelte over de woordvorming en met uitvoerige bibliografische aantekeningen. Verder Van der Meer 1927 met een klankleer waarin anders dan in Schönfeld uitgegaan wordt van de modern nederlandse klank en vandaar teruggekeken naar het oude Germaans. Ook wordt expliciete aandacht besteed aan de klankontwikkelingen in leenwoorden uit het Frans, Duits, Engels en Maleis. Voor leenwooorden uit het Latijn zie Royen 1954 en recent Van der Sijs en Engelsman 2000. De Vooys 1967 (klankleer, woordleer, woordgroepsleer, syntaxis) is primair gericht op het moderne Nederlands maar geeft ook historische achtergronden. Een structuralistisch opgezette historische klankleer is Goossens 1974; ook Van Loon 1986 is alleen aan de historische klankleer gewijd. Een uitvoerige klank- en vormleer, met ook uitvoerige bibliografische aantekeningen, bevat Van Bree 1977. Voor een breder publiek, met klankleer, vormleer, syntaxis, woordenschat, is Van der Sijs 2005 geschreven.

Algemene taalgeschiedenissen (ook extern) zijn De Vooys 1952, Geerts 1975, Van der Horst en Marschall 1989 (beknopt), De Vries, Willemyns en Burger 1993 (voor een breder publiek), Van der Wal en Van Bree 1992, Van den Toorn, Pijnenburg, Van Leuvensteijn en Van der Horst 1997 (zeer uitvoerig) en Janssens en Marynissen 2003 (speciaal voor studenten Nederlands extra muros). Over het Nederlands in Vlaanderen: Willemyns 2003. De veranderingen in de 20e eeuw worden besproken in Van der Horst en Van der Horst 1999. Speciaal over de geschiedenis van de nederlandse taalkunde: Bakker en Dibbets 1977. Zie Van Haeringen 1960 voor een stand van de neerlandistiek met hoofdstukken over de studie van het Nederlands in verschillende fasen, over Nederlands en vreemde talen, en over speciale onderwerpen: diftongeringen, Ingweoons en pronominale problemen. Een moderne opvolger daarvan is Smedts en Paardekooper 1999.

Een inleiding in de indo-europese taalwetenschap is Beekes 1990. Hierin ook latere inzichten in verband met de Germaanse Klankverschuiving. De belangrijkste etymologische woordenboeken zijn: Van Wijk 1912 (‘Franck-van Wijk’), met het supplement van Van Haeringen (1936), Jan de Vries 1971, De Vries/De Tollenaere 1983 (beknopt) en Philippa, Debrabandere en Quak 2003 (in vier à vijf delen te verschijnen).

Over de geschiedenis van de spelling zie De Vooys 1940, De Vooys 1952 (passim), Damsteegt 1976, Booij, Hamans e.a. 1979 en Molewijk 1992.

 

Dialecten. Voor de nederlandse dialecten in het algemeen: Weijnen 1966, en speciaal voor de klankleer: Weijnen 1991. Voor de hollandse dialecten zijn te raadplegen: Heeroma 1935, Kloeke 1950, Daan en Heeroma 1965, Heeroma 1968 en Van Bree 2004. Laatstgenoemd boekje is verschenen in de reeks Taal in stad en land (Van der Sijs 2002-2005), waarin 27 boekjes over verschillende dialecten verschenen zijn. Voor de overgang van het Hollands naar de noordoostelijke dialecten: Kloeke 1954. Voor de zuidelijke dialecten o.a. Taeldeman 1978. Een dialectatlas bij de historische klankleer is Daan en Francken 1972-1977. Recent verscheen in vier delen (drie banden) de FAND: de Fonologische Atlas van de Nederlandse Dialecten (Dewulf, Goossens, Taeldeman en Verleyen 1998-2005). Intussen is ook het eerste deel van de MAND verschenen, de Morfologische Atlas van de Nederlandse Dialecten (De Schutter, Van den Berg, Goeman en De Jong 2005).

 

[pagina 261]
[p. 261]

Oudgermaans. Voor de oudere stadia van het Germaans: o.a. Krahe 1969, Van Coetsem 1970 en Van Coetsem en Kufner 1972. Voor de historische grammatica van het met het Nederlands nauw verwante Duits: Van Raad en Voorwinden 1973. Een uitvoerige vergelijking van Duits en Nederlands is Draye 1984.

 

Oudnederlands. Over het zinnetje hebban olla vogala handelt Caron 1963. Over de context waarin het ontstaan is, Van Oostrom 1993. De Grauwe (2004) oppert de mogelijkheid dat het niet een oudnederlands maar een oudengels zinnetje zou kunnen zijn. Sanders 1972 gaat over de psalmen. Een uitgave daarvan is Cowan 1957, maar zie ook Gysseling 1980. Een recente inleiding in het Oudnederlands is Quak en Van der Horst 2002. Over het ontstaan en de vroegste ontwikkeling van het nederlandse taallandschap handelt Buccini 1995.

 

Ingweoons. Zie o.a. Frings 1944 en Heeroma 1965. Een overzicht van de problematiek van het Ingweoons geeft Van Bree 1997. Over het ontstaan van het Fries en het Hollands: Bremmer 1997.

 

Herkomst van het Standaardnederlands. Zie bijv. Weijnen 1974, maar zie nu ook het uitvoerige werk van Van der Sijs (2004). Hierin worden vraagtekens geplaatst bij de veronderstelde zuidelijke invloed (vooral bij die via de immigranten) op het ontstaan van de standaardtaal en wordt herhaaldelijk met nadruk gewezen op de invloed vanuit het oosten (het Duits).

 

Speciale onderwerpen. Verspreide onderwerpen op het gebied van de historische klank- en vormleer in Van Haeringen 1949 en 1962: de d-syncope, overgang van d in j, de sjwa-apocope, de ‘taaie levenskracht’ van de sterke werkwoorden, de meervoudsvorming, de klanken van het Middelnederlands.

Over de Auslautswetten in het Germaans: Boutkan 1994. Over de sjwa-apocope: Marynissen 2004, over sjwa-apocope en sjwa-paragoge: Marynissen 2004a. Voor de diftongeringsproblematiek: Kloeke 1927 (samenvatting in Kloeke 1926), verder Hellinga 1968, Morciniec 1970, Caron 1971, 1972 en 1975, Hamans 1979 en Stroop 1981. Zie nu ook Van Reenen 1990 en 2005. Voor de woorden met vanouds lange of gerekte aa: Kloeke 1933. Over de ontwikkeling van oudgermaanse ai en au resp. Van Leuvensteijn 1997 en 2005. Over de ie/ui-wisseling Van Reenen 1995. Voor de Umlautsalternaties en het verdwijnen ervan in het Nederlands: Goossens 1975. Over het ontbreken van de i-Umlaut bij de lange vocalen: Van Loon 1995. Over ronding en ontronding: Taeldeman 1994.

Over de Auslautsverscherping: Van Bree 2003. Over de h-loosheid in dialecten: Scholtmeijer 1997 en De Wulf 2003. Over de d-syncope: Zonneveld 1978. Over d-epenthese: Taeldeman en Verleyen 1997. Over de r-metathesis: Van Loon 1999 en 2000. Over ontwikkelingen in clusters van het type hand, kant enz. zie Hinskens en Van Oostendorp 2004.

Voor het systeem van de sterke werkwoorden, speciaal de reduplicerende werkwoorden, en in verband daarmee de oorsprong van de zogenaamde e2: Van Coetsem 1964 en latere publicaties van deze auteur, in het biezonder Van Coetsem 1982. Over de ontwikkeling van de sterke werkwoorden in het Duits en het Nederlands: Hempen 1988. Voor de herkomst van het dentaalsuffix bij de zwakke werkwoorden: Tops 1978. Voor de prefixloze voltooide deelwoorden in het Middelnederlands: Berteloot 2004. Over kennen/kunnen en liggen/leggen: Stroop 2005.

Over de meervouds-s (die volgens haar op ontlening aan het Engels zou kunnen berusten): Philippa 1981 en 1982. Zie echter ook Bremmer 1989 en De Schutter 1998. Voor de meervoudsvorming in de dialecten: Goossens 1987. Over de verandering in de flexie van het substantief in het 13e-eeuwse Middelnederlands: Marynissen 1995. Over het verdwijnen van de genitief: Weerman en De Wit 1998. Voor de geschiedenis van de aanspreekvormen: Van Haeringen 1960 blz. 104 e.v., verder nog Paardekooper 1969 en 1987-1988. Recent is Vermaas 2002 met biezondere aandacht voor de ontwikkelingen in de 20e eeuw. Voor de geschiedenis van de genera: Geerts 1966 en Maljaars 1979. Over het regionaal voorkomen van het/ons bruin paard: De Rooij 1980. De verklaring van de moderne enclitische vormen -die/-tie is afkomstig uit Van den Toorn 1959; de ‘andere’ verklaring van het (40.7) uit Koelmans 1075.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken