Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Koning Adam (1921)

Informatie terzijde

Titelpagina van Koning Adam
Afbeelding van Koning AdamToon afbeelding van titelpagina van Koning Adam

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.78 MB)

Scans (7.63 MB)

ebook (2.96 MB)

XML (0.28 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Koning Adam

(1921)–Kees van Bruggen–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 90]
[p. 90]

XXVI

Adam zag kinderen van zijn kinderen, hij zag dat zij schoon waren, en hij was nog niet een oud man. Hij zag kinderen van de kinderen zijner kinderen, in alle bocages waren zij als vogelen genest.

Wanneer hij niet versomberd neerzat in zijn raadselen, verheugde Adam zich in het leven. Hij voelde zich jong en vaardig, hij schuwde den wedloop met jeugdiger mededingers niet, en de prijs was niet zelden hèm.

Alleen Eva's blik verdriette, wanneer zij hem nakeek met verwijt en verlangen. Dan vertroebelde zijn ziel van schuld en de vreugd was bedorven.

Maar nog treffender sloeg zij hem wanneer, meestal, zij hem gelaten liet gaan, alsof 't haar niet raakte wat hij uitvoerde. In die uren hield zij hem met onverschilligheidsbanden vast, zijn kracht was gebonden, zijn lust in machteloosheid verlamd.

Hij meende zichzelven te zien als een kranige figuur, mansvast van wil, heerscher over allen die zijn kinderen en kindskinderen waren. Zijn domein overschouwend, voelde hij zich een keizer, machtig en geducht.

Dat kon nu niet altoos, overmits de zwakheid zijner zinnen. De schuchterheid die zich verbergt, de schalkschheid, lachende vliedend, lokten zijn lust. Schoone bloemen gaarde hij neuriënd verliefd in den glanzenden morgen, en de sappigste vruchten zamelde hij voor zijn huldigend geschenk.

Hij zocht de triumfante zelfviering van den zekeren overwinnaar. Ook, nog, bij Eva, zijne gade. Zij was, al kinderend, een matrone geworden,

[pagina 91]
[p. 91]

zwaar van bestel, liefst omleuterd van blinkende kleinen, dorstende naar haar borst. Uit de aarde gegroeid, kon zij in kaatsende zonnebrand gelukzalig zich wentelen met haar spartelend broed. Hare oogen waren zacht als melk. En zij leek, in zulk een staat, verzaligd haar wereld gevonden te hebben, kindermoeder, omrollebold van haar welpjes.

Dan Adam glimlachte minzaam haar toe, streelde beschermend haar blond, en de teedere hoofdjes harer lievelingen; hij voelde zich goed en mild, rijk als een gul schenker van weldaden.

Tegelijk wenschte hij dat zij zich hem onttrekken zou: het gemakkelijk bezit deed zijn begeerte verflauwen. Hij wilde zijn heerschappij, betwist, telkens bevestigen door de daad.

En onvoldaan om haar gelaten hulde, keerde hij zich van haar af.

Nauwelijks uit het zicht, begon hij te fazelen aan zijn zelfverwijt. Het was toch niet goed wat hij deed, en zij, zij liet hem maar begaan. Hield zij dan niet meer van hem? gaf zij om hem minder dan om de welpen, die toch hij haar geschonken had?

Hij keerde op zijn gangen terug. Hunkerend stond hij achter 't gebladerte toe te zien op haar welige moederlust. Soms dacht hij haar, zoo verjongd bij haar kleinen, weder jeugdig en slank als in den gouden tijd hunner bruiloft. Dichterlijk, in zijn verlangen, zag hij haar beeld zooals het toen, en nu weder scheen: de haren in vergulden val, zwierden om hare smalle schouderen, haar flanken ademend deinden, haar jonge lichaam glansde van begeerte.

Was zij nu gelukkig? Zonder hèm? Zonder den bruidegom, dien zij eenmaal in verzaliging had ontvangen?

[pagina 92]
[p. 92]

Zij dacht niet aan hem. Hij had vrijheid te gaan waar hij verkoos, te doen wat hij wilde.

In martelenden twijfel bleef hij toezien. Deze vrijheid was zijn keten! Waarom, bij de hand, hield zij hem niet tegen? Waarom, met smeekende oogen, verteederde zij hem niet, dat hij zoude blijven trouw bij zijn huis.

Hij begon haar te verwijten, dat zij hem niet te gaan verhinderd had. Hoe zou hij, fier, in het sterk besef van zijne zelfheerlijke meesterschap, haar hebben terecht gewezen!

Ja, dàn!

Tegen deze haar weeke gelatenheid kon hij niet op. Zij ontwapende zijn kracht, op tegenstand gescherpt. Weerstand was haar noodig als een voedsel, de reden zelf van haar bestaan - wat was kracht zonder tegenkracht om te worstelen!

Gemelijk liep hij heen. De fut viel uit hem weg, de zon stak, hij ging op eenen steen zitten murmureeren.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken