Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Spraakkunst van het hedendaagsche Spaansch. Deel 1 (1946)

Informatie terzijde

Titelpagina van Spraakkunst van het hedendaagsche Spaansch. Deel 1
Afbeelding van Spraakkunst van het hedendaagsche Spaansch. Deel 1Toon afbeelding van titelpagina van Spraakkunst van het hedendaagsche Spaansch. Deel 1

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.77 MB)

ebook (2.90 MB)

XML (0.43 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

taalkunde/algemeen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Spraakkunst van het hedendaagsche Spaansch. Deel 1

(1946)–Johan Brouwer–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 1]
[p. 1]

Eerste les.
Het lidwoord.

Het bepalend lidwoord (el artículo definido of determinado) is in het Spaans voor manlijke zelfstandige woorden el, meervoud los, en voor vrouwelijke zelfstandige woorden la, meervoud las, behalve voor de vrouwelijke woorden die met a of ha beginnen en daarop de klemtoon hebben, bijv. ave vogel, hambre honger, águila arend. Deze hebben in het enkelvoud el (afkorting van het vroegere ela) en in het meervoud las. Dit geldt niet voor bijvoeglijke naamwoorden die met een beklemtoonde a of ha beginnen, bijv. la áspera estación het ruwe jaargetijde.

 

Het lidwoord van onbepaaldheid (el artículo indefinido of indeterminado) is in het Spaans voor het manlijk un (meervoud unos met de betekenis enige, verscheidene), voor het vrouwelijk una, behalve voor woorden als ave, hambre, águila welke un hebben, meervoud unas.

 

Het Spaans heeft geen onzijdige woorden zoals het Nederlands, bijv. het boek, het licht. Onzijdig zijn in het Spaans slechts de zelfstandig gebruikte bijvoeglijke naamwoorden, en deze hebben het lidwoord lo, hetwelk uiteraard geen meervoud heeft. Bijv. lo bueno het goede, lo malo, het slechte.

 

Het gebruik van het lidwoord verschilt enigszins in het Spaans en in het Nederlands. In het Spaans plaatst men het lidwoord van bepaaldheid voor titels, bijv. la reina Isabel koningin Isabella, el conde Carlos de Azores graaf Karel van Azores, el doctor Fernández dokter F. Ook staat het in de omgangstaal voor de voornamen van vrouwen en meisjes, la Panchita. Verder voor stofnamen en abstracte zeifst. nmwr. bijv. el hierro es pesado ijzer is zwaar, la bondad es rara goedheid is zeldzaam.

 

Het lidwoord van bepaaldheid staat in het Spaans niet als het zelfst. nmwr. reeds voldoende is bepaald, bijv. San Pedro de heilige Petrus, fué a misa, a capitanía hij ging naar de mis, naar het hoofdkwartier. Het gebruik van het onbepaalde lidwoord is in het Spaans beperkter dan bij ons, omdat het zijn betekenis als telwoord sterker heeft bewaard. Het staat bijv. niet voor aanduidingen van nationaliteit, bijv. Juan es español Jan is een Spanjaard, en vrijwel nooit na een ww. met een

[pagina 2]
[p. 2]

ontkenning. Zelfstandig gebruikt is de ml. vorm uno, dan telwoord dus, één. Bijvoorbeeld: ¿Tienes coche? Heb je een auto? Si, tengo uno, nuevo zeker, ik heb (er) een, een nieuwe.

Voorbeelden

el padre de vader meervoud los padres
la madre de moeder meervoud las madres
el perro de hond meervoud los perros
el aveGa naar voetnoot1) de vogel meervoud las aves
lo bueno het goede  
un hombre een man, een mens  
unos hombres enige mannen  
una mujer een vrouw  
un águila een adelaar  

De voorzetsels de en a worden met het manlijk artikel el samengetrokken tot del en al.

 

Het meervoud van de zelfstandige naamwoorden wordt in het Spaans aangegeven door toevoeging van s of es. De zelfstandige naamwoorden die op een klinker eindigen krijgen gewoonlijk s, die welke op een medeklinker eindigen gewoonlijk es (zie vgl. les).

Het bijvoeglijk naamwoord voegt zich in geslacht en getal naar het woord waar het bij hoort. Het vrouwelijk wordt bij een aantal bijvoeglijke naamwoorden aangegeven door de uitgang a, bijv. bueno, buena, buenos, buenas (zie les III).

Woordenlijst

el padre de vader
el hermano de broer
el médico de dokter
el alcalde de burgemeester
el jefe de chef
el transeúnte de voorbijganger
el empleado de beambte
el maestro de onderwijzer
el hijo de zoon
el viajero de reiziger
el viajante de handelsreiziger
el conserje de concierge
la madre de moeder
la hermana de zuster
la mujer de vrouw
la criada het dienstmeisje
la ociosidad de lediggang, het nietsdoen
la casa het huis
la carta de brief
la dirección de directie, het adres
la necesidad de behoefte, noodzaak
el recadero de loopjongen, boodschappenjongen
el jardín de tuin
el tronco de romp, (boom) stam
el cuerpo het lichaam
el cuarto het vertrek (ook

[pagina 3]
[p. 3]

  wel de gehele woning van een flat)
el hayuco het beukennootje
el cristal de (venster)ruit
el sol de zon
el caballo het paard
el enfermo de zieke
el coche het rijtuig, de auto
el ruido het lawaai, het geluid
el consuelo de troost
el mozo de jongeman, de kruier, de kellner
el niño het kind (in het algemeen)
el árbol de boom
el calor de warmte
el alumbrado de verlichting
el vicio de ondeugd
el fruto de vrucht
el día de dag
el mendigo de bedelaar
sano gezond
corto kort
largo lang
duro hard
pesado zwaar
rojo rood
blanco wit, blank
frío koud
húmedo vochtig
contrario tegenovergesteld
pequeño klein
el alimento het voedsel
la cabeza het hoofd
la ropa de kleren, het wasgoed
la oficina het kantoor
la limosna de aalmoes
el agua (v.) het water
el ave (v.) de vogel
el águila (v.) de arend
el hambre (v.) de honger
el haya (v.) de beuk
el haba (v.) de boon
la encina de eik
la patata de aardappel
la abeja de bij
la avellana de noot
la invención de uitvinding
la pierna het been
la niebla de nevel
la harina het meel
la sal het zout
la hoja het blad, de bladzijde
la madera het hout
la parte het deel
la azada de spade, de schop
la piel de huid
la liebre de haas
la fruta het fruit
la noche de nacht
la luz eléctrica het electrisch licht
el animal doméstico het huisdier
molesto hinderlijk
amplio ruim
recto recht
de van
con met
a aan
en in

Oefening 1 A

El padre de Juan es (= is) médico. La madre de Juan es la hermana del alcalde. El empleado entrega (= overhandigt) la carta al jefe. El ruido del coche es molesto. La oficina de la dirección es amplia. El viajero da (=geeft) las maletas al mozo. Los niños juegan (=spelen) en el jardín. El sol es el consuelo de los enfermos. El hijo del conserje es recadero del banco. Los transeúntes dan (=geven) una limosna al mendigo. La encina es un árbol. El calor del sol no (= niet) es molesto. Los cristales del cuarto son (= zijn) pequeños. La piel de la liebre es roja o (= of) blanca. La azada es un instrumento. El águila

[pagina 4]
[p. 4]

es un ave de rapiña. La cabeza, el tronco y (= en) las piernas son partes del cuerpo. Los perros y los caballos son animales domésticos. Unos hombres y unas mujeres hablan (= spreken) en el cuarto del maestro. La necesidad es madre de las invenciones. La niebla es fría y húmeda. El hayuco es el fruto del haya. Las hayas son árboles. El agua es buena. Lo malo es lo contrario de lo bueno. El haba es un fruto.

Oefening 1 B

De broer van Jan is dokter. Het dienstmeisje geeft (= da) het wasgoed aan den concierge. Het hout van de eik is hard en zwaar. Het huis van den burgemeester is wit. De dagen zijn kort. De kruier geeft een koffer aan den handelsreiziger. De lediggang is de moeder van de ondeugden. Het electrisch licht is goed voor (= para) de bomen. De zoon van den dokter is chef van de directie. De aardappel is een gezond voedsel. Noten en bonen zijn goed voor kinderen. Het lawaai van de auto's is hinderlijk in de nacht. De vogel. De vogels. De boon. De bonen. De arend. De arenden. Het goede. Het slechte. De bij. De bijen. De honger. Het paard is een huisdier. Het kind speelt (= juega) met een hond. De verlichting van het huis is goed. De hazen. De voorbijganger geeft aalmoezen aan de bedelaars. De nachten zijn lang en koud. De nevels zijn vochtig. Het huis van den onderwijzer is ruim.

Samenvatting van de les

el enfermo, meervoud los enfermos
la maleta, meervoud las maletas
un hombre, meervoud unos hombres
una casa, meervoud unas casas
el ave, el haba, meervoud las aves, las habas
un ave, un haba, meervoud unas aves, unas habas
lo bueno, lo malo.  

voetnoot1)
Dichterlijk woord, ook gebruikt in de samenstelling ave de rapiƱa roofvogel.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken