Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Koning Adam (1921)

Informatie terzijde

Titelpagina van Koning Adam
Afbeelding van Koning AdamToon afbeelding van titelpagina van Koning Adam

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.78 MB)

Scans (7.63 MB)

ebook (2.96 MB)

XML (0.28 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Koning Adam

(1921)–Kees van Bruggen–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 84]
[p. 84]

XXIV

Adam, de vader, boog in zichzelven.

‘Zeg mij,’ kloeg hij somber, ‘waarom het geluk verdampt en vergaat. Waarom de gloed der jeugd bekoelt en het licht ontluistert.

Zie naar mij!

Geen sprekende tong vertelt mij de sproke mijner geboorte...... in glanzen van feilloos geluk werd mijn ziel ontvangen en ving het leven aan.

De zon, toen ik verrees, begon te stralen voor de eerste maal, en de beek, toen ik luisterde, ving te ruischen aan voor allen; in den troebelen hemel viel open de klare maan, de sterren regenden ieder naar haar vaste plaats.

In den beginne was Ik. De aard met haar krieuwelend leven, het leven der wateren en het leven der luchten, was een tafereel van mijn geest. Sloot Adam de oogen, zoo was alles niet, luisterde hij niet met verrukte oogen, geen vogelhymne, geen windgeloei vond meer een doel. De vrucht verloor haar bekoring zoodra het mij inviel haar te versmaden...... wat beduidde het sap dezer zonzatte kers, haar malschte, haar glanzende zwelling, indien ik - zóó - haar van mij wierp in het gras of te pletter op de gesteenten! Ik wist - en de landouwen bloeiden, de heuvelen schaarden als wachters zich langs de beek, het zinlooze kreeg zijnen zin. Overal traden de dingen in hunnen regel, de ordenende geest was ik, het midden der werelden ik, doel, bestemming, oorzaak en verklaring waren ik. Zonder verwonderd vragen schiep ik mij den hemel en de aarde, ik genoot en handelde naar mijn welbehagen, ik bevolkte ze naar mijn lust. En

[pagina 85]
[p. 85]

uit de bron toog ik het beeld mijner gelijkenis, Eva uw moeder; door haar werd ik de kern der geslachten, een veelvuldig kroost welde uit mijn schoot.

Aan Eva's weligheid plukte ik velerhande vruchten. Kent gij den boom die peren en pompoenen draagt?

Vraag niet naar het anders-zijn van uwen broeder, naar uw anders-zijn, onderscheiden van hem!

Niet weten - o, niet te weten!’

Beiden bleven zwijgende in hun gepeinzen. Dan zeide Adam:

‘Leef den dag zooals hij komt en vraag niet! Leef de wereld zooals zij is en vraag niet! Luister naar de stemmen des nachts, maar beluister ze niet!

Het weten is onrust, verdoemenis...... Hoe, van afgunst verschroeid, heb ik Abel's onnoozelheid benijd!’

‘Gij!’ kreet Kaïn; gestoken. ‘Ook gij?’

Adam, gravend in zijn wroeging, zat verzwegen, en Kaïn beleefde den gruwel opnieuw.

Abel's verschijning had hem, zoo plotseling vóór hem waar hij loerde, van ontsteltenis doen verstijven. De schalmei in z'n hand, luisterend naar de verklinkende echo, waarin het geluid nog leefde, stond de broeder voor zijnen broeder.

‘Wat moet jij hier?’

‘Ik wandel, broeder, en ik pijp op het goed geluk der echo's. Luister.’

‘Ik heb anders te doen dan te luisteren.’

‘Waarom, broeder?’

O, hoe haatte hij dit nuttelooze geluk! Hoe, ook, benijdde hij 't den schoonen jongen, den jongergeborene met zijn meisjeslach en zijn zekere oogen. Hoe vermaledijde hij zijn triumfantelijk gelijk!

Want gelijk had hij, die zorgeloos ging - en

[pagina 86]
[p. 86]

zei het niet Adam? - nemende van den overvloed als een mier of een bij. Wat was hij, Kaïn, een lastdier bij hem! Hij zwoegde aan zijn onverklaarbare zorgen, aan de troebele raadselachtigheid van zijn wezen. In storm en kolkend geworstel was hij geboren: vader had het hem veelzeggend verteld, en moeder uit haar evene wijsheid geglimlacht - wat bedoelde zij? Waar haalde ook zij de zekerheid: - zijn leven immers was een worsteling en een storm!

Kaïn wist op Abels vraag geen antwoord en toornvlammend om zijn ongelijk, hief hij den knuppel, sloeg......

Hij zag Abel vallen.

Hij zag om en zag Abel vallen.

Van angsten achterjaagd, repte hij naar zijn huis.

Wat had hij gedaan? Waarom had hij het gedaan? Waarom had hij het gedaan! Leefde de jongen met zijn geluk hem in den weg? Duizendmaal, duizendmaal verdiende hij de liefde en de neiging der jongeren. Wat zou hem trekken naar Kaïn, hem? Voor wiens vreugd leefde hij? In troebelte van rampspoed gingen zijn schreden, de doornen ritsten zijn enkels, het pad zoog slikkig aan zijne zolen.

Wat, wat had hij gedaan?

Zonder een kreet, zonder een zucht was Abel's lichaam neergezegen in de struiken. Het viel niet zwaar, de takken vingen hem in hunne armen op. Een verwildering van geurende bloemen was om hem heen, daar lag hij bloesemblank gevleid in het wellustig groen, de schaduwen van den avond wademde hem toe.

Toch - Kaïn wist! Hij wist dat iets vreeselijks was gebeurd. De korte slag van den knuppel dof knalde in zijn gehoor...... geen geluid meer

[pagina 87]
[p. 87]

volgde...... geen kreun van pijn of angst...... geen roep om hulp......

Kaïn waakte op zijn leger, luisterend in den den avond. Eindelijk jammerde Eva's noodkreet.

Hij had gewacht...... gewacht!...... Dit was de verlossing. Eindelijk een antwoord uit de ellendige stilte zijner misdaad.

En het geklaag bleef, bleef in zijn ooren, die niet slapen konden. Moeder's erbarmelijke noodkreet kraste in zijn geweten, dat niet slapen kon.

Hoe verduurde hij 't tot den morgen! Bij het eerste lichten rees hij van zijn leger. Zien! Er bij zijn, wat het ook was!

Zoo stond hij schuldig voor de lamentabelen.

En zij, zij wisten op het eerste gezicht.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken