Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De geschiedenis van het huis. Een verhaal van vele avonturen (1929)

Informatie terzijde

Titelpagina van De geschiedenis van het huis. Een verhaal van vele avonturen
Afbeelding van De geschiedenis van het huis. Een verhaal van vele avonturenToon afbeelding van titelpagina van De geschiedenis van het huis. Een verhaal van vele avonturen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.70 MB)

Scans (5.35 MB)

ebook (2.85 MB)

XML (0.22 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De geschiedenis van het huis. Een verhaal van vele avonturen

(1929)–Kees van Bruggen–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 26]
[p. 26]

VI.
Georganiseerd overleg.

Vóór nu iets werkelijks gebeurt, komt de aannemer op de proppen. Men behoeft hem niet te zoeken, hij meldt zichzelf aan. Hij nadert als de brandweer, in een geweld van steigers, ladders, bouwsteenen en troggen kalk.

- Mevrouw....?

- De bakker? - Twee brooden, een beetje knapperig, en....

- Een aannemer, Mevrouw.

Het is de zesde.

- Zeg, dat Mijnheer niet thuis is.

- Heb ik gezegd. Hij wil niet weg. Hij vraagt Mevrouw te spreken.

Josephine is verstoord. Reeds heeft zij de vijf vorige aannemers ontvangen.

- Nu niet. Ik ben in 't bad. Ik heb bezoek. En kort en goed, ik wil hem niet ontvangen. - Wat sta je daar nu, meid?

Egelantine durft niet. Ze durft niet, hij kijkt zoo wild.

[pagina 27]
[p. 27]

En Mevrouw naar de deur om den zesden aannemer te beduiden, dat zij niet thuis is. Er zal een openbare aanbesteding gehouden worden.

- Ik wou toch nog wel even.... dringt de man aan. Wat 'n opdringerig iemand!

En in het zijkamertje doet hij hopeloos uiteen: het hout, de prijs, de afwerking. Ook heeft hij reeds vaak met den architect gewerkt, men begrijpt elkaar.

Doch hij blijkt den architect, dien hij zoo goed begrijpt, bij name niet te kennen.

- Mevrouw....?

- Vier ons kalfsgehakt....

Het is aannemer No. 8. De zevende heeft zich laten afschepen door Egelantine. Nog gloeit de vierde rijksdaalder in haar hand, haar kinnetje van het welwillend beschuitje met suiker. De rol blauwdrukken ligt in de keuken verstoken op de hooge plank - wat moet ze ermee?

 

Een ‘tranche de vie’ is overal hetzelfde: vraatzucht. Waarlijk, Emile Zola overdreef, toen hij daar nog ‘tempérament’ bij wou hebben.

Wat onderscheidde de samenkomst van de wreede aquaria in de rotstuinen van Ile d'Yeu? Hoe al deze diertjes tezamen geschapen waren om op elkander te leven en te teren!

Want ja, waarom zou men den Bouwheer niet met een haai vergelijken, een haai, monsterlijk vet van roof? Of een goedmoedige walvisch, zeekakelobbus,

[pagina 28]
[p. 28]

niet in staat een schelvischje kwaad te doen, overmits zijn keelgat - Jonas en Prikkebeen ten spijt - ternauwernood een haring vermag te slikken? Of wellicht met Neptunus zelf, Neptunus, magnificentelijk zeegod temidden van paaiende sirenen en blazende tritonen, Sanche Pança der zeeën, buik al wat eraan is, met zijn drietandige aalgeer meer belachelijk dan geducht?

En de architect, is hij dan niet een kreeft, prachtig, geducht, onverschrokken gepantserd in zijn kunstlievendheid, Grande van Spanje, in zwart en goud - zoolang hij niet gekookt is? Zonder vrees of blaam vertegenwoordigt hij den Bouwheer, machtig door zijn macht, luisterrijk door den luister die afstraalt van den verren suzerein.

Wat den aannemer betreft, van wien wij 't hier moeten hebben, lijkt hij niet veeleer een sluipsche sidderaal, wiens getorst lichaam door de anemoontuinen kronkelt, beest om gestadig voor op te passen - men kan nooit weten: het is geladen!

Doch kijk! ook hij verschijnt met lauwers om de slapen. Van alle aannemers, die bij de inschrijving hun ‘briefjes’ zonden, is hij de verkorene, de aangenomen aannemer, de - het beeld dier waterwerelden laat ons niet meer los - de nieuwe haring, geboren onder een kroon van groen en oranjeboven.

Hij is het puik der aannemers, zooals de dokter die toevallig de eer heeft u te behandelen, lieve lezer, het puik der dokters is. Hij heeft, om tot den staat der

[pagina 29]
[p. 29]

uitverkorenheid te komen, geen steekpenning opgestoken, geen loenschen blik geworpen in de zwakke steeën des besteks, noch met de maten van het ontwerp gekonkelefoesd. Zijn metselsteen is gaaf, zijn hout gewaterd; door zijn uitzonderlijke deugden (vereenigd met de laagste inschrijvingssom) verbleeken alle andere inschrijvers ter plaatse en in den wijden omtrek, knoeiers en gannefen die ze zijn! Hij, daarentegen, inspireert vertrouwen en een gezamenlijken borrel.

 

Onder dien borrel begint het feest des gemeenen overlegs, de contrapunctiek van het bouwen.

Men licht den steen en de zee ligt open. Voorzichtig zijn de wantrouwige krabben teruggekrabbeld, de garnalen laten reeds hun tentakels avonturen uit de spleten. Dan komen ze ook, al gluipend, voor den dag waaghalzig van nieuwsgierigheid, en wat een schelpje leek, blijkt een zeeduvelskop, die snel een hap doet naar een stuipig dood zich houdende zeenaald. Het wolkend zand versmoezelt alles. Maar als de klaarheid doorkomt, leven de vroolijke beestjens ieder naar hun aard, de zon beschijnt de goeden en de boozen.

- Twee deelen scherp zand, zegt de aannemer listig, het laatste vochtje slurpend uit zijn glas.

Zij hebben 't over metselspecie, hij en de architect. Zij hebben 't over ‘baddings’, ‘hardgrauw’, ‘appelbloesem’ en over het ‘afrapen’ der fundeeringsmuren.

[pagina 30]
[p. 30]

De Bouwheer voelt zich blijtemoe gestemd, nu het eigenlijk zal gaan beginnen.

Minzaam beziet hij de blauwdrukken, op den salontafel uitgebreid, in een goedige poging het fijne ervan te snappen.

Hem is te moede of hij vader worden zal. Vader over kamers, badinrichtingen, veranda's, pergola's, garages.

En ook zijn gade, nogeens de glazen ingeschonken hebbend, den room der minzaamheid om de gecarmineerde lippen, zet zich neder als voor een kraambezoek: is het een meisje of is 't een jongen?

Zij mijmert van cosy corners en blauwe keukens.

- Dennen baddings! roept de aannemer uit, iets bazigs in zijn vuist die op de tafel valt.

- Vuren! beslist de architect, en weer is er iets over hem van een kreeft, die zijn scharen opent om toe te knijpen. Trouwens, die kracht is meer vertoon dan fut.

Dennen of vuren - wat raakt den Bouwheer dat? Hij ziet op het plan zijn schrijftafel, waar het verkeerde licht op valt, het licht van rechts.

- Als ik even opmerken mag.... waagt hij bescheiden.

Mevrouw knikt. Mevrouw is fier op haar echtgenoot, die zooveel verstand van bouwen heeft. Zeker, laat hij ook wat in 't midden brengen.

Men luistert met zichtbaar geduld en gaat weer verder over dennen baddings en scherp metselzand.

[pagina 31]
[p. 31]

- Hebt u gedacht aan mijn mooie eiken bank? vraagt de bedeesde gastvrouw. Eén meter zeventig - was het niet één meter zeventig, man?

- Komt in orde, mevrouw, komt in orde!

- Het is nog een bank, weet u, van mijn grootmoeder, zet de Bouwheer, vriendelijk uitleggend, in.

De Huisdame knikt.

- Al onze meubels zijn familiestukken. Dat is zoo aardig! Overal zit een herinnering aan vast.

- Deze zelfde tafel, waaraan wij zitten, is de tafel waaraan in het jaar zesendertig de grootvader en grootmoeder van mevrouw zijn getrouwd. Dezelfde tafel!

De tafel zwijgt als een oud dametje dat nieuwe menschen gepresenteerd krijgt. Maar deze menschen zeggen niets. Het zijn onbehouwen wezens.

Hoe anders had de Bouwheer zich dat voorgesteld! Iets van een vergadering van commissarissen, een erfenisverdeeling, een politiek onderonsje om Jan candidaat te stellen, gezellige Jan, Jan van alles. Iets van een vader met den aanstaanden schoonzoon, een doopvisite, den verjaardag van tante Bets.

In elk geval, iets meer van hemzelf, nu het lang gedroomde, als een ongeboren stamhouder omtroetelde Huis tot materialisatie komen zal.

Aan bouw-materialisatie had hij niet gedacht!

- Gasleiding driekwartduims.

- Driekwart! noteert de aannemer in zijn beduimeld boekje.

[pagina 32]
[p. 32]

- Denkt u om het bad? waagt de Bouwheer. U moet weten, ik heb een geyser gehad, die was prachtig, geheel van roodkoper -

- Zeker, zeker! legt hem de architect het zwijgen op.

De bedoeling was op te merken, dat de mooiste geyser het water niet verwarmt, wanneer de gasaanleg te weinig doorlaat.

- De heeren hebben te praten! stelt mevrouw verstandig voor.

Een langen tijd is het stil. De zeeduvel heeft een garnaal te pakken. En eindelijk vindt de Bouwheer het ook:

- Ja ja! - Als we de heeren eens alleen lieten, lieve?

Beiden staan op en wachten of er nog wat gebeuren zal. Zij zijn blijkelijk overbodig.

En als twee tantes, die met haar eigengebreide ‘bakkertjes’ te laat gekomen zijn bij den modernen boreling in zijn badkuip, verlaten zij de kamer.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken