Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Als ge niet.... dan! (1917)

Informatie terzijde

Titelpagina van Als ge niet.... dan!
Afbeelding van Als ge niet.... dan!Toon afbeelding van titelpagina van Als ge niet.... dan!

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.17 MB)

Scans (13.07 MB)

ebook (3.05 MB)

XML (0.42 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Als ge niet.... dan!

(1917)–Kees van Bruggen–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 99]
[p. 99]

Hoofdstuk XIV

De vlieg... de vlieg nam den geheugenloozen man mede naar een loopgraaf...

Hij ontwaakte er onder de lijken. De groote, slijkige laars van een zwaren voetknecht verpletterde zijn gezicht; op zijn lichaam lagen armen en rompen gestapeld: een bloedige berg, die den adem hem toe-drukte.

Toen hij bewoog, werd alles zwaarder, alsof weer anderen stortten erbovenop. Kluiten aard kwamen met de dooden mee, zij bedolven zijne voeten, hij kon zijn beenen niet meer vrij maken. Met de volle armen - hij lag op den rug - had hij de dooden omvangen en gewrongen van zich af. Telkens kwamen zij koppig terug, als levende logge worstelaars. Hun ledematen drukten zandzwaar aan alle kant, hij kon er zich niet van bevrijden... stroomen zwart bloed dropen over zijn gezicht uit de iedermaal querulant terugkeerende vleeschpoppen.

Wat was dit? - Wat zag hij daar voor zich? - Lag hij daar nog in dien put, geplet onder walgelijke lijken, die stuk gereten en met opene wonden, zijn lichaam beleekten met hun vocht? - Daar sloeg een groote hand klinkend in zijn gezicht, als wierp zich een vechter op hem, en hij weerde zich fel-driftend... hij wentelde zich om... hij tilde zijn rug omhoog om den vijand af te werpen. - Er waren er drie... er waren er zes... wel twintig waren er...! Met hun allen hadden zij zich over hem gestort, worstelden zij met hun opgezette lij-

[pagina 100]
[p. 100]

ven, waaraan honderd armen en beenen uitstaken... Daar bovenop plofte het rulle zand - het was een graf... zij lagen er allen handgemeen, borst aan borst, in te vechten! - Waaròm vochten ze? - Waren zij vijanden? - Wie was die man met de groote van wit nat klevende hand? - Wiens hoofd woelde daar in den slikkerigen grond? - Een kop, een zwarte kop - hij zàg hem - grijnsde met porceleinen tanden. Paars-zwart waren de lippen daaromheen. Waarom drong dit zwarte hoofd zich koppig tegen zijn lendenen, geperst door den harden wil van een bruut?

Zijn torschende rug, den last verwerkend, dreigde opnieuw neer te breken onder 't gewicht. Maar de vleeschmassa begon te wriemen, de lijven lieten elkander, wegglijdend, los, - en ongewacht stond hij vrij, rechtop in den walgelijken hoop!

 

Waar bevond hij zich? Was dat zijn werkelijke toestand? - Of had hij het maar in een vizioen gezien? - Of had hij het wezenlijk eenmaal, in een vroeger oogenblik, belééfd?

Hij tastte langs zijn beenen: het uniformgoed was warm van de zon, onder hem glansde de beek om het indolent-zwierend watergewas voorbij,... de kleine groene vlieg wiegde zich, al strengelende zijn nerveuse pootjes, op een varenblad,... dan schoot ze nogweer omhoog, achtervolgd door haar onrust, zwevende in een spiraal, tot ze als een gouden lichtje stilhangen bleef voor de oogen van den man.

Ja, - het moest een werkelijkheid zijn! Al het

[pagina 101]
[p. 101]

afzichtelijke leefde nogeens voor hem op. Dat eene tergende beest voor zijn oogen, dat beest - het wilde iets van hem... het vervolgde hem tot binnen zijn hersens, - daar vermenigvuldigde 't zich: - drie,... hònderd waren het er - een myriadendrom gonzende glinsterende horzels! Op zilveren vliesjes trilden ze, en trokken kringen, en stonden stil - ze verschoten in de lucht in bezige zwermen - ze zetten zich op de kleederen van de lijken, ze zogen zich vast aan de wonden van de lijken, ze dronken zich vol aan het walgelijke vocht van de lijken, - hij zàg het: ze vraten hun het vleesch van 't gezicht, boorden zich in hun vochtige ooghoeken, wriemden in hun bloederig haar...

Wat wilden deze gouden duivels in het opene graf?

Om zijn levende hoofd, dat niet denken meer kon, leeggeloopen van bloed, wolkten ze in en uit. Hun cirkels trokken ze dichter om hem heen, en in de opening van zijn oor boorde er zich een vast met een gulzigen zoem!

Maar hij moest zich bevrijden van dezen lijkenstapel... de kwellende monsters schudden van zich af! - Wat was er met hem? - Droomde hij maar? Waren dat geen doode verminkte menschen, en waren dat geen vliegen die aasden op hun gif? - en was dit niet de aarden wal waarachter ze - om welke reden dan ook? - zich verscholen hadden om te sterven? - Zijn handen klauwden zich tegen den rullen zandhoop omhoog... hij trad op de lijken en ledematen, die glisten onder

[pagina 102]
[p. 102]

hem voort... Toen overlegde hij, te gaan waar de stapel het hoogst lag, het naast bij den rand... over de ronde rollende koppen, over witte genepen handen, over borsten en ruggen, krakende onder zijn stap, trapte hij zich naar boven,... tot hij vluchten kon, vluchten zonder weet van wat hij zag, wat hij deed, wat hij moest...

Maar de kleine gouden vlieg bleef snorren om zijn hoofd; zijn hersens gingen open, helder licht werd het binnen-in. Hij ook zag nu wat de anderen hadden verhaald: de professor, de apache... een stille glimlach van herkenning beglansde zijn bleek gezicht... legers, die voortrenden door eindelooze vlakten, - en er waren geen wegen meer, overal lagen de bruggen in de rivieren en vaarten die zij overspannen hadden, als verlaten, onbruikbaar kinderspeelgoed. Ze moesten, onder 't rettelen der schietmachines, telkens weder worden opgebouwd,... en de steden stonden leeg, en er was geen graan, geen vee in de velden,... door gebergten ging het, waar de tunnels verstopt, de passen door rots-stortingen toegestulpt lagen,... van de hoogten sprongen, in wijde fonteinen, de zingende granaten omlaag,... waar ze ploften bespatte het bloedend vleesch van honderd menschen de rotsen! - soms, onverwacht, zwond een gelid, dat zingend naar voren drong, in wolfskuilen weg. Gespietst, als vreeselijk stervende insecten aan een speld, hingen hun wringende lijken op de schurkige speer; - dan gromden overal de batterijen, regimenten renden door regens van staalscherven en kogelsproei uit de schietmachines de ver-

[pagina 103]
[p. 103]

nietiging in, regiment achter regiment, - tot het vijfde... het zèsde... het tiènde, òver de lijken - wòn!

 

Waarom dacht hij daaraan? Waarom zoemde die vlieg dat alles in zijn hoofd terug? Waarom bleef het niet liever donker daarbinnen?

Maar als bij een licht dat opengespat was, zag hij de horden zich reppen naar den dood, ongetelde mierenzwermen, die de vernietiging zochten, gedreven door een vreemd instinct. In de lucht, onder den grond, op de rotsen, uit alle bosschen loerden de loopen; uit den hemel zelf borsten-open wolken van gif... bloedloos braken de volle, gespannen levens over de aarde ineen!...

Op heel den tocht had hij ze gezien - ja, dàt moest het zijn - de kleine bronzen vliegen. Vàn de krengen der paarden, die aan den weg bleven liggen, aasden ze naar de versche menschen-wonden. De gekwetsten kwelden ze met hun jeukende steken, hun tergend gezing beangstigde hunnen doodsstrijd, en 's nachts, wanneer de tenten gespannen waren voor de zware, gedrukte rust, onder geschutgebrom en tirailleursvuur, dongen ze treiterend af op den slaap!

Half tusschen droomen en waken, gonsden de vragen door het hoofd van den zittenden man aan de beek, vragen waarvoor hij geen antwoord wist. Ze lagen vooraan in zijn herinnering, als had hij die vragen pas gehoord, en hij nam zich voor, den professor erover te spreken. Voor zichzelf kwam hij er niet uit.

[pagina 104]
[p. 104]

Op dat oogenblik, terwijl hij, vermoeid, napeinzen bleef, zette zich de kleine bruine vlieg nogeens in het lichtrondje op zijn knie, plantte beraden zijn slurfje neer, en stak, zonder zich te haasten, door het laken in het vleesch...


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken