Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Leven van Sinte Christina, de wonderbare. In oud-Dietsche rijmen, naer een perkementen handschrift uit de XIVde of XVde eeuw (1850)

Informatie terzijde

Titelpagina van Leven van Sinte Christina, de wonderbare. In oud-Dietsche rijmen, naer een perkementen handschrift uit de XIVde of XVde eeuw
Afbeelding van Leven van Sinte Christina, de wonderbare. In oud-Dietsche rijmen, naer een perkementen handschrift uit de XIVde of XVde eeuwToon afbeelding van titelpagina van Leven van Sinte Christina, de wonderbare. In oud-Dietsche rijmen, naer een perkementen handschrift uit de XIVde of XVde eeuw

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.21 MB)

ebook (3.81 MB)

XML (2.08 MB)

tekstbestand






Editeur

Jan-Hendrik Bormans



Genre

poëzie

Subgenre

heiligenleven


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Leven van Sinte Christina, de wonderbare. In oud-Dietsche rijmen, naer een perkementen handschrift uit de XIVde of XVde eeuw

(1850)– Broeder Geraert–rechtenstatus Auteursrechtvrij

In oud-Dietsche rijmen, naer een perkementen handschrift uit de XIVde of XVde eeuw


Vorige Volgende

Hier na volght wie dat si doet was.

 
Hier na gevielt so met Gods gracien,
 
dat si haer so uffende in contemplacien,
 
dat si daer af wart so cranc,
 
dat si daer na starf eer iet lanc.
195[regelnummer]
Doen leidmen den lichame in midden al doet;
 
de vriende, de sustre, maecten groet
[Folio vir]
[fol. vir]
 
seer, ende weenden te vollen genoech.
 
Men droechse ter kerken des morgens vroech:
 
ende doen men de messe sanc voer hare,
200[regelnummer]
stont op de lichame in de bare,
 
ende vloegh opte balken staen
 
van der kerken, also saen
 
als enech vogel gevlieghen mocht daer.
 
Ende als de liede dies worden gewaer,
205[regelnummer]
die daer waren, so vlouwenghe gemene,
 
sonder die oudste suster allene
 
bleef daer met anxte te haren onwille;
 
ende Kerstine, si bleef daer al stille
 
toet dat de messe ut was bracht.
210[regelnummer]
Doen dwancse de priester metter cracht
 
dies sacraments, dat si daer neder
 
van den balken moest comen weder.
 
Sulke liede lieten verstaen
 
dat haer geest had aengedaen
215[regelnummer]
sodeneghe suptijlheit, dat hi niet wale
 
en const geliden sonder quale
 
den roke van den minschleken lichamen.
 
Doen leiddenghe haer sustre te hueswert te samen,
[Folio viv]
[fol. viv]
 
ende vermaectenghe ende dedense eten.
220[regelnummer]
Doen wouden haer geesteleke vriende weten,
 
ende gincghen toet haer, ende vreeghden hare,
 
wat si gedoeght hadde ende wiedwijs datd ware.
 
‘Ik zalt u,’ sprac si, ‘laten verstaen
 
wat ic daer sach: want also saen
225[regelnummer]
als ic gevaren was van ertrike,
 
so namen die ingele van hemelrike
 
mijn ziele, ende voerdenghe haesteleke
 
op een stat, die was so vreseleke
 
ende so donker, dat datd nieman
230[regelnummer]
met tonghen niet wel vertellen en can.
 
Die tormente die ic sach daer,
 
si waren so gruwelec vreselec swaer,
 
datd te vertellene were te groet.
 
Ic sach daer vele liede doed,
235[regelnummer]
die ic wel kinde hier in ertrike;
 
ende als ic de zielen so iammerlike
 
sach quellen, ontfarmes der herten mijn,
 
ende vreeghde wat stede dat mocht sijn:
 
ic peinsde dat datd de helle ware.
240[regelnummer]
Doen andwerdden mijn leidere mi oppenbare
[Folio vijr]
[fol. vijr]
 
dat datd seker ware tfeghvier,
 
daer si haer sunden in arnden, die hier
 
haer penitentie nien voldeden,
 
ende daer vore daer de pine leden.
245[regelnummer]
Van daer so vuerdenghe mi ter hellen,
 
daer ic de gene sach iammerlec quellen,
 
die ic oec levende kinde wijlneer.
 
Dat seer ginc boven alle seer.
 
Daer na was ic in hemelrijc geleid,
250[regelnummer]
ten trone der godleker maiesteid;
 
ende als ic sach dat hem mijn Here
 
verblijdde schagen mi so sere,
 
so ward ic boven al verblijd,
 
ende peinsde, dat ic sonder tijd
255[regelnummer]
Met hem soud bliven euwelek’.
 
Doen seide mijn Here: ‘sekerleke
 
utenemende suete vriendinne mijn,
 
ghi selt hier namaels met mi fijn;
 
maer nu so geve ic u den core,
260[regelnummer]
ende legh u tehant hier twe dinc vore:
 
acht nu te blivene hier met mi,
 
ocht weder ten lichame te kerene, daer ghi
[Folio vijv]
[fol. vijv]
 
in uwen gewareghen sterfteken lichame,
 
selt liven, sonder sijn selfs mesquame,
265[regelnummer]
pine der zielen, die onsterfteke
 
es; ende daer met sekerleke
 
so seldi verlossen de zielen al,
 
die ghi saghe ind jammerlec dal
 
dies veghviers, die u soe sere ontfarmden
270[regelnummer]
ende so ontfarmeleke carneden.
 
Ende met exemple us levens, seldi
 
vele liede die leven bekeren tot mi,
 
die haerre sunden felen af staen;
 
ende als ghi al dit hebt ghedaen,
275[regelnummer]
so seldi keren, mijn dochter scone,
 
toet mi ten euweleken lone.’
 
‘Doen antwerdic al onberaden weder,
 
dat ic op dese voerwerde hier neder
 
gerne woude weder keren op derde.
280[regelnummer]
Doen, sonder merre, als mijn antwerde
 
gehoerd hadde mijn vriendelec Here,
 
so warst hem daneleke alte sere,
 
ende geboed dat men soud weder
 
mijn ziele vueren ten lichame hier neder.
[Folio viijr]
[fol. viijr]
285[regelnummer]
Nu siet ende merct wie snel dat waren
 
tons Heren gebode die ingelsche scaren:
 
op die ure dat men voer mi
 
sprac in de messe dierste Agnus Dei,
 
so was mijn ziele voer den trone
290[regelnummer]
der godleker maiesteit claer ende scone;
 
ende als si dat derde Agnis Dei seiden,
 
so ward mijn ziele al sonder beiden
 
gevuert te minen lichame sciere.
 
Dit was temale de maniere
295[regelnummer]
dat ic van ertrike henen sciet
 
ende dat ic weder quam, anders niet;
 
ende op dat de liede betren haer leven,
 
so ben ic hen weder te troeste gegeven.
 
Nu en ontsiet u niet, wat ghi
300[regelnummer]
siet ocht hoert hier na van mi;
 
want dat God met mi werken sal,
 
dat sal sijn boven verstennes al,
 
ende dies gelijcs en wart gesien
 
noyt onder sterflec minschen gescien.’
305[regelnummer]
Dit hoerden haer vriende ende wonderde hen sere,
 
ende wachten met wondre na dees mere.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken