Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Koning Adam (1921)

Informatie terzijde

Titelpagina van Koning Adam
Afbeelding van Koning AdamToon afbeelding van titelpagina van Koning Adam

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.78 MB)

Scans (7.63 MB)

ebook (2.96 MB)

XML (0.28 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Koning Adam

(1921)–Kees van Bruggen–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 19]
[p. 19]

V

De wereld om Adam was groot, ontzaglijk vol vragen geworden.

Vàn zijn allereerste dagen, geleid door zijn lust, gelokt door hun zwangeren glans, het van rijpheid gistende sap, den zachten dauw, de belovende zwaarte, had hij de vruchten genoten, die alleweeg groeiden. Hij talmde niet lang en nimmer faalde zijn keus. Den harden honger had hij niet gekend, die in 't verzadigen waardeeren doet, den lust niet, die oefent tot fijner proeven en keuren. Zoo had hij geleefd op het toevallig geluk van zijn gebaar, zijnen sprong, zijn speelsche ingeving; hij kende de vruchten van zijn voedsel, maar wist hunnen vorm niet, hun kleur, den smaak van hun sap, de vastheid van hun vleesch.

Tot zijn troebel gebleven ervaring verhelderde opeenen nu hij voor Eva, voor Eva kiezen ging.

Waar hingen de heerlijkste noten, melksappig en malsch van kern? Welke der even schoone perziken, schijnend als floersige zonnen onder het glanzend loof, zou wel de zachtste, de zoetste, de geurigste zijn? Hoe kende men onder de gelakte kersen, berstend van den wijn, de weligste, door geen worm aangeknaagd, door geen spreeuw met fellen snavelsteek gewond?

Hij wrong zich in de vochtige, duistere spelonken van het loof, daar glansden geheimzinnig de zwammen, de frivole orchidee glipte met haar vogellijf de geheimste donkerten binnen. Aardbeien, bramen en frambozen gloorden er als nagloeiende lichten, 't rijpst gestoofd en gezwollen in de vochtige broeing der gewassen. In de boomen klom hij met

[pagina 20]
[p. 20]

vermetelen sprong - praalden daar niet de blozendste appels dicht bij den top? En aan de beek, waar de bodem zacht was en vochtig, groeiden de malsche pulplooze worteltjes.

In gelukzalige verwondering om al zijn doen, glansde de zoete Eva. Haar bijzijn omluisterde hem, hij ging in het aureool harer dociele veneratie als in een gouden bad. Enkel hém te vereeren scheen haar doel, en wel zoo nederig boog haar wezen voor hem neer, dat haar schoonheid zelf een offer werd aan zijn behoefte, haar te dienen in toegewijden zorg. Zelfs, plukte hij haar de gelezen vruchten, zij at ze in een nieuw ontlokene gracie van nemen en bewegen, - zoo werd zijn weldaad een geschenk aan hem, een verrukking, die zijn liefde voedsterde en hem aandreef in een gestadigen ijver tot haren dienst.

Haar voerende bij de hand, deed Adam zijne bruid opstaan, hij leidde haar door het land om haar alle dingen te toonen. Zoo wees hij haar de boomen en de zon, de schuwe schaduwen, die met het rijzen des lichts onder de kruinen schuilplaats zochten en eerst in het avond-worden te voorschijn slopen, fluisterende schimmen van den nacht. In de kleine wouden van varens en mossen deed hij haar knielen om de werelden te zien der geringe dieren, mieren en motten en kevers, en de stille vileinige spinnen, die hun netten alleweeg hadden uitgezet. Hij liet haar wandelen tot aan de beek; onder den schut der overhellende rots - het water was daar donker-doorzichtig tot den bodem toe - spiedden zij naar de zilver-schichtende vischjes, de bezige kevertjes, tollend rond hun lomp lichaam, het tooverig gezwalp der waterkleurige gewassen.

Eva, luisterend naar de sprookjes die het water ritselde, vroeg met geen woord - maar Adam zat vol vragen, waarop geen antwoord was. De beek

[pagina 21]
[p. 21]

ging en ging. Ze gleed over de evene bedding, en breidde zich uit in een spiegelend vlak, waar de oevers zich verwijdden, en liet zich nijpen tusschen de rotsen, ginds, waar 't geboomte in groene wolken zich stapelde tegen den hemel. Verreweg pletste de waterval op de steenen benêe. En de beek ging, ging, ging.

Eva luisterde, zij glimlachte toen hij haar vragen wilde, en hij zweeg.

Zij gleden in een tevreden slaap tot het heetst van den dag was geslonken. Eva voelde zich loom ontwaken, een zwaarte lag in haar leden, troebel was haar blik. Zorgend, schepte Adam water, hij koelde haar hoofd en haar handen, hij deed haar de druiven slurpen uit zijn hand.

Zinnende zat hij bij haar, en zij ried zijne zorgen, glimlachend praatte zij van alle losse dingen. Zij vertelde nog eens hoe zij, onwetend, naar hem had verlangd, hoe, vreezende, gehunkerd aan den oever der beek, wanend een tweede zelf ginder te zien; zij ook deed het verhaal harer vormlooze, doellooze in het onbekende tastende liefde. Bijen om honig uit, zóó hadden zij elkander gezocht.

Dan beiden lachten ze om hun bloode onwetendheid, hunne oogen vulden zich in elkander, zij kwamen zichzelf nu zeer wijs en wetend voor.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken