Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Koning Adam (1921)

Informatie terzijde

Titelpagina van Koning Adam
Afbeelding van Koning AdamToon afbeelding van titelpagina van Koning Adam

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.78 MB)

Scans (7.63 MB)

ebook (2.96 MB)

XML (0.28 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Koning Adam

(1921)–Kees van Bruggen–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 12]
[p. 12]

III

Geboren in een vergleden droom, was Eva haar tijdeloos leven aangevangen temidden der rijpe oogsten van akker en woud. Waar zij haar handjes spelende strekte, reikten de ranken zwaarsappig ooft. Om haar leger geurden de naieve kamillen, die als kinderen zijn; de kwakers van den avond zeurden haar met hun verward vertelsel in slaap.

Zij strekte de armpjes naar de wolken, die dreven aan en dampten weder weg, en keerden met den nieuwen wind. Verwonderd zagen haar oogen hen bedrijven, zij plukte eene druif, die zij te eten vergat; in een verloren glimlach bezag zij het roode sap, dat wegdrupte van hare vingers.

En hoog-op lachte zij nog weer, zij klapte de handjes bijeen, haar lijfje sprong uit, als ging ze den hemel omhelzen.

Nu stond ze, wat moest ze? wat zou ze? Haha! Hahahaha! Dwalende achter haar pret, glipte ze een gouden horzel achterna, tot waar het gras in overrijken bloei hare speelsche voetjes sprenkelde, en zij nederviel, zwijmelend in de vochtige geuren.

Hier gleed zij glimlachend over in den slaap, zij ontwaakte in het duister, vriendelijke sterren blonken, uit de diepte van het bosch loeide eenig beest zijn verlangen uit.

Wat, nu, woù ze? Bij het schijnsel der sterren schemerden de grijze scheerlingen, er droop een cataract van gouden regen tot dicht bij haar hoofdje - zie! zij kon ernaar grijpen...... dáár, nee, dáár...... hoe donker nu...... au! van avondvocht dropen ze!

Kon ze nu ook de sterretjes grijpen? Die eene

[pagina 13]
[p. 13]

was dichtbij, ze had hem al in haar handjes. Maar het lichtje doofde uit...... liet ze hem maar weer gaan... daar schoot ie - recht naar zijn plaats terug.

Ze verveelde zich een beetje, rekte, geeuwde, begon te lachen, en sprong nog eens op; luchtig, sluipsch, de schoudertjes achteruit, schreed zij door het ritselende gras, de voetjes kleumend van dauw.

Onder de zilverwazen der maan gleed de schemerende beek. - Drinken? - Van den lagen oever kon zij scheppen met de hand...... alles begon te fonkelen, parelsnoertjes en zilveren schilfers. Zie, haar vijf gespreide vingertjes werden stralen in het water, dat gleed en glinsterde...... glippende zwaluwtjes en kronkelende, glimmende slangen... O dit was een spelletje, een spelletje...... plassende, roerende, graaiende door den watervliet, vergat zij wat ze was komen doen. Nu stil! Uit den bodem borrelden zilveren korrels...... nog meer, nog meer waar zij roerde...... ze regen zich hunkerend aan elkander, trosjes en ristjes die mekaar niet loslieten...... Sommige zwollen monsterlijk aan, tot ze niet meer konden en open moesten barsten in de maan. O, daar had dus de maan haar licht vandaan?...... Of waren dat de sterren?...... O gleden in windnacht de sterren als bellen naar mekaar toe, verdronken die in elkander, en was dat de maan?...... Of was de maan zoo'n gezwollen lichtbel - kijk wat 'n kanjerd! - opgeblazen tot hij berstte? Ha ha! als hij eens berstte, de maan!

Haar handjes roerden de lucht, of daar ook belletjes zouden komen. Maar de sterren bleven vast op hun plek, ze verveelden haar allang met hun strakke gekijk, voor hare oogen hield zij haar handjes om ze niet te zien, toen waren ze gelukkig weg.

[pagina 14]
[p. 14]

Al wat zij niet wilde zien, deed zij zoo weg met haar handjes, dat werd een grappig spel van zoo-zie-je-me, zoo-zie-je-me-niet! Ook was de beek verdwenen, de struiken, de steenen, de pad, die kol-oogend nieuwsgierig op zijn kluitje was komen zitten, nu en dan natte geluiden pompend uit z'n gezwollen balgje. De pad was er nooit alleen, eventjes verder zat nog een tweede, soms kropen ze naar elkander, dan aaiden ze mekaar met de kleffe handjes.

Zij had dat van andere beesten ook gezien, de katten rollebolden, het hert joeg achter de hinde op zijn dunne, snelle pootjes.

Verwezen zag Eva de donkerten in, en een ouwlijk trekje vloeide over haar gezicht. Wat had ze daar in de oogen? Zeker een spat van de beek, of het verradelijk leksel der wolken, die ineenen water worden konden. Even huiverde zij in den nachtwind, haar dunne witte schoudertjes rilden en zij zocht een gedekte plek voor den slaap, die lang, lang en onwillig, talmen bleef, terwijl zij peinsde en verlangde in een vreemde verwondering.

Eenmaal op een morgen meende zij een geluid van zeer verre te herkennen. Kon dit zijn haar eigen beklag, dat somwijlen uit haar zwol, het zuchten van haar zonderling verlangen? Welk verschalkend gedruisch, wind door de bosschen, beekgeruisch, of de luimsche echo, die zij wel kende, zond hare klachten terug?

Zij luisterde......

Terwijl Eva luisterde stond de wereld ademloos stil......

Sidderend, een zoekende stem, voer het aan van de beek......

Daar, immers, koerden de dubbele dieren...... daar blonk de hemel nog eens een tweede maal terug...... daar vond het landschap zijn wederhelft,

[pagina 15]
[p. 15]

als zag het zichzelven aan den anderen oever, de ritslende boomen, het schuifelend riet.......

Toen zij nu eindelijk was aan de beek gekomen, vergleed een schim langs den overoever. Midden door de gaarde, tusschen de hooge, bloemenheesters torsende rotsen, weien en rietmoerassen, sneed het levend water koppig zijn weg. Waar zich de oevers verhieven, rezen zij steil aan beide kanten, en waar de weide lag onder haar duizenden, duizenden margrieten en gouden boterbloemen, deelde haar de stroon juist doormidden, zoodat ze was als twee helften van een geheel. Door de schuimend opstapelende kruinen der hooge geboomten, had de rivier zijn ravijn gegraven. Maar de hemel ook stond even wijd gewelfd boven den stroom als hij er zonk beneden, daar zwommen de tierige witte windwolken, en alle hommels en vlinders en vogelen die er avontuurden, toefden om hun tweede zelf te zien en kussen toe te nippen in den plas.

Ja, daar was gewis zij zelve! In schuwe benieuwdheid naderde zij den oever. Zie je wel, 't andere naderde eveneens, het bleef staan wanneer zij stond, en het ging langs den oever waar zijzelve langs den oever ging. Verblijd daalde zij af om in het water zich te verfrisschen, en zag zich naderen, en toen heel dicht bij het in eigen behagen glunderend beeld.

Toch bleef ook de schim aan den oever...... Nog weer vernam zij den roep van verlangen, en schrikte en vlood in het bosch.

De zon ging omlaag, de zon ging omhoog, zij waagde niet meer zich in deze vreemde dubbele wereld.

Elken morgen beluisterde zij de stilte; op hun vliezen vlerken doorzoefden insecten het zwijgende bosch; zij onderscheidde het loeiend geroep van

[pagina 16]
[p. 16]

den tijger, den hollen geweldstamp der neushoorns, zij herkende den loozen lokslag van den koekoek en het zilvertwinkelend carillon der leeuwerikken.

Toch wist zij dat ééne geluid voor háár bestemd, het deed haar flanken rillen van verwachting, zij rok zich en bezag de glijdende schoonheid harer trillende leden.

Toen kon zij niet langer weerstaan, de toover trok haar naar de rivier, zij zag Adams bronstigen sprong, en smachtende dat hij haar toch vangen zoude, vlood zij de helling omhoog in het licht van den blinkenden hemel.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken