Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Tirol (1989)

Informatie terzijde

Titelpagina van Tirol
Afbeelding van TirolToon afbeelding van titelpagina van Tirol

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.43 MB)

Scans (6.99 MB)

ebook (2.83 MB)

XML (0.13 MB)

tekstbestand






Editeur

Ruth Wolf



Genre

proza

Subgenre

reisbeschrijving


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Tirol

(1989)–Carry van Bruggen–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

De slag bij Bergisel

Het is zondag en het regent, het regent al van de vroege morgen af. Laat niemand mij ooit weer over Hollandse regendagen praten - in Tirol voelt men zich amfibie, in Beieren waterdier worden!

Zoëven zijn we thuisgekomen ‘doorweekt gelijk een kinderluur’, om met de Schoolmeester te spreken. We waren er met de knapzak op uit gegaan, hadden vlak bij de stad een ideale picknickplek gevonden, en juist lag alles voor de maaltijd uitgespreid of daar had je het. Redden wat te redden viel en in een draf naar de dichtstbijzijnde tram.

Toch, wat waar is dient vermeld, het wordt hier ook telkens en wonderbaarlijk snel weer goed. Kijk, er blinkt al blauw aan de hemel, schoon de Meraner Platz nog een merenplateau gelijk is... zullen we, met regenjassen aan, gaan wandelen langs de Inn?

Ik kan me aan de Inn niet verzadigen, altijd weer word ik naar dat levende water heengetrokken. Hoe dat woelt, glinstert, zilverblank en groen en grijs, breedgestrekt tussen glooiende grazige oevers. Wel heel vreemd voor het Hollandse

[pagina 20]
[p. 20]

oog; een volkomen onbevaren stroom! Geen zeil, geen jol, geen vrolijk beurtschip, geen rappe motorboot, enkel het water, dravend de Donau tegemoet, als gold het een afspraak om samen zich in de Zwarte Zee te storten.

Daar regent het nu al weer, maar we zouden het panorama kunnen gaan bekijken. We zijn er vlak bij, en het heet het grootste en mooiste ter wereld en het moet bekroond zijn, destijds op de een of andere expositie en de stad zelf exploiteert het, en men ziet er...

Ja, wat men er ziet, dat weet u natuurlijk, lezer, of haal anders fluks uw schoolgeld terug. We zijn toch in de stad, in het land van Andreas Hofer! Alles staat in het teken van Andreas Hofer, en ge kunt noch naar Igls, noch naar Fulpmes gaan, zonder zijn baardig heldengelaat te aanschouwen. Want waar nu het aanvangspunt der bergtreinen is, Bergisel, daar had eens die glorieuze veldslag plaats en daar staat derhalve dat monument...

Toch een kleine geheugenopfrissing nodig? Wel, hij was de grote franc-tireur, die met zijn mannen, Tiroler boeren als hij, Napoleon weerstond in 1809, die werd overwonnen en gefusilleerd... Doch laat ons kort zijn: hij deed precies hetzelfde wat zijn jubelend nakroost in 1914 zo schandelijk van de Belgen vond.

Het is vreemd, moet ik ineens bedenken, terwijl wij, na onze Schilling te hebben geofferd, de houten trap beklimmen - het is vreemd, dat ik nooit eerder in mijn leven een panorama zag. Natuurlijk weet ik, dat Amsterdam er een rijk is (of was?); ik liep er menigmaal langs, maar het kwam evenmin in mij op er binnen te gaan als bijvoorbeeld te leren shimmy-dansen. Doch waar komt men niet toe in een wildvreemde stad op een regen-

[pagina 21]
[p. 21]

achtige zondag. Misschien tot shimmy-dansen, maar zeker tot een panorama.

Zo sta ik dus kinderlijk argeloos en kinderlijk nieuwsgierig tegenover dit oudmodisch vermaak, waar Balzac al de draak mee stak.

Teleurstelling, bijna verontwaardiging, is mijn eerste gevoel als we boven komen. Wel foei, hoe durft men het, in deze bergstad, deze rivierstad, de landgenoot en de vreemdeling op zulke afbeeldingen van rivier en berg te vergasten? Dat grauwe doek - zal dat de illusie van ruimte en verte moeten geven -die gele vegen van brand, die stijve poppen van vechtende mannen? Kan het mogelijk zijn dat zulke schouwspelen mensen trekken, jaren achtereen?

Doelloos drentelen we in de ronde, schemerige ruimte. Dan ineens... Wonderlijk, wonderbaarlijk onbegrensd is toch het menselijk aanpassingsvermogen... we staan getroffen. Wat we voor ons zien, wat we rondom ons zien, het is niet langer doek en verf, het zijn niet langer levenloze, plompe poppen. Daar strekt zich de vlakte, daar rijzen de bergen, daar kronkelt zich de stroom in bochten naar de horizon, in een verschiet, dat een diepte van dagreizen suggereert. En het ganse dal is vervuld van de sombere gloor van de brandende hoeven, van de vlammende bomen. Zie, daar trekken ze op, de Fransen tegen de Tirolers in, en Andreas Hofer zelf staat naast de woning, die zijn hoofdkwartier is, en aan de kant van de weg zit een oude man, gewond, en een meisje laaft hem met wijn. En wij... plankier en leuning zijn vergeten, wij staan er middenin, het is 1809, en dit is de slag bij Bergisel, Andreas Hofer biedt Napoleon het hoofd, het hele dal is vuur en vlam... elke kartel, elke top, elk silhouet laat zich in de rode gloed herkennen.

[pagina 22]
[p. 22]

Is het de onder schijn van onbeholpenheid bedekte kunstvaardigheid van de man die het panorama maakte, of is het dat de mens uit de grofste illusie zich een werkelijkheid weet te creëren, zodra hem de mogelijkheid van vergelijking wordt ontnomen? Met andere woorden: dat we ‘überhaupt’ de kluts kwijtraken, als we niet meer vergelijken kunnen?

Hierover filosoferen we nog, als zich plotseling een vervaarlijk gestommel laat horen. Plankier en leuning dreunen, langs de linkse trap - want men houdt, o ellende, overal in Oostenrijk links; ik verwonder me soms dat ik nog leef - stijgt een vrolijk gezelschap omhoog, welgedane dagjesmensen, de explicateur aan het hoofd.

Ons goed gesternte dankend voor de genoten eenzaamheid, reppen we ons de andere trap af en naar buiten, waar het nog altijd regent, maar ons niettemin het levende daglicht in de ogen klatert, als een schier verblindende vloed van zilveren licht.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken