Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Altijd weer vogels die nesten beginnen. Geschiedenis van de Nederlandse literatuur 1945-2005 (2016)

Informatie terzijde

Titelpagina van Altijd weer vogels die nesten beginnen. Geschiedenis van de Nederlandse literatuur 1945-2005
Afbeelding van Altijd weer vogels die nesten beginnen. Geschiedenis van de Nederlandse literatuur 1945-2005Toon afbeelding van titelpagina van Altijd weer vogels die nesten beginnen. Geschiedenis van de Nederlandse literatuur 1945-2005

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (11.24 MB)

Scans (24.28 MB)

ebook (11.42 MB)

XML (2.23 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

studie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Altijd weer vogels die nesten beginnen. Geschiedenis van de Nederlandse literatuur 1945-2005

(2016)–Hugo Brems–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 13]
[p. 13]

Vooraf

De titel van dit boek, Altijd weer vogels die nesten beginnen, is vanzelfsprekend een allusie op het mythische begin van de Nederlandse literatuur, ‘hebban olla vogala nestas hagunnan hinase hic enda thu’. Maar tegelijk is hij ook een lichte variant op een vers van Gerrit Kouwenaar, ‘altijd die vogels die nesten beginnen-’. Dat is het slotvers van het gedicht ‘binnen’ uit het bundeltje Het bezit van een ruïne, dat verscheen naar aanleiding van Gedichtendag 2005, helemaal aan het einde van de hier behandelde periode. Het einde schijnt het begin te weerspiegelen, maar dat is inderdaad schijn: de Nederlandse literatuur heeft wel een begin, maar geen einde. Altijd komen er weer nieuwe vogels die nesten beginnen.

 

Dit boek is een geschiedenis van de Nederlandse literatuur vanaf 1945 tot 2005. Zoiets bestond nog niet. Het vierdelige Handboek tot de geschiedenis der Nederlandse letterkunde van G.P.M. Knuvelder, waarvan de vijfde, geheel herziene druk verscheen tussen 1970 en 1976, stopt in 1916. De aanvulling erop, zijn Handboek tot de moderne Nederlandse letterkunde uit 1954, loopt niet verder dan het prille begin van de Vijftigers. In 1990 publiceerde Ton Anbeek zijn Geschiedenis van de Nederlandse literatuur tussen 1885 en 1985, in 1999 herwerkt als Geschiedenis van de literatuur in Nederland, 1885-1985. De eerste veertig jaar van de naoorlogse literatuur in Nederland worden er op een synthetische wijze beschreven in een kleine honderd bladzijden, helemaal vanuit het perspectief van normverandering. Dat levert boeiende en inspirerende inzichten op, maar laat ook veel onbesproken.

De meest recente en tegelijk merkwaardigste poging om tot een geschiedenis van de hele Nederlandse literatuur te komen was Nederlandse literatuur, een geschiedenis, dat in 1993 verscheen onder hoofdredactie van M.A. Schenkeveldvan der Dussen. In een serie van 151 korte hoofdstukjes van verschillende auteurs, telkens opgehangen aan een significante datum, wordt de hele geschiedenis

[pagina 14]
[p. 14]

doorlopen. De grote verdienste van Nederlandse literatuur, een geschiedenis was de veelzijdigheid van de aanpak. Voor het eerst werd in een overzichtswerk de literatuur niet enkel beschreven als een verzameling van teksten, oeuvres en stromingen, maar was er ook aandacht voor het literaire bedrijf, voor lezers en voor de plaats van literatuur in de samenleving. Maar tegelijk weigerde het boek - deels principieel, deels uit noodzaak - om die losse beschouwingen tot een samenhangend verhaal te maken.

In Altijd weer vogels die nesten beginnen is een poging ondernomen om veelzijdigheid en samenhang met elkaar te verzoenen. De veelzijdigheid ervan zit zowel in wat hier verstaan wordt onder ‘Nederlands’ als onder ‘literatuur’. Het gaat over de Nederlandstalige literatuur van Nederlanders, Vlamingen, schrijvers uit voormalig Nederlands-Indië, uit Suriname en de Antillen, mannen en vrouwen, prozaschrijvers en dichters, schrijvers voor volwassenen en voor kinderen, autochtonen en allochtonen. Dat is een keuze die uitgaat van de overtuiging dat de Nederlandstalige literatuur één geheel is, zonder daarom ook op voorhand aan te nemen dat zij een homogeen geheel zou zijn. In de behandeling van dat geheel komen zowel de eigen accenten en de specifieke maatschappelijke inbedding als de onderlinge samenhang tot uiting. Overeenkomsten en verschillen zijn dus geen uitgangspunt van de beschrijving, maar juist het voorwerp ervan.

Literatuur wordt hier in de ruimst mogelijke zin opgevat: teksten, auteurs, stromingen en tendensen, opvattingen en normen, maar ook de manier waarop literatuur gemaakt, verspreid, verkocht, gepromoot, gesteund, beoordeeld en gelezen wordt. Dat brengt mee dat er aanzienlijk meer dan in eerdere literatuurgeschiedenissen aandacht is voor de rol van literaire tijdschriften, literaire kritiek, manieren van uitgeven, boekhandels, subsidies van de overheid, tot en met recente fenomenen als festivals, stadsdichters en literatuur op internet. Literatuur is geen vanzelfsprekendheid met een onveranderlijke essentie, afgescheiden van de wereld daarbuiten. Daarom gaat er ook ruim aandacht naar de verschuivende grenzen ervan en naar de verwevenheid van literatuur met andere kunsten, met maatschappelijke en politieke ontwikkelingen, en naar de manier waarop de Nederlandse literatuur functioneert in een veranderende samenleving.

In dit boek is een poging ondernomen om die veelheid en verscheidenheid onder te brengen in een chronologisch en thematisch samenhangend verhaal. Dat is noodzakelijk een verhaal waarin nu eens de ene verhaallijn de overhand krijgt, dan weer de andere. De ene keer komen literaire werken als protagonisten naar voren, de andere keer poëticale opvattingen of veranderingen in de samenleving, of uitgevers en media. Soms speelt het verhaal zich hoofdzakelijk in

[pagina 15]
[p. 15]

Nederland af, soms in Vlaanderen of in overzeese gebieden. Maar altijd is ernaar gestreefd om de interactie tussen de verhaallijnen, de personages en de plaatsen nader te belichten.

Ieder verhaal is niet enkel een constructie achteraf en daardoor een vertekening van de werkelijkheid zoals zij zich heeft voorgedaan, het wordt ook gestuurd door eerdere verhalen. Die eerdere verhalen over de literatuur van de laatste zestig jaar zijn creaties van de auteurs zelf, van de literaire kritiek en van schrijvers van overzichten en geschiedenissen. Wij zijn ervan uitgegaan dat die verhalen zelf ook weer deel uitmaken van het verleden. Wij hebben ze daarom tegelijk gereproduceerd én ontmanteld door te laten zien hoe en waarom ze tot stand gekomen zijn en wat de mogelijke alternatieven zijn. Ieder verhaal ontwikkelt gaandeweg ook zijn eigen dynamiek, die de schrijver ervan op sleeptouw neemt, met het risico dat sommige voorvallen niet meer verteld kunnen worden omdat ze niet in de gang van het verhaal passen.

Dat heeft zijn weerslag op de structuur van dit boek. Om te vermijden dat de periode tussen 1945 en 2005 zou worden verdeeld volgens zogenaamd significante breukmomenten (de doorbraak van een stroming, de oprichting van een belangrijk tijdschrift, een geruchtmakend manifest, enzovoort) en daardoor al te zeer de bestaande beelden zou kopiëren, is gekozen voor een andere, volstrekt neutrale indeling. In zes hoofdstukken, die ieder tien jaar omvatten, worden de chronologische ontwikkelingen beschreven. Die strakke structuur wordt slechts één keer onderbroken, in een onderdeel dat een van de markantste aspecten van de naoorlogse Nederlandse literatuur beschrijft: de doorwerking van de Tweede Wereldoorlog tot heden. Tussen die lange hoofdstukken ligt telkens een korte dwarsdoorsnede, van de jaren 1945, 1955, 1965, 1975, 1985 en 1995. Daarin ligt de klemtoon niet op ontwikkelingen, maar op diversiteit en gelijktijdigheid. De dwarsdoorsneden bieden tevens de mogelijkheid om kwesties die in het chronologische verhaal moeilijker aan bod konden komen, toch ter sprake te brengen. Dat alles wordt voorafgegaan door een proloog over een boek dat helemaal aan het begin staat: Mijn kleine oorlog (1947) van Louis Paul Boon. In de bespreking van dat ene boek wordt de toon van het vervolg gezet doordat zowel tekst als context ter sprake komen. Belangrijke motieven, zoals de tegenstelling tussen ethiek en esthetiek of de vraag hoe een versplinterde werkelijkheid kan worden weergegeven, komen er voor het eerst aan de orde. Zij worden leidmotieven in het hele boek.

 

Zonder hulp en steun was Altijd weer vogels die nesten beginnen nooit voltooid. Mijn dank gaat uit naar de Nederlandse Taalunie, die gul financiële middelen ter beschikking stelde om mij gedurende enkele jaren vrij te stellen van een

[pagina 16]
[p. 16]

gedeelte van mijn leeropdracht. Ik dank ook de kuLeuven, in het bijzonder de Faculteit Letteren, omdat zij het wetenschappelijke en culturele belang van deze onderneming hebben begrepen en die vrijstelling hebben toegestaan. De hoofdredactie en de leden van de raad van advies dank ik voor hun morele steun, voor de talrijke kritische opmerkingen en suggesties, voor de boeiende discussies en voor hun vriendschap. Zonder hen was dit boek armer geweest.

 

Leuven, 3 juni 2005


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken