Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Koning Adam (1921)

Informatie terzijde

Titelpagina van Koning Adam
Afbeelding van Koning AdamToon afbeelding van titelpagina van Koning Adam

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.78 MB)

Scans (7.63 MB)

ebook (2.96 MB)

XML (0.28 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Koning Adam

(1921)–Kees van Bruggen–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 93]
[p. 93]

XXVII

Het geboomte ritselde, daar brak de duistere Kaïn door.

Adam meed zijnen zoon; hun stemmingen divergeerden; hij stelde vragen waarop geen antwoord was.

Kaïn voorkwam zijn vlucht; hij zette zich bij den vader; hij vroeg:

‘Vader, waarom heb ik Abel verslagen?’

Adam zag grimmig voor zich uit. Soms was hij Abel vergeten, soms drong de naam in hem op, met alle afschuwelijkheid, met alle raadselen daarmee verbonden. Angst greep hem wanneer hij daaraan dacht.

Adam meende te weten wat het leven was, met den dood had hij zich niet kunnen verzoenen. De dood was iets walgelijks en een raadsel. Want de doode Abel was vergaan; men vond bloemen op zijn aardplek, zooals er weliger groen uitschoot op de plaats waar een rund zijn mest had geworpen.

Maar dit kon toch Abel niet zijn geweest, die zong en verbeeldde! Hingen zijn lied en vertelsels niet nog onder de kinderen, zij zongen zijne wijzen, zij dansten op zijn maat, zij herdichtten zijn dichtselen als leefde hij nog onder hen, onzichtbaar aanwezig.

Wat deed de jongen te vragen!

‘Vader, vader, waarom heb ik Abel verslagen?’

Adam zag zijnen zoon in het gelaat. Zijn wezen was oud geworden, hangende zijn oogen, neergetrokken zijn mond. In zijn haren glinsterde het grijs, zijn flardige baard slierde verwilderd over zijn verbukte borst.

[pagina 94]
[p. 94]

‘Wist ik het! Wist ik het!’ kloeg hij in zijn radeloosheid. ‘Ik zou de gedachte kunnen verdragen indien ik begreep!’

En een vreemd waterkleurig licht schoot in zijn oogen.

‘Hij was goed, vader!’

Adam knikte. Hij was goed en schoon, Abel. Maar leek het niet of zijn goedheid en schoonheid gebleven waren? of datgene wat Kaïn verslagen had niet meer was dan een vat, een hulsel om den eigenlijken Abel heen?

Adam trachtte voor dit begrip woorden te vinden.

‘Kaïn, mijn zoon,’ sprak hij mild, de hand op zijn schouder leggende.

‘Abel leeft onder de kinderen. Ik weet niet of gij Abel verslagen hebt.’

Grimmig schudde Kaïn het hoofd.

‘Ik heb mij dat wijs gemaakt,’ zeide hij. ‘Ik heb mij daarmede geleurd en getroost, mijn wroeging gestild, mijn geweten gereinigd. - En al had ik niets doen verloren gaan, al ware mijn broeder nog in leven onder ons - maakt het verschil voor mij? Wat deed mij begeeren hem te dooden? Indien hij leeft onder de kinderen, zijn vertelsels en zijn schalmei, - zal dan ik niet leven onder hen als zijn moordenaar?’

Adam bleef stom van ontzetting. Voor het eerst zag hij in de schakelen der toekomst: de kinderen die weder kinderen kregen, en die opnieuw. En in twee sporen het lot van Abel onder hen en van Kaïn: de geloofde, gevierde, geprezene; de gedoemde, vermaledijde, gevloekte.

Hij fluisterde:

‘Onze begeerten? Van onze begeerten weet ik niets.’

Heftig vatte hem Kaïn bij de pols.

‘Gij antwoordt niet op mijn vraag!’ verweet hij.

[pagina 95]
[p. 95]

‘Zal ik nog leven, als de verworpene die ik ben?

Hoe lang?

Ik ken den weg des doods. Mijn knods kan treffen op mijn schedel, zooals hij Abel getroffen heeft.

Sta ik daarmede anders?

Zal men dan minder zeggen: “Kaïn was de moordenaar!?” Hij doodde zijn broeder, hij doodde zich zelf!?’

‘Hoe ontkom ik aan de roeden van die lange, lange rij? Zie, zij gluren mij aan, zij wijzen met de handen naar mij, zij schreeuwen: “Moordenaar!” “Moordenaar!”

Ik wil weten waarom? - Waarom was hij uitverkoren, ik verworpen?’

Adam zag terug in den donkeren storm, dien nacht toen zijn eerste zoon Kaïn hem was geboren. - Wie wist!

Maar hij sprak de gedachte niet uit. En ontsteld hoorde hij Kaïn hervatten, in razende zelfbeschuldiging.

‘Storm woedt in mijn bloed! Schichten verscheuren mijn hersens, blinden mijn geweten. - Vader, vader, waarom deed gij mij toen geboren worden!’

‘Wij weten niets,’ zuchtte Adam, geroerd tegen zijn gemelijken wil. ‘De vrucht brak bloedend open, - en moeder glimlachte.’

Een lange poos zweeg hij. Dan opstaande en heengaand, ried hij:

‘Mischien,... misschien weet zij.’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken